Schoon schip

‘Het zaad was reeds lang uitgestrooid en reeds ontkiemde het hier en daar. Door de oorlog werd alleen het tempo versneld. Ook in Nederland zette zich reeds vóór de 10de mei tegen de ontbinding en tegen het individualisme een nieuw gemeenschapsbesef door. Liberale economie, onvruchtbare klassenstrijd en eenzijdig godsdienstig-politieke partijgroepering, het waren evenzovele vruchten van het individualisme – en zij waren in Nederland een overwonnen standpunt. Althans onder de jongeren. In de Volkshogeschool van Bakkeveen, in de Groninger Gemeenschap, in Brabantia Nostra, in het Gemenebest, in het Bentveld-werk, de volkseenheidsconferenties van Woudschoten, de Friesche beweging, de beste jaren van het Dietsch Studentenverbond… werden ideeën gepropageerd en verwezenlijkt die met de verouderde opvattingen dikwijls lijnrecht in strijd waren.’

Zo stond te lezen in het blad De Unie van 26 januari 1941. De Unie was destijds de krant van de Nederlandse Unie, die streefde naar samenwerking met de bezetters met behoud van de eigen Nederlandse identiteit. Het zijn treffende woorden die geciteerd worden door Chris van de Heijden in zijn boek Grijs verleden. Tijdens de bezetting, en met name in de eerste oorlogsjaren, bestond er een groot grijs gebied tussen verzet en collaboratie. Velen zagen in de Duitse bezetter ook iets goeds. Bovendien was het hoogtijd dat de bezem er hier eens doorheen ging.

In de jaren voor de oorlog was er grote behoefde geweest aan maatschappelijke verandering. Iets van die verandering zouden de Duitse bezetters dan eindelijk teweeg kunnen brengen. Daadkracht, daar ontbrak het hier aan. Nu zijn dit soort gedachten zeer bedenkelijk. Maar dat is een inzicht dat bij nader inzien is ontstaan. De vooroorlogse vernieuwinsgbewegingen, waar de Nederlandse Unie op teruggreep, waren dezelfde geweest, waar later de gijzelaars van Sint Michielsgestel naar verwezen toen zij een blauwdruk ontwierpen voor het naoorlogse Nederland. Zo bezien lagen in het interbellum de kiemen voor een nieuwe samenleving ook in Nederland al klaar. Het Duitse nationaal-socialisme was geen Fremdkörper in Europa. Menigeen verlangde naar ‘een bezield verband binnen een organische volksgemeenschap’. Zo’n Nederlandse volksgemeenschap is er gelukkig nooit gekomen. 

En toch, als je de intentie hebt om alles wat ooit zwart-wit was te nuanceren in grijstinten – en Van der Heijden doet dat op indrukwekkende wijze in zijn hervertelling van de oorlogsjaren – dan ga je ongemerkt steeds meer grijstinten zien. Uiteindelijk wordt dan alles grijs. Ik weet daar alles van. Ik ben van na de oorlog, maar in de jaren dat mijn haren steeds grijzer en grijzer werden, werd het beeld van mijn leven steeds meer genuanceerd in subtiele schakeringen. Stilaan verdween het zwart-wit, maar daarmee ook het vergezicht, het grote verhaal. Alles werd grijs. Maar grote verhalen kennen geen grijstinten. Alleen goed en kwaad, good guys en bad guys. 

Op bovenstaande foto is het begin mei 2010. Even wegdommelen in de bus op weg naar Kroatië. De biografie van Slauerhoff van Wim Hazeu had ik mee voor onderweg. Philippus Breuker had me gevraagd om een lezing te houden op een symposium over Slauerhoff in november van dat jaar. Ik wist helemaal niets van Slauerhoff. Het kostte me zowat de hele zomer om alles te lezen wat hij heeft geschreven, en ook vrijwel alles wat er over hem geschreven is. Zo raakte ik een beetje verdwaald in het interbellum. Maar daar had ik beslist geen spijt van. Ik wist weinig van het interbellum, alleen wat uit verhalen van mijn ouders. Toen ik in 1947 op de wereld kwam, was veel weer gewoon bij het oude. Overal werden babyboomers geboren, een generatie die niet omzag maar vooruitkeek en het allemaal anders zou gaan doen. Hoewel?

Al dat geouwehoer over oorlog en interbellum… houdt dat dan nooit eens op? Ik hoor het u zeggen. En eerlijk gezegd, u heeft nog gelijk ook. Laten we het over iets anders hebben. Niks grijstinten, maar vergrijzing. De komende weken worden voor mij een tijd van terugzien en vooruitzien. Moedig voorwaarts, zo is het maar net. Onlangs hoorde ik iemand zeggen: ‘Ik ben in de pubertijd van mijn ouderdom beland.’ Zo voel ik dat ook. Een babyboomer in de nazomer van zijn leven. Zoals de pubertijd gekenmerkt wordt door een voortdurende strijd tegen het onvolwassen verlangen volwassen te zijn, zo voel ik me nu vaak heen en weer geslingerd tussen het volwassen verlangen om mijn leeftijd te aanvaarden en het onvolwassen verlangen om dat niet te doen. Ik ben zo oud als ik me niet voel. God, bewaar me. En trouwens, wat is beter: een puberende bejaarde of een bejaarde puber? Twee keer niks, zou ik zeggen. De mensen lopen langs mij heen. Ik blijf alleen Meester Prikkebeen. 

Ooit ben ik dit blog begonnen om alles nog eens op een rijtje te zetten. Het was bedoeld als een sentimental journey, maar ook het opmaken van een balans. Over twee weken word ik 76 en daar schrik ik wel eens van. Ik leef al heel lang, misschien wel te lang, denk ik dan. Zelfs de oorlog verdwijnt achter de horizon en daarmee ook de stilte van mijn jeugd, die alles met die oorlog te maken had. Na een lange reis door de tijd ben ik nu weer terug bij mezelf. Het gaat schemeren, maar de avond is nog lang niet gevallen. Het nieuwjaar zal weer komen. Een vuurpijl spuit de hemel in en Meester Prikkebeen heeft last van muizenissen in zijn baard.

Gisteren was ik een dagje naar Amsterdam. Een lange dag. Veel gezien. Ik ben zelfs nog even langs mijn geboortehuis gelopen. De verbouwing is nog steeds bezig. Daarna met Wim Roose en zijn vrouw naar Egmond aan Zee om daar zijn tentoonstelling te zien in een galerie. Nog even langs bij vrienden van hem in dat wonderlijke dorp aan zee, waar ik in februari 1966, lopend aan het strand, de zon zag doorbreken in een grijze lucht, nadat ik zijn verschijning wanhopig in gedachten had aangeroepen. Ik zag die zon  wegdrijven in een zee van muziek die zo wezenlijk anders klonk in die tijd. La Mer van Debussy bijvoorbeeld, die grammofoonplaat draaide ik zowat elke dag.

Onbestemde melodieën schoven dan over elkaar heen tot opeens in een paar ijle klanken de zon opging. De zon, ik had iets met de zon. Alleen de zon en de zee leken in staat mijn oceanisch gevoel te bevatten. Soms klonk er een liedje op de radio: ‘My love is deeper than de deepest ocean, wider than the sea.’ In die woorden leek alles samengevat. Ik voelde mij breder dan de zee. Het vermogen om vloeibaar te worden, om jezelf als een druppel olie te kunnen verwijden op de golven, om één te worden met alles in het zilveren gevoel van een onbewoond eiland, helder als een Paasmorgen….

Wim Roose gisteren in Egmond aan Zee

Ik heb gisteren veel geouwehoerd en op de terugweg in de trein dacht ik bij mezelf: waarom doe ik dit allemaal? Er is geen einde en geen begin. Ik nam me voor om de komende tijd wat minder met mezelf bezig te zijn. Maar ik vrees dat dit wederom niet gaat lukken. Veel te lange blogs dus, bereidt u zich maar alvast voor. Alles wat ik schrijf is tegenwoordig te lang. Teveel woorden. Vorige week kreeg ik een artikel terug dat ik geschreven had op verzoek van een tijdschrift-redactie. Te lang. Teveel woorden. Maar met minder kan ik het niet. Ik doe zoals ik het doe. En we doen wat we doen. Al is het waar, dat ik wel eens wat eerder een punt kan zetten. Ik zou het best willen. Zo’n punt. Ook wil ik wat meer dingen gaan afmaken. Schoon schip.

Ach ja, ik wil ook nog zoveel…

Als alles goed gaat met de fondsenwerving verschijnt in het voorjaar mijn nieuwe boek.  Als het aan mij ligt, zal dit niet mijn laatste boek zijn. Er moeten er nog een paar uit. Veel te dikke boeken en veelsteveel geouwehoer. Maar het moet van mezelf. Sorry, het is niet anders. Hoe dan ook, alle lezers van dit weblog wens ik een fijne dag toe. Vaarwel en tot ziens, misschien tot ziens. 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)