Een psychose in vijf bedrijven

1

Archibald Strohalm woont aan een plein waarop iedere zaterdag een poppenkast spel wordt opgevoerd door een zekere ‘Ouwe Opa’.  Het is niet moeilijk in de naam ‘Ouwe Opa’ een toespeling te zien op ‘God’. Strohalm (de laatste ‘strohalm’ voor de mens )  ergert zich mateloos aan dit kinderachtige poppenkastspel (Ik: het christendom?) omdat het uitgaat van een paar achterlijke, zogenaamde waarheden, bijvoorbeeld het hiernamaals. 

Twee vragen worden in het verloop van deze roman tegen elkaar uitgespeeld: ‘Bestaat er een hiernamaals? tegenover ‘Bestaat er een hiervoormaals. Volgens Ouwe Opa is de door hem gekozen weg van het hiernamaals de enige weg… ‘vroeger, nu en in alle toekomst’. Volgens Strohalm mocht dat dan misschien waar zijn geweest in de Middeleeuwen, maar nu niet meer.  

Om zijn gelijk te bewijzen gaat Strohalm met Ouwe Opa een weddenschap aan. Hij zal een spel schrijven dat wél overtuigt en de duisternis en ernst van Ouwe Opa ver achter zich zal laten. Het spel van Strohalm zal een nieuwe weg inslaan: de weg van het lachen.  

Diezelfde avond nog spreekt Archibald met de schilder Boris Bronislaw. Beiden fantaseren dan over een ‘groot werk’ waar zij overigens heel verschillend overdenken. De kunstenaar vindt dat je zo’n groot werk niet moet beschrijven, maar letterlijk moet dóen. Zelf zal hij dit in praktijk brengen door nog diezelfde avond bij zijn vrouw een een kind te verwekken.

 2. 

Archibald Strohalm aarzelt. Hij begint zich onzeker te voelen: ‘De indruk dat hij niet zelf handelde, maar gehandeld werd, kwam scherp in hem op: hij was geen onderwerp, maar lijdend voorwerp, zat in de vierde naamval, onderwerp in een lijdende zin ‘Hij is ook nog niet toe aan een ‘groot werk’ toe. Pas in de nieuwjaarsnacht zal het voor hem zover zijn. Maanden daarvoor, op de laatste dag van augustus, wordt hij overvallen door een uitzonderlijke ervaring in het bos: ….‘de explosie van de persoonlijkheid’. Een ervaring die hem van zijn keel tot zijn kiezen opscheurde.’ Plotseling voelt hij zich volledig samenvallen met een  oude kastanjeboom, die hij ‘Abram’ noemt. ‘Het was alsof hij er achterwaarts ingetrokken werd en in het hout stond.’ (…) ‘Kijk, ik word geboren! Au! Aum! Ik word geboren! Ik gebeur!’

De tijd zakt in elkaar. Die woorden veranderen in Strohalms mond. Als doden valt de betekenis van de woorden  af. De taal verandert van aard en de zinnen vullen zich met neologismen: ‘Goden en riolen in elkaar ontworden, vogels en vrouwen aan elkaar verzadigd, negers en sterren aan elkaar ontweten.’ Dit was het ware begin van zijn nieuwe leven. (Ik:  Een nieuwe levensfase die herinneringen oproept aan ‘het openbare leven van Jezus Christus’)

De explosie die zich dan in zijn geest aandient kan volgens de verteller van het verhaal het best worden weerspiegeld in een kleine verandering van zijn naam: Archibald Strohalm wordt voortaan archibald strohalm. Die sprong uit de naam werd al helemaal in het begin van de roman al aangekondigd: ‘En hij dacht: de sprong uit de naam, daar is het om te doen, de sprong in een nieuw en hoger veld van mogelijkheden: in een nieuwe naam.’

3.

strohalm (met een kleine s) wordt nu overstroomd door beelden en gedachten, en uiteindelijk krijgt hij een visioen. Hij ziet vogels die eieren laten vallen. Hij moet ze opvangen, want anders vallen ze kapot en dan komt er glibber uit of een dode vogel. Dan weer wordt zijn geest overspoeld door hallucinaties. Overal liggen dode vogels in een glibberige gelei, vooral in het park waar hij veel wandelt. Nu beseft hij at ‘het grote werk’ voor hem letterlijk ‘te doen’ staat. Er groeit in zijn hoofd ‘een wereldbeeld van ongekende chaldeeuwsheid’.  

Steeds meer eieren vallen uit de hemel vallen, zoals gedachten neervallen in zijn geest. strohalm probeert het bij te houden door aantekeningen te gaan maken, maar door de invallen op te schrijven maakt hij ze in feite dood. En als er teveel invallen komen, zo beseft hij, dan wordt deze stroom een bedreiging voor zijn geest. Die gaat eraan kapot, zoals ook de eieren, die hij niet op kan vangen en stuk slaan op de grond. 

Het is zaak de invallen op enigerlei wijze in zijn leven een plaats te geven. Zoals ook de invallende eieren in gedachten vertaald moeten worden. Slechts enkelmensen het gelukt om al hun eieren uit te broeden en alle die invallen daadwerkelijk te realiseren in hun leven. Het woord is dan  daadwerkelijk daad geworden (Ik: zoals bij de grote religie-stichters als Jezus, Mohammed en Boeddha). Dan verschijnt hem in een engel in de gedaante van een liggende naakte vrouw. Het is een geestverschijning die met een gevoel van angst gepaard gaat.

4. 

Om het ‘grote werk’ tot stand te kunnen brengen, kiest strohalm allereerst voor het isolement. Maar gaandeweg begint hij weer te verlangen naar de omgang met mensen. iIn een gesprek met Bronislaw komt de ‘weg van het lachen’ aan de orde. Dan gebruikt  hij de grappen en grollen in een tekst voor een poppenkastspel. Voor de tweede keer ontmoet hij H.W. Frets (omgekeerd: Sterf) , een zonderling die altijd achteruitloopt. Hij probeert een komisch toneelstuk te schrijven, maar is niet tevreden over het resultaat.

Frets is druk bezig met de bouw van een machine die de tijd terug moet laten stromen. strohalm noteert gedachten die hem van pas kunne komen :‘Boven is beneden als je op je hoofd staat’. En: ‘Waar is het vaste punt?’Hiernamaals, hiervoormaals…alles lost op in wederkerigheid. strohalm schrijft verder, hakt de knoop door en besluit dat zijn poppenkast de volgende morgen zal worden opgevoerd. Daarvoor brengt hij nogmaals een bezoek aan Bronislaw. 

Als ze samen onder de oude kastanjeboom Abram lopen, spreekt strohalm woorden die het ‘testament in doodsnood’ in herinnering roepen, dat Christus uitsprak in de Hof van Olijven. Het mag dan zo zijn dat hij waanzinnig zal worden, voor de mensheid is er geen weg terug. Het gaat om ‘de speurtocht naar de onbeperkte, nieuwe, levende mens’.

Op de avond voorafgaand aan de opvoering van het poppenkastspel, bekent Strohalm tegenover Bronislaw: ‘Ik word gek, Boris. Ik had ik weet niet wat kunnen zijn, maar ik word gek.’ Er voltrekt zich een splitsing in zijn gedachten. Hij wil strohalm zijn en tegelijk Strohalm zien. Boven zijn hoofd ziet hij nog een lichaam in wiens buik zijn eigen hoofd zit.

5. 

Als de dag van de opvoering is aangebroken is er kermis op het plein. strohalm gaat naar huis om zijn poppenkast op te halen. Het spel begint, maar op een enkele uitzondering na reageert het publiek zeer  afwijzend. strohalm doorbreekt daarna de basisregel van het poppenkastspel en laat zijn eigen hoofd tussen de poppen verschijnen. Dat leidt tot woedende reacties . strohalm wordt door een agent, die de orde probeert te herstellen, met een gummiknuppel op zijn gezicht geslagen. Hij zakt ter aarde. 

Het opgevoerde spel van strohal bevatte toespelingen op het boek De mythe van Sisyphus van Albert Camus (1942): een pop speelt met en stuk hout heen en weer, en een ander die er bij staat en wartaal uitslaat op een toon alsof hij de laatste geheimen heeft doorgrond. Het is de vergeefsheid van strohalm’s poging om ‘het grote werk’ te volbrengen. Dat was dan tevens het antwoord op de achterhaalde, christelijke visie, die Ouwe Opa in zijn poppenkastspel wilde verbeelden.

Toen strohalm zelf tussen de poppen verscheen, hield hij een onbegrijpelijke tirade die eindigde in wartaal. Uiteindelijk breekt ook de auteur zelf in binnen de tekst van de roman: ‘Iets dat in mij gek is worden, heb ik in jou uitgekotst’ (.) ’Je hebt me beter gemaakt, daardoor hou ik van je.’ 

De roman eindigt met een wonderlijk beeld dat aan de stal van Bethlehem doet denken. De hemel breekt open en er daalt van alles neer op de aarde. Bij een pasgeboren kind staan witte koeien te dromen

Reageren is niet mogelijk.