Mulisch & de cognitieve dissonantie

‘Allen dronken. Over zijn glas heen keek Akelei door het raam in de nacht. De hitte stroomde binnen. En de versiering hing roerloos. De tranen drongen in zijn ogen. Hij hield van de mensen – maar wat moest hij doen? Hij had ineens een overweldigend gevoel van geluk. Of misschien was het medelijden, en besef van de duisternis voorgoed duisternis, waarin zij waren. God betond niet. Een droom hing aan het kruis. Maar onder alle  puin was een gloeiend besef van te leven, in het heelal te zijn geweest.’

Dat schrijft Harry Mulisch in Het zwarte licht. In deze roman speelt de voorspelde ondergang van de wereld op 20 augustus 1953 een belangrijke rol. Kan het zijn dat Mulisch voor het schrijven van deze roman, die in 1956 verscheen, geïnspireerd werd door de door Dorothy Martin voorspelde ondergang van de wereld op 21 december 1954?  Dat vroeg ik me af bij het lezen. Het was een tijd van Koude Oorlog, nucleaire dreiging en angst voor apocalyptische gebeurtenissen. Dergelijke invloeden hebben mogelijk bijgedragen aan het ontstaan van het apocalyptische  element in Mulisch’s roman. Maar hoe zit het met het historisch feit, dat destijds daadwerkelijk voorspeld werd dat de wereld zou vergaan?  

In december 1954 was ik zeven jaar, en ik zat de eerste klas van de lagere school. Ik kan me deze gebeurtenis van het naderende einde van de wereld nog goed herinneren. Afgaande op wat Mulisch zelf over de ontstaansperiode van Het zwarte licht vermeldt zou het verband tussen historisch feit en literaire fictie er haast niet kunnen zijn. Op de laatste pagina van Het zwarte licht schrijft hij dat de roman is ontstaan tussen 1953 en 1955. Maar het  zou kunnen zijn dat de wonderlijke gebeurtenissen in december 1954, die destijds veel aandacht in de media trokken, toch een beslissende invloed op het ontstaansproces hebben gehad. In de Mulisch-commentaren lees ik er nergens iets over. Uiteindelijk besloot ik de vraag voor te leggen aan ChatGPT. Dit was het antwoord. 

Dorothy Martin, ook wel bekend als Marion Keech, was een Amerikaanse amateur-astronoom en sekteleider die beweerde dat de wereld zou vergaan op 21 december 1954. Ze voorspelde dat de aarde vernietigd zou worden door een grote overstroming, maar toen deze voorspelling niet uitkwam, paste ze haar verhaal aan en beweerde dat de “krachten van de planeet Clarion” de aarde hadden gered. Hoewel deze gebeurtenis niet directe invloed heeft gehad op de Nederlandse literatuur als zodanig, kan het wel een inspiratiebron zijn geweest voor schrijvers die geïnteresseerd waren in esoterische, religieuze of sektarische thema’s. Het idee van een apocalyptische voorspelling en de spanning die daarmee gepaard gaat, kan in sommige gevallen hebben bijgedragen aan het creëren van verhalen met vergelijkbare elementen in de Nederlandse literatuur.

Dat de voorspelling uiteindelijk niet doorging moet bij de aanhangers van Dorothy Martin tot wonderlijke gevolgen hebben geleid. Velen haakten af, maar sommigen bleven als echte wappies volharden in hun waanidee. Als je zo voortleeft in een waan krijg je last van de  onaangename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige overtuigingen. Dat wordt ook wel ‘cognitieve dissonantie’ genoemd. Ik vroeg aan ChatGPT of het niet uitkomen van de voorspelling van het einde ven de wereld op 21 december 1954 invloed gehad op het ontstaan van het begrip ‘cognitieve dissonantie’ ? Dit was het antwoord: 

De de voorspelling van Dorothy Martin en het niet uitkomen ervan hadden een significante invloed op het ontstaan en de ontwikkeling van het begrip ‘cognitieve dissonantie’. Dorothy Martin was een leider van een UFO-cultus genaamd The Seekers, die geloofde dat de wereld op 21 december 1954 zou eindigen door een grote overstroming. Ze beweerde dat buitenaardse wezens haar deze informatie hadden gegeven. Toen de voorspelling van Martin niet uitkwam, stonden haar volgelingen voor een psychologische uitdaging. Ze werden geconfronteerd met het feit dat hun sterk geloof in de voorspelling niet in overeenstemming was met de realiteit. Deze onverenigbaarheid tussen hun overtuigingen en de feitelijke gebeurtenissen creëerde een gevoel van cognitieve dissonantie.

Cognitieve dissonantie verwijst naar de ongemakkelijke spanning die ontstaat wanneer iemand wordt geconfronteerd met tegenstrijdige overtuigingen, attitudes of gedragingen. In dit geval hadden de volgelingen van Martin sterke overtuigingen in haar voorspelling, maar werden ze geconfronteerd met het feit dat deze niet uitkwam.Om deze dissonantie te verminderen, waren er verschillende manieren waarop de volgelingen van Martin reageerden. Sommigen pasten hun overtuigingen aan door te geloven dat hun intense gebeden en toewijding de ramp hadden afgewend. Anderen sloten zich aan bij nieuwe overtuigingen die door Martin werden gepresenteerd om de discrepantie op te lossen. Een derde reactie was om de gebeurtenissen te ontkennen of te rationaliseren, waarbij sommige volgelingen beweerden dat de voorspelling een test van hun geloof was.

Deze gebeurtenis werd later bestudeerd door de sociaal psycholoog Leon Festinger en zijn collega’s, die het begrip ‘cognitieve dissonantie’ ontwikkelden om deze tegenstrijdigheden en de mechanismen om ermee om te gaan te verklaren. Het onderzoek naar de reacties van de volgelingen van Dorothy Martin leverde waardevolle inzichten op in de manier waarop mensen hun cognitieve dissonantie verminderen door hun overtuigingen aan te passen, nieuwe overtuigingen aan te nemen of hun perceptie van de werkelijkheid te veranderen. Deze studie droeg bij aan de ontwikkeling van het begrip cognitieve dissonantie in de psychologie

Met dit gegeven voor ogen is het opmerkelijk dat ook de inhoud van de roman Het zwarte licht iets van doen lijkt te hebben met het begrip ‘cognitieve dissonantie’. De hoofdpersoon Maurits Akelei is 23 jaar lang niet zichzelf geweest. Hij is zelfs het besef van tijd kwijtgeraakt. De roman begint op 20 augustus 1953. Akelei is die dag jarig. Hij is 46  jaar geworden, maar precies de helft van zijn leven heeft de tijd stil gestaan, door het verlies van zijn geliefde. In feite gaat de roman over dit stilstaan van de tijd, die ineens weer gaat stromen zodra het trauma doorbreekt. Meteen daarna voltrekt zich de Apocalyps, waarbij niet geheel duidelijk wordt of die Apocalypse zich alleen voltrekt in het hoofd van de hoofdpersoon, of dat de hele wereld ook daadwerkelijk ten onder gaat… en de tijd daarmee voorgoed verdwijnt.

In Voer voor psychologen (1961) schrijft Mulisch:

 ‘En nu begreep ik het plotseling: het hele drama van Akelei was terug te brengen tot een drama van de tijd. Het is zijn verjaardag, hij vergeet hoe oud hij is, hij roept het verleden op, onafgebroken wordt gemeld hoe laat het is, Sebastian Brant wordt geciteerd: “Die Zyt die kumt, es kumt die Zyt”, het verhaal besluit met het “Laatste Oordeel”, wanneer er volgens Johannes op Patmos, “geen tijd meer” zal zijn. Ja, hij is als beiaardier, die muziek maakt op deze hele uren, zelf in een klok veranderd.’ 

Dat is de cognitieve dissonantie ten top. Je leeft in een tijd die niet jouw tijd meer is. De wereld was al vergaan, maar hij draait toch gewoon door. Dan manifesteren zich allerlei tegenstrijdige overtuigingen, attitudes of gedragingen… totdat de wereld echt vergaat. Tenminste, dat denk je dan. 

Zo bezien is ook het christendom een vorm van cognitieve dissonantie. Jezus van Nazareth voorspelde immers de spoedige komst van Gods Koninkrijk op aarde. Maar die voorspelling ging niet door. De voorspeller eindigde zelf aan het kruis, maar zijn gelovigen bleven volharden in dit waanidee. In Het zwarte licht parafraseert Mulisch een uitspraak van Nietzsche die ooit had beweerd, dat het christendom maar één echte gelovige heeft gehad en die stierf aan het kruis. Mulisch schrijft in Het zwarte licht:

‘En als het Oordeel komt vandaag, dan zal dat bewijzen dat er tenminste één was, die werkelijk geloofde, één, die werkelijk doodsbang was: want God is het geloof in God.’

Reageren is niet mogelijk.