Geertje van Oudheusden

In oktober 2008 overleed Geertje van Oudheusden. Ze werd 65 jaar. Geertje was al geruime tijd ziek. Ze had kanker. Toen ik een paar maanden daarvoor voor het laatst bij haar op bezoek was, zei ze dat ook meteen toen ik binnenkwam: ‘Je weet toch dat ik kanker heb?’ Ik begreep toen al, dat het niet zo lang meer kon duren. Ze zei de dingen altijd onverbloemd, precies zoals het was. Nuchter, zoals je over een stelling op een schaakbord spreekt. De toren was al opgegeven. De koningin werd bedreigd. Het eindspel bood geen perspectief meer. Mijn verzoek om een werk van haar te mogen opnemen in de tentoonstelling  De kleur van Friesland, kreeg een wat macaber reliëf door dit hopeloze vooruitzicht. Het zou een laatste afscheid worden in het Fries Museum.

Uiteindelijk besloot ik om twee gouaches van haar in de tentoonstelling op te nemen, niet omdat zij letterlijk de dood in de ogen had, maar omdat ik ter plekke opnieuw verrast werd door de kracht van haar werk. Al die grassprieten, een voor een geschilderd, met een minutieuze precisie en bovendien stuk voor stuk voorzien van een regendruppel. Daarnaast haar zelfportret, precies zoals het was, met scherpe contouren tegen een achtergrond van behang, dat zo echt leek dat het niet van echt behang te onderscheiden was. Geertje schilderde als een middeleeuwse monnik, dwingend, obsessief, de werkelijkheid plat slaand op het vlak, in een eindeloze herhaling, mediterend bijna als in een bezwerend ritueel. Ze behoorde tot een generatie die in de jaren zeventig naar voren trad. Het was een tijd van nostalgie, maar ook van vernieuwing. Terug naar de werkelijkheid, maar wel op een hele koele, formele manier, die juist in zijn uiterste consequentie ook weer heel persoonlijk en intiem kon zijn.

Ik vertelde haar dat haar werk me altijd een beetje aan dat van Jopie Huisman deed denken, en ik het ook naast zijn werk wilde ophangen. Geertje reageerde meteen enthousiast. Ze zei dat ze altijd grote bewondering heeft gehad voor Jopie Huisman. Ook al werd hun werk destijds heel verschillend gewaardeerd en binnen andere kaders geplaatst, ze hadden iets met elkaar gemeen. Achteraf wordt dat ook steeds meer zichtbaar. Op de tentoonstelling leek het zelfs of hun werk tot een zelfde stroming behoorde. De een Fries, de ander import. De een met gevoel en sentiment, de ander objectief en ogenschijnlijk afstandelijk, maar met eenzelfde spirituele verstilling en intense aandacht voor het detail

Zij had ook een kant die ik niet kende. Geertje kon heel goed schaken. Ze was lid van De Pion in Harlingen en daar ook voorzitster geweest. Lange tijd was zij de sterkste schaakdame van Friesland, een koningin in haar eigen domein. Langzaam trok zij zich terug haar eigen wereld. In haar eigen leven dat haar wereld was. De kunst werd voor haar steeds meer het leven zelf. Ze had niet zoveel behoefte meer om op de voorgrond te treden. Het leven zelf was haar al wonderlijk genoeg.

Bij dat laatste atelierbezoek zag ik twee grote tekeningen. Het waren papieren tafellakens, die ze maandenlang tijdens, en na de maaltijd, had vol getekend. Als gobelins van het leven zelf, langzaam, streepje voor streepje. Elke dag is er één. Elke dag is hetzelfde en toch ook weer anders. Dat was een simpele wijsheid die in de jaren zeventig post vatte bij een generatie die het alledaagse ongewoon begon te vinden. Het hier en nu was een onpeilbare leegte. Vreemd en afstandelijk en toch vol aanleiding tot verwondering, vooral in een land als Friesland, waar die vreemde leegte volop aanwezig was.

De jaren zeventig was de tijd van de grote invasie van kunstenaars uit de Randstad. Geertje en haar partner Jan kwamen uit Dordrecht, evenals Lode Pemmelaar en Eja Siepman van den Berg. Ze streken in Friesland neer, zoals zo velen in die tijd, in het voetspoor van Gerard Reve, die enige jaren eerder al zijn intrek had genomen in ‘Huize Het Gras’ in Greonterp. Geertje schilderde het gras, sprietje voor sprietje. Zoals zij het schilderde leek het of je het gras kon horen groeien. Het was het gras van Friesland, het land waar – zoals Martin van Amerongen later beweerde – achter elke graspol een kunstenaar woonde.

Geertje is er niet meer. Jan, Sies, Harmen en Lode  niet…. Een generatie sterft langzaam uit, de kunstenaars van het goede leven dat alleen hier in Friesland nog aanwezig leek. Het land van melk, gras en een onbesmette horizon, waar de BKR goed was en de huizen goedkoop. Geertje won in 1972 zelfs een proces om als kostwinner in de BKR te mogen. Met die overwinning haalde ze alle landelijke media en zelfs de Libelle, die een prachtige foto van haar afdrukte (zie boven). Het is een tijdsbeeld. Samen met Jan, die hun dochter op de arm heeft, staat ze daar voor de deur van hun huisje in Kimswerd. Als een icoon van een periode. Ze draagt een leren broek en een T-shirt met een pauw erop. Zelfbewust en eigenzinnig lijkt ze precies op de trotse gestalte die ze zelf talloze malen geschilderd heeft. Net als het gras, dat eindeloze gras dat in haar eigen wereld altijd groen was. 

Reageren is niet mogelijk.