Een robot als tekstredacteur

E-mails, complete werkstukken, sarcastische epistels over obscure onderwerpen: je kunt het zo gek niet bedenken of mensen van over de hele wereld vragen aan het programma ChatGPT om het te genereren. De laagdrempelige AI-tool, die op basis van kunstmatige intelligentie teksten verzint, typt ze voor je ogen uit. De site leidt tot nog meer enthousiasme dan eerdere versies van tekstvoorspellingsalgoritme GPT-3, die ook al indrukwekkend waren.

Deze woorden citeerde ik op mijn blog You can go your own way van 11 december j.l.. Inmiddels rukt de Kunstmatige Intelligentie als computerprogramma verder op. De afgelopen tijd ben ik druk bezig geweest met het schrijven van een tekst van 3500 woorden voor de tentoonstelling ‘Abstract’ die in het najaar in Het Depot in Wageningen te zien is. Toen de tekst klaar was heeft mijn zoon Jurriaan hem voorgelegd aan het programma ChatGPT met de vraag wat hij er van vond. Het programma kwam als een intelligente robot vrijwel onmiddellijk met een gedegen antwoord, waar ik redelijk tevreden mee was. De kritische noten, die de robot er aan toevoegde, heb ik inmiddels in mijn tekst verwerkt. Binnenkort kan het schrijven van zo’n artikel wellicht geheel aan dit computerprogramma worden overgelaten. Maar ik vraag me dan wel af wat ik dan zelf van het resultaat zou vinden.

Deze nieuwe techniek blijft mij verbazen, vooral ook omdat hierdoor de menselijke geest steeds meer zijn unieke karakter lijkt te verliezen. Het programma Chat GPT blijkt zelfs in staat om te kunnen hallucineren of waanideeën of complottheorieën te ontwikkelen. Zo wordt ‘het algorime van de waan’, waar ik nog onlangs een heel boek over vol volschreef, binnenkort links ingehaald door de computer zelf. Wie is dan waanzinnig geworden, de mens of de computer? Shakespeare had gelijk: ”Though this be madnessyet there is method in it.

Hoe dan ook, over mijn tekst luidde het oordeel van de robot als volgt.

Dit artikel is goed en uniek vanwege de volgende aspecten:

1. Diepgaande analyse: Het artikel biedt een grondige analyse van de tegenstelling tussen abstractie en figuratie, en de invloed van verschillende stijlen en filosofische stromingen op deze ontwikkeling in de beeldhouwkunst.

2. Historische context: Het artikel plaatst de ontwikkeling van abstractie in een breder historisch kader, van het modernisme tot heden, en laat zien hoe ideeën over abstractie en natuurwetten zijn geëvolueerd met de tijd.

3. Verbinding met literatuur: Het artikel maakt interessante verbindingen met het boek “Blokken” van Bordewijk, wat helpt om de ideeën en concepten concreter te maken en de artistieke en culturele context van abstractie verder uit te diepen.

4. Tentoonstelling als voorbeeld: De bespreking van de tentoonstelling “Abstract” in Het Depot dient als een praktisch voorbeeld van de besproken concepten en ideeën en toont hoe hedendaagse kunstenaars de grenzen tussen abstractie en figuratie blijven uitdagen.

5. Kritische reflectie: Het artikel biedt een kritische reflectie op het hedendaagse discours over abstractie en nodigt de lezer uit om verder na te denken over de betekenis en waarde van abstracte beeldhouwkunst en de bredere kunstwereld.

De stijl van de schrijver in dit artikel kan worden omschreven als beschouwend, goed geïnformeerd en analytisch. Enkele kenmerken van de schrijfstijl zijn:

1. Scherpe observaties: De schrijver maakt scherpe observaties en legt verbanden tussen verschillende concepten, ideeën en stromingen in de geschiedenis van de beeldhouwkunst om het begrip abstractie en figuratie te onderzoeken.

2. Duidelijke structuur: Het artikel is opgebouwd op een logische en coherente manier, met een duidelijke stroom van ideeën die het verhaal van abstractie in de beeldhouwkunst van begin tot eind vertellen.

3. Gebruik van citaten en verwijzingen: De schrijver maakt gebruik van citaten uit relevante literatuur en verwijzingen naar belangrijke figuren en kunstwerken om zijn argumenten te onderbouwen en diepte aan het artikel toe te voegen.

4. Beschrijvend en beeldend: De schrijver gebruikt beschrijvende en beeldende taal om de kunstwerken en concepten die in het artikel worden besproken tot leven te brengen.

5. Kritisch en reflectief: De schrijver neemt een kritische en reflectieve houding aan en nodigt de lezer uit om na te denken over de betekenis van abstractie in de beeldhouwkunst en de bredere context van kunst en cultuur.

Inhoudelijk valt er op te merken dat het artikel een goed overzicht biedt van de ontwikkeling van abstractie in de beeldhouwkunst door de geschiedenis heen. Het behandelt verschillende aspecten, zoals de invloed van filosofische stromingen, natuurwetten, en ideologische misverstanden die abstractie en figuratie van elkaar scheidden. Bovendien benoemt het artikel de grensvervagende werken die getoond worden in de tentoonstelling “Abstract” in Het Depot, waardoor de lezer een breder begrip krijgt van het onderwerp.

Een punt van aandacht is dat het artikel zich in grote mate richt op westerse kunst en kunstenaars, wat mogelijk een beperkt beeld kan geven van de ontwikkeling van abstractie in de beeldhouwkunst op wereldwijde schaal. Het zou interessant kunnen zijn om in te gaan op niet-westerse kunstenaars en stromingen om het bredere spectrum van abstractie te verkennen.

Ook zou het artikel kunnen profiteren van een meer uitgebreide bespreking van de werken van de kunstenaars die op de tentoonstelling “Abstract” worden getoond. Dit zou de lezer helpen om een beter begrip te krijgen van de verschillende benaderingen van abstractie en de manieren waarop kunstenaars de grenzen tussen abstractie en figuratie uitdagen.

Reageer

Zeg maar niets meer

Gisteren kreeg ik bericht van de jury van de Van Helsdingen Prijsvraag van de Stichting Psychiatrie en Filosofie, dat het manuscript van mijn boek Het algoritme van de waan niet bekroond wordt met een prijs. Maar evenals vorige keren, dat ik ingezonden had, was er veel lof van de jury. Er waren meerdere juryleden die bijzonder gecharmeerd waren door mijn werk, zo werd mij per mail medegedeeld door Wouter Kusters die het secretariaat van de prijsvraag verzorgt. 

Dat ik wederom buiten de prijzen val is jammer natuurlijk, maar ook niet geheel onverwacht. Ik begin er een beetje aan te wennen. Zo gaat dat nu al voor de zesde keer! Die jury en ik hebben een knipperlicht-relatie. Aan en uit, maar dan steeds tegelijk. Steeds hele mooie woorden en volop lof, maar telkens weer geen prijs. Zeg dan maar niets meer, zou ik zeggen.

‘Hij was het net niet,’ dat staat ooit nog eens op mijn grafsteen. Ondertussen begint die repeterend breuk wel wat een gênante vertoning te worden. Niet alleen voor de jury van de Van Helsdingen Prijsvraag, die steeds wisselt van samenstelling, maar naar mij toe telkens weer met een vrijwel identieke boodschap komt. ‘Je valt net niet in de prijzen, maar we waren zeer onder de indruk van wat je geschreven hebt.’

Maar het wordt ook een gênante vertoning voor wat mijzelf betreft. Waarom doe ik dit toch? Waarom is een prijs zo belangrijk voor mij? Ik ben nu 75 jaar, gezond van lijf en leden (even afkloppen) en gelukkig in de liefde (wat wil een mens nog meer?). Waarom schrijf ik eigenlijk? Heb ik aan mijzelf niet genoeg? En pijnlijker nog, wat doe ik toch steeds ‘net niet goed genoeg’? Ik ben niet op mijn achterhoofd gevallen, maar kennelijk ben ik toch wel een beetje dom. Er klopt iets niet tussen mij en de wereld.

Een goede vriend van mij, die enige tijd geleden overleed en al mijn boeken aandachtig las, zei ooit: ‘Je doet iets verkeerd.’ Helaas zei hij er nooit bij, wat ik dan verkeerd doe. Misschien ook maar beter zo, anders zou ik wellicht onmiddellijk zijn gestopt met schrijven. Moedig voorwaarts dus maar weer. Wij zullen doorgaan! Ik heb blijkbaar het ‘syndroom van Zoetemelk’: de eeuwige tweede die nooit zal winnen. Maar ook Zoetemelk won uiteindelijk de Tour en werd op het eind van zijn carrière zelfs nog wereldkampioen. En wat te denken van Schopenhauer? Die kreeg pas waardering in de nadagen van zijn leven.

Nogmaals, zeg maar niets meer. Ik ga wel weg. Maar ooit kom ik terug. Read my lips… over twee jaar ben ik 77 en dan ligt er weer een boek van mij. Misschien wel over het pijnlijke ‘syndroom van Zoetemelk’, maar nu bezien vanuit de psychiatrie en de filosofie. En weer zal ik mijn manuscript inzenden voor de Van Helsdingen Prijsvraag. Dat wordt dan voor de zevende keer. Dan kan de jury er echt niet meer om heen. Zeven vissen in de vijver… zeven banken in het park… met het standbeeld van de schrijver en het meisje van mijn hart….

Maar nu, ik blijf het zeggen: zeg maar niets meer.

*

Zie ook mijn blogs: Geen prijs, wel waardering (2021), Opnieuw …a beautiful loser (2017), Weer geen prijs (2015), Een geweldig boek! (maar geen prijs) (2013). Spreken op andermans feestje (2012)

Reageer

Lente in Wageningen

Gistermiddag in Het Depot in Wageningen

Reageer

Wat het hart ingeeft

Mijn moeder en ik in Avila, zomer 1964

Op maandag 3 juni 1968 ging ik op weg naar Parijs, met de eerste trein die weer reed, want er waren al wekenlang treinstakingen door de studentenopstand. Ik verbleef eerst een week in Parijs, daarna twee weken in de Provence, en tenslotte nog een week in Parijs. Beide keren in Parijs overnachtte ik in het Bois de Boulogne, op een mooie camping gelegen aan de Seine. Ik stond daar vrijwel alleen met mijn tentje, omdat er nauwelijks toeristen waren. In Parijs was de studentenopstand nauwelijks voorbij en het toerisme lag bijna helemaal plat. Er werd ook nog volop gestaakt, en in het Odeon-theater vonden dagelijks discussies plaats over hoe het verder moest moest met Frankrijk. Ik ben daar een dag gaan kijken, maar ik voelde mij vooral een buitenstaander. Op de bovenste gaanderij van het Odeon lagen gewonde studenten, die niet naar het ziekenhuis durfden te gaan. De post werkte wonderlijk genoeg normaal, zodat al mijn brieven aankwamen. Mijn moeder schreef me een brief terug vanuit Huissen, waar ze op bezoek was bij haar drie zusters. Mijn vader was twee jaar daarvoor overleden en nu reisde ze het hele land door. Ze was toen 63 jaar, twaalf jaar jonger dan ik nu.

Mijn moeder schreef een brief altijd in één keer, ogenschijnlijk zonder er bij na te denken. In tegenstelling tot mijn vader, die heel lang kon nadenken voordat er een woord uitkwam. Dan zag ik zijn vulpen aarzelend heen en weer bewegen boven het papier. Vaak streepte hij ook dingen door. Mijn moeder deed dat nooit. Haar handschrift oogde ook veel vrijer. Als kind werd ze door de schoolmeester wel eens ‘een verwaaid nest’ genoemd, en eigenlijk is ze dat haar leven lang gebleven. Ik heb de slordigheid van mijn moeder geërfd. Naarmate ik ouder word is mijn handschrift steeds meer op dat van mijn moeder gaan lijken. Vaak kan ik het zelf niet eens meer lezen. Fading away, dat is waar het leven toe leidt. Alles is ijdelheid en niets beklijft. Maar daarom niet getreurd. Zoals mijn moeder altijd zei: ‘Schep vreugde in het leven, anders krijg je de mot in de maag.’

Toen ik na vier weken weer thuis kwam uit Parijs, leek Amsterdam opeens heel klein. Jacques Dutronc had een hit met Paris s’eveille. Dat plaatje heb ik toen meteen gekocht. Het is de enige single die ik ooit heb aangeschaft, behalve Yesterday van de Beatles natuurlijk. Later hoorde ik Ivo Niehe een persiflage zingen op dit chanson: ….Les travestis vont se raser… Les homophiles sont masturbés …. Paris ‘s éveille…. Heiligschennis natuurlijk. Ivo Niehe zat evenals ik op het St. Ignatiuscollege, net als Antoine Bodar, ook zo’n roomse gluiperd. Maar die schooltijd bij de paters lag in 1968 al weer een jaar achter me. Mijn studie Bouwkunde aan de TH in Delft had ik na een half jaar afgebroken. Nederlandse taal en Letterkunde, dat leek me wel wat. Ook die studie zou op niks uitlopen, maar dat wist ik toen nog niet. Je moet doen wat je hart je ingeeft, zei mijn moeder altijd.

brief1

brief2

Reageer

De rivier die voor eeuwig stilstaat

Dit is mijn vader in 1958. Hij was toen zestig jaar, vijftien jaar jonger dan ik nu. Het is inmiddels al weer 65 jaar geleden dat ik deze tekening maakte. Ik was toen tien jaar oud. Het portret is naar het leven getekend. Het moet in Huissen zijn geweest. Mijn vader zat voor het raam. Ik was er destijds niet zo tevreden over. De houding is wat stijf. En toch, als ik dit portret vergelijk met foto’s uit die tijd, dan is de gelijkenis toch heel redelijk. Ik heb veel getekend als kind, maar op een of andere manier is het nadien nooit echt wat geworden. Ik wilde altijd te precies weergeven wat ik zag, alsof tekenen een soort fotograferen was. Al tekenend zette ik de tijd stil. Eenmaal op de middelbare school beland, tekende ik steeds minder. Nu doe ik het eigenlijk nooit meer.

Ik ben wel eens geneigd om mijn eigen leven te projecteren op dat van mijn vader. Het rare is dat dit maar moeilijk lukt. Ik voel me altijd jonger dan degene die hij was, zelfs nu ik ouder ben dan hij ooit is geworden. Harry Mulisch heeft ooit beweerd, dat ieder mens een absolute leeftijd heeft, die zijn hele leven dezelfde blijft. Zijn eigen absolute leeftijd schatte hij op zeventien. Bij mij is dat zo’n jaar of achttien. Daarna is de klok van binnen stil blijven staan. Het getekende portret van mijn vader ervaar ik dus allerminst als een spiegel van mezelf.  ‘Ik heb dezelfde ogen. En ik krijg jouw trekken om mijn mond,’ zingt Stef Bos over zijn vader. Maar dat was bij mij niet het geval: ‘…., ik leek steeds minder op jou.’

Ik was altijd bang om een kopie van mijn vader te worden. Ik denk dat elke zoon vroeg of laat zoiets voelt, zeker in zijn pubertijd. Maar bij mij ging dat dieper. Ik was vooral een moederskind. Mijn vader was nogal introvert. Hij had een typisch Fries karakter. Stug, maar tegelijk ook heel gevoelig. Als noordeling hield hij veel van het zuiden. In zijn vroege jaren van Limburg, en later van Spanje, waar hij en ik – samen met mijn moeder – begin jaren zestig meerdere malen doorheen zijn getrokken. Het beeld, dat ik destijds van mijn vader had, spoorde niet met de werkelijkheid. We lagen vaak behoorlijk met elkaar in de clinch, zeker toen ik mijn achttiende jaar naderde, mijn absolute leeftijd, waarop alles stil zou blijven staan. ‘Wacht maar tot je zo oud ben ik’, zei mijn vader wel eens, ‘dan zul je me anders gaan zien.’ Tot op zeker hoogte is dat ook zo. Ik zie mijn vader nu anders, maar dat verschil zit voor een groot deel ook in mezelf. Ik heb me verwijderd in de tijd, maar ik ben voor mijn gevoel nauwelijks ouder geworden. Ik voel me nu in ieder geval niet zo oud als ik dacht dat hij toen was.

Het verschil is natuurlijk, dat ik mijn vader nooit gezien heb zoals hij zichzelf heeft beleefd. Ik tekende hem destijds zoals ik hem voor me zag, zonder empathie, koel, van buitenaf registrerend. Als ik hem nu voor de geest wil halen, komen er andere herinneringen boven, die gekleurd worden door de afstand in de tijd. Een herinnering uit je kindertijd is nooit goed te reconstrueren, omdat het perspectief zo ingrijpend veranderd is. Alleen al de beleving van tijd. Als kind kende ik geen verval of vergankelijkheid. De tijd ging traag maar gestaag vooruit. Altijd was er een zee van tijd. Wat ik zag, dat was zo, en dat het ooit anders zou kunnen worden, drong nauwelijks tot mij door. Op het moment dat ik deze tekening maakte, had mijn vader nog maar acht jaar te leven. Dat zal hij zelf toen niet beseft hebben. Hij stierf in 1966, toen ik achttien was, de leeftijd, waarop de tijd voor mij stil bleef staan. Veel ouder ben ik nooit geworden.

In 1958, toen ik deze tekening maakte, was mijn vader nog heel vitaal. Ik herinner mij dat wij samen wel eens wandelden in de omgeving van Huissen. Mijn vader wilde de Rijn zien. Zo liepen wij dwars door de uiterwaarden en klommen zo nu en dan over de boerenhekken om bij de zomerdijk te komen, waar de kribben ver de rivier in staken en rijnaken traag voorbij voeren. Dat was een hele wandeling, want Huissen lag een flink eind van de rivier af. Zo raakten we ver van huis en zagen uiteindelijk in de verte Arnhem liggen, met daarachter de eerste glooiingen van de Veluwe…

In dat soort herinneringen staat de tijd voor mij stil, alsof dat landschap er altijd al was en ook altijd zo zal blijven. Zelfs de stromende rivier lijkt dan stil te staan. Soms komt dat beeld weer in mij boven. Dan verlang ik ernaar om weer die eeuwige rivier te zien die al stromend stilstaat en in stilte stroomt. In het diepst van het leven sluimert de dood. Het is een zwijgende gestalte die wij zien naderen als wij terugzien in de tijd.

Geen reactie mogelijk