Herinneringen aan Sies Bleeker

Sies Bleeker in 2012, in het Provinciehuis in Leeuwarden

Sies Bleeker was een trouw volger van mijn weblog. De laatste jaren van zijn leven was hij zelf ook behoorlijk actief op internet. Sinds 9 augustus 2013 waren wij ‘vrienden’ op Facebook. Toen ik zijn verzoek daartoe bevestigd had, mailde Sies meteen terug: ‘Zeg Huub. We hebben 31 gemeenschappelijke vrienden. Als dat maar goed komt!’ Zo nu en dan reageerde Sies op wat ik schreef, meestal als het iets te maken had met zijn eigen jeugd in Heerenveen. Over Thom Mercuur, Louis le Roy of Boele Bregman. Sies nam dan geen blad voor zijn mond. Op mijn een van blogs over Thom Mercuur plaatste hij bijvoorbeeld de volgende reactie.

Het verhaal van een deugniet

De protagonist van dit verhaal, aan te duiden met zijn initialen Th. M. is een schaamteloze opportunist. Volgens mij weet iedereen dat. Ik ken hem via Boele Bregman:  ”As ik em een hand geven heb, kiek ik altijd direct of ik mien trouwring nog wel om heb” en “as ie de deur út is dan kiek ik altied even in het keukenlaatsje of et tafelsilver der nog wel is”. We spraken onderling plat Heerenveens, een soort stadsdialect. “De snapst niet dat ie der altied met wegkomt”. ”De siest toch an die kop wel dat ie niet deugt?!” We bleven lachen. Vonden hem vermakelijk. De zestiger jaren. Dat zijn faam en acceptatie door het establishment zou kunnen leiden tot  een Koninklijke onderscheiding heeft Boele niet meer mogen meemaken, maar dat hielden wij wel voor mogelijk: “Misdaad loont”. Het spoor van niet teruggegeven bruiklenen, het verdwijnen van kunstwerken uit openbare collecties was voor ons geen nieuws. Het inzetten van stromannen bij transacties die het daglicht niet konden verdragen, getuigt van leepheid die nu nog min of meer sprakeloos maakt. En inderdaad mythische proporties heeft aangenomen. Aan de zijkant van zijn winkel/galerie in Gersloot staat Domela Nieuwenhuis afgebeeld, ”Us ferlosser”. In zekere zin is M. voor veel Friese kunstenaars een soort verlosser geweest, d.w.z. hij heeft geprobeerd ze een vorm van bevrijding uit het plaatselijke, Friese isolement te bieden. Museum Belvédère, de schoenendoos, is zeker een verdienste van de charmante deugniet. Het  blijft klein bier. Maar, daar heb je het dilemma, wat moet je met lui die van ‘s morgens negen tot ‘s avonds vijf braaf hun plicht doen en verder niets klaarmaken. Daar zijn er al zoveel van.

Sies was een trotse man met een flamboyant karakter en bovendien een belangrijk kunstenaar, wiens werk ik altijd op waarde heb weten te schatten. In mijn boek De kleur van Friesland (2008) besteedde ik er aandacht aan. Ook op de gelijknamige tentoonstelling, die ik in 2008 in het Fries Museum mocht inrichten, was Sies met werk vertegenwoordigd. En ook in mijn boek Reizen door de tijd (2005) als het gaat om zijn monumentale werk. Toen ik in 1977 in Friesland begon, stond het werk van Sies – ook landelijk gezien – hoog in aanzien. Hij kreeg grote opdrachten in het hele land, en had bovendien een goeie galerie – Collection d’Art – in Amsterdam.

v.l.n.r.: Sies Bleeker, Willem Winters en Thom Mercuur, Documenta IV, Kassel, 1968. (foto: Hylke Wierda)

4 april, 1980(3)0001

Documentatiemap Beeldende kunstenaars in Friesland. Uitgave: Fryske Kultuerried, 1972

Sies wist erg veel over de naoorlogse kunst in Friesland, vooral ook over Heerenveen, Boele Bregman, De Nachtboot, Laurens ten Cate, Mercuur, Sjoerd de Vries etc… Ik heb hem dan ook uitgebreid geïnterviewd als bron voor De kleur van Friesland. In 2012 zat ik nog samen met hem in de adviescommissie voor de kunstopdrachten in het nieuwe Provinciehuis. Dat was een goede gelegenheid om Sies nog wat nader te leren kennen. Ook heeft Sies het nieuwe Provinciehuis nog prachtig ingericht met kunstwerken uit de provinciale collectie. Dat kon hij heel goed. Ik heb die inrichting samen met hem op een middag bekeken. Dat voelde als een afscheid. Sies was toen al ernstig ziek. Ik vond het altijd lastig om over zijn ziekte te beginnen, maar zelf had Sies daar geen moeite mee.

Nog een reactie van Sies die ik terugvond op mijn blog. Dit keer over de portretten van Fedde Schurer en het onbegrip dat Schurer had voor moderne kunst.  Sies schreef toen:

‘Ja, treurige zaak. Boele had een grote bewondering voor Fedde. Had vanuit dat gevoelsmatige respect een prachtig portret van Schurer geschilderd. Een portret dat de” Mens” Schurer verbeeldde. Het portret had een soort van poëtische lichtvoetigheid en als zodanig was het ook niet gelijkend. Boele was teleurgesteld en zowaar zichtbaar verdrietig door deze afwijzing, ontkenning van zijn kunstenaarschap. Het werd voor ons duidelijk dat er vanuit de sociaaldemocratische hoek voor de kunst niet veel te verwachten was. Ach, die Schurer, hij werd bij ons thuis op handen gedragen. Hij was klant van mijn vader die schoenmaker was en ik weet zeker dat ik zijn schoenen meermalen heb gepoetst. Het is ook best mogelijk dat hij zes tenen heeft gehad.’

De laatste mail die ik van Sies ontving was van 18 februari 2014:

Dag Huub,

Misschien zijn bijgaande artikelen in de Friese Koerier uit, let wel, 1965 interessant voor jou. Gisteren kwam in jouw weblog Louis nog aan de orde. Hij heeft op verzoek van de toenmalige redactie, Boltendal, Schurer, een boekbespreking ingebracht. Misschien heeft hij dit artikel wel op eigen houtje voorgesteld. Hij was zoals je weet een rabiate anti-modernist. In de 50-er jaren was hij mijn tekenleraar op de H.B.S. Heerenveen. Hetzelfde geldt voor mijn twee jaar jongere broer Hans. Hans studeerde in 1965 in Amsterdam en deed interviews met kunstenaars zoals Metten Koornstra en b.v Fred Carasso voor de Friese Koerier. Later zakelijk leider van BEWTH geworden en verder actief in culturele instellingen in de stad. Nog weer later, op verzoek van Aad Nuis, werd Hans [het intellect binnen onze familie] directeur van de Hoge School van de Kunsten in Arnhem. Het artikel betreffende het te bepreken boek ‘Schizofrenie en Kunst’ in de Friesche Koerier van de hand van Louis is hem, mijn broer, in het verkeerde keelgat geschoten en Hans heeft daar dan ook adequaat op gereageerd. Louis heeft zich in ieder geval voor zover ik weet, publiekelijk nooit weer ingelaten met uitspraken zoals gedaan in zijn artikel in de Friesche Koerier. Groeten en veel leesplezier.

Mijn antwoord aan Sies luidde als volgt:

Beste Sies,

Hartelijk dank voor deze artikelen. Heel interessant. Ik ga het lezen. Ik heb nooit geweten dat Le Roy zich voor schizofrenie interesseerde. Le Roy was inderdaad een rabiaat anti–modernist. Zijn rode lap was Mondriaan. Toch was hij zelf in zekere zin ook een kind van het modernisme, zeker gezien zijn bijna utopisch vooruitgangsdenken. Ik zou hem dan ook eerder een ‘anti-moderne modernist’ willen noemen. Nogmaals dank en alle goeds.

Huub

Daarna kwamen er geen mails meer van Sies in mijn mailbox. Hij overleed op 5 mei 2014, op Bevrijdingsdag. Zo had hij het zelf bedacht. De dood moet voor hem een bevrijding zijn geweest. Sies was een Fries. Hij sprak ook Fries. En toch had hij iets wat ik nooit goed kon rijmen met Friesland en de Friezen. Die  grandeur van hem, die bravoure, dat grote gebaar, dat absolute geloof in de kunst. Maar misschien ligt dat ook wel aan mijn eenzijdige beeld van de Friezen. Gekoesterde miskenning kende Sies niet. Hij wist wie hij was en liet dat ook graag aan anderen weten. Eigenzinnig, scherpzinnig, zelfverzekerd en vooral trots. 

(Zie ook mijn blog: Belvédère, I love it!)

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)