Hol als een cactusplant

Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding?  Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” Dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.

Deze woorden uit het Evangelie van Mattheüs (hoofdstuk 6: 25-3) geven de kern van het christendom weer. Die kern is de onthechting. Bekommer je niet om wat mogelijk te gebeuren staat, maar leef ten volle in het ‘hier en nu’ in de wetenschap dat de mens verlost is. In feite raakt het christendom hier aan de onthechting die ook in boeddhisme en zenboeddhisme voorop wordt gesteld. Maak geen plan. Stel jezelf geen doelen. Ga dwalen in het veld. Kijk naar de vogels, ze doe niet anders. De doelgerichte intentie is de grootste blokkade voor het vinden van het geluk. Maar hoe kun je leven, zonder jezelf een doel te stellen?

En toch, als je niet weet hoe te leven, hou dan op om naar een doel te vragen. Daar waren de boeddhisten in het Oosten al lang achter gekomen. Vraag niet waarom, laat staan waarheen, maar volg de weg die je te gaan hebt, zoals in deze fraaie dialoog tussen een leerling en zijn zen-meester tot uiting komt.

Leerling: Toon me de weg

Meester: Heb je ontbeten?

Leerling: Ja

Meester: Ga dan heen en doe de vaat

Misschien is onthechting wel de kern van elke religie. Misschien had de vrouw die mij uitnodigde om alles achter me te laten en het vliegtuig naar Bangkok te nemen dan toch gelijk. Misschien is het ware leven hier op aarde inderdaad een leven zonder verleden en zonder toekomst. En misschien had ik dan toch ongelijk toen ik beweerde dat het er in het leven primair om gaat de dood onder ogen te zien, want alleen dan zou een authentieke vorm van leven mogelijk zijn: een leven met een toekomst en met een verleden.

Hoe verhouden die twee zich tot elkaar? Moet je leven in het ‘hier en nu’ of een kiezen voor een leven met een toekomst en een verleden? Of is het geen van beide? Maar dat kan niet, je moet kiezen tussen die twee. Je kunt ook niet een beetje zwanger zijn. Het dilemma dat zich aandient is onontkoombaar. Moet je de dood ten volle aanvaarden om echt te kunnen leven? Of moet je de dood juist ontkennen en jezelf overgeven aan een leven in het ‘hier en nu’ ? 

In zijn boek De ontkenning van de dood (1973) beweert Ernest Becker dat de mens een dualistisch wezen is. Hij is zowel een geestelijk ‘zelf’ als een sterfelijk lichaam dat deel uitmaakt van de wrede natuur. Een mens is ‘een god met een anus’, zoals Becker het noemt. Hij isvoortdurend op de vlucht, om roem en erkenning te verkrijgen bijvoorbeeld, en ondertussen is hij gedoemd om te sterven en door de wormen te worden verslonden.

In dit boek wordt alles wat Freud bedacht heeft op zijn kop gezet. Wat Freud seksualiteit en drift noemde is bij Becker de dood en de angst daarvoor. Alles is doodsangst, zo zou je dit boek kunnen samenvatten, en het antwoord van de mens op zijn doodsangst is de heroïek. Hij wil de held uithangen om daarmee de dood voor even te ontkennen. Geestelijke gezondheid is een illusie. Het is hooguit een geslaagde neurose om de dood op afstand te houden.

God daarentegen is geen illusie, zoals Freud beweerde, maar een symbolisch beeld als antwoord op de dood. God verdwijnt daarmee niet in een afgrond. Hij gaat met die afgrond samenvallen, zoals dat ook bij de filosoof Kierkegaard en de theoloog Tillich gebeurde.

Dat is een oneigentijds geluid. Wie gelooft er tegenwoordig nog in God? Mijn generatie beleefde een tijd waarin de religie eerst ongeloofwaardig werd, daarna   gaandeweg verdorde en uiteindelijk geheel uit het dagelijks leven verdween. Dat begon al in de jaren zestig, in een tijd dat de spiritualiteit juist rijkelijk ging stromen in een verdwaasde hippie-cultuur en de oosterse renaissance van Bagwan-aanbidders en de transcendente meditatie van Maharishi Yogi. Iedereen leek te gaan shoppen op de spirituele markt van welzijn en geluk. Men rijpte zich rot, gaf zich over aan sensitivity training of koos voor het braakliggend terrein van de eigen seksualiteit als hedonistisch panacee voor emancipatie of spirituele zelfexploratie. 

Dat is een tendens naar individualisering die nog altijd niet ten einde is. Het zet zich voort in onze tijd van mindfulness en neoliberalisme. Kies voor jezelf.  Kies voor je eigen vrijheid. Je eigen hart is alles… en tegelijk ook hol als een cactusplant.

Reageren is niet mogelijk.