De terugkeer van de Verlosser

Gisteren kreeg ik een zeer interessant artikel toegestuurd van Jan de Boer uit Frankrijk. Het verschijnt zaterdag a.s. in de Leeuwarder Courant. Ik zal de inhoud niet verklappen, maar het fenomeen, waar hij over schrijft, is hier in Nederland ook al in het nieuws geweest, dus voel ik mij niet bezwaard om alvast een voorbeschouwing te geven. Jan woont in het appartement Aude dicht bij Carcassonne. Vlak bij hem in de buurt ligt de berg Bugarach en het gelijknamige dorpje. Boze tongen beweren dat hier op 21 december a. s. het einde van de wereld een aanvang zal nemen. Er zullen UFO’s neerdalen en op YouTube zijn filmpjes te zien van UFO’s die al eerder in de buurt van deze berg zijn waargenomen. De burgemeester heeft onlangs het hele dorp afgesloten voor de buitenwereld, want hij is bang voor calamiteiten, niet zozeer het einde van de wereld, als wel een collectieve zelfmoord van de gelovigen, sekteleden of wie het verder ook moge zijn die hierop afkomen.

Het schijnt allemaal iets met New Age te maken te hebben, maar ook met de legende van de Katharen. De berg Bugarach is nauw verbonden met het mysterie van Rennes-le-Chateau en er zou een belangrijk ‘mystiek weten’ in deze omgeving verborgen liggen. Ikzelf ben niet zo gevoelig voor dit soort doemverhalen. Ze doen me altijd sterk denken aan het stripverhaal ‘Kuifje en de geheimzinnige ster’, waar al op de eerste bladzijde een oude man met een gong het einde van de wereld aankondigt. Ik kan me nog goed herinneren dat eind jaren vijftig de wereld ook zou vergaan. Drommen mensen trokken zich toen terug op de Mont Blanc, omdat zij meenden dat zij daar gered zouden worden. De UFO’s zijn toen nooit verschenen en zullen op 21 december ook wel verstek laten gaan. Maar in deze tijd van internet en sociale media kan het natuurlijk zomaar uit de hand lopen. Voor je het weet heb je een hype waar alle gekken van de wereld op af komen.

De jaren vijftig waren het decennium van de UFO’s. Zelfs Jung schreef er een boek over, dat in 1958 verscheenHij zag in de vermeende UFO-waarnemingen een projectie van een archetype uit het collectief onbewuste. Die projecties zijn van alle tijden, maar zoude zich alleen manifesteren als daar aanleiding toe was. Maar wat was de aanleiding? De Koude Oorlog? Een gevoel van  naderende ondergang?  Het besef dat God nu echt morsdood was? Waarom zagen mensen opeens overal UFO’s? Dat was de vraag die Jung zich stelde, en waar hij slechts heel moeizaam een antwoord op wist te vinden. UFO’s, zo beweerde hij, zijn imaginaire projectiedragers van wat de menselijke geest letterlijk in de ruimte projecteert. Deze als werkelijk waargenomen objecten krijgen dan plotseling een geheimzinnige lading, iets wat Jung ‘het numineuze’ noemde, het heilige. Dat is een geheimzinnige macht die de menselijke geest te buiten gaat.

Hierdoor krijgt datgene, waar de projectie zich op richt, een bijzondere macht over de menselijke geest, waardoor het geprojecteerde weldra kan uitgroeien tot ‘een kosmische redder’, een Verlosser, een Messias. Het fenomeen van de UFO ligt dus in feite verankerd in de kelders van de menselijke psyche, maar het is ook het product van een gemis. Als een mens van zijn mythen wordt beroofd, gaat hij zijn eigen mythen opnieuw creëren. Een mens is immers niet een product van de moderne natuurwetenschap,die hij recentelijk heeft gecreëerd, maar een product van een lang en mythisch verleden, waarvan de sporen verankerd liggen in de diepste lagen van de geest. Religie is archeologie. Er bestaat zoiets als een psychische grondlaag, een geologische structuur van de geest die wij allen gemeenschappelijk hebben. UFO’s ontstaan in de lucht, als de psychische grondlaag wordt genegeerd.

Maar had Jung daarmee het fenomeen van de UFO’s ook afdoende verklaard? Hij combineerde zijn leer van de archetypen met de freudiaanse projectieleer. Die projectieleer suggereert begrip, terwijl nergens zozeer begrip afwezig is als in de verbanden die de projectieleer legt. Het fenomeen ‘projectie’ is een kunstgreep die ooit door Freud was bedacht als het gaat om God. God zou een  een projectie zijn van de menselijke geest, een illusie, een fantoom van een wens, een substituut voor ‘de verloren Wet’, de oervader die ooit vermoord was. Een substituut ook voor de echte vader die het kind dood had gewenst in zijn oedipale fantasieën. De projectietheorie verklaarde alles. Met deze kunstgreep was ‘God de Vader di in de Hemel zijt‘ te reduceren tot een fata morgana, een luchtspiegeling, die zijn oorsprong vond in de projecterende psyche.

Wie eenmaal in het web van deze kunstgreep verstrikt is geraakt, komt daar nooit meer uit. Dat had Fokke Sierksma als geen ander ondervonden. Twee jaar voordat Jung zijn boek over de UFO’s het licht deed zien, publiceerde hij zijn opus magnum: De religieuze projectie. Een antropologische en psychologische studie over de projectie-verschijnselen in de godsdiensten (1956). Daarmee nam hij afscheid van Jung en bekeerde hij zich tot Freud. Vijf jaar daarna, in 1961, schreef Sierksma Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dat boek is in feite een antropologische extrapolatie van de  freudiaanse projectietheorie. Het verschijnsel Messias of Verlosser was volgens Sierksma primair een antropologisch fenomeen. Het kwam vooral voor bij gesloten gemeenschappen die hun eigen ondergang zagen naderen. (Heeft Friesland al een nieuwe Verlosser?)  Het idee dat het einde van de wereld aanstaande is, is dus intrinsiek verbonden met de verwachting van een Messias.

In zijn roman Elementaire deeltjes (1999) voorspelt van Michel Houellebecq een gebeurtenis van apocalyptische strekking die in het jaar 2013 zal plaatsvinden. In dat jaar zou de mensheid voor de keuze komen te staan om zichzelf op te heffen en plaats te maken voor een nieuwe, onsterfelijke en ongeslachtelijke soort die het individu en de verwording achter zich laat. Waar zijn trouwens de Raelians gebleven, waar Hoellebecq zich door liet inspireren? Dat was een religieuze sekte die eind jaren negentig van zich liet spreken in de aanloop van de millenniumwende. Zij waren er van overtuigd dat het leven op aarde te danken is aan het werk van buitenaardse geleerden, die weldra terug zouden keren. Nooit meer wat van gehoord.

Wie weet hebben al die apocalyptische doemdenkers allemaal toch een beetje gelijk, zonder het zelf te weten. Op 21 december aanstaande voltrekt zich niet het einde van de wereld, maar keert de Verlosser terug op aarde. Vier dagen voor zijn eigen verjaardag, hoe kun je het mooier bedenken? Alleen niemand zal hem herkennen. De Verlosser loopt misschien al een tijdje rond, in de Kalverstraat in Amsterdam of op de Nieuwestad in Leeuwarden. Maar niemand ziet hem. ‘Wees voorzichtig, het is vandaag de geboortedag van de Verlosser. Bijna iedereen die je tegenkomt zal dronken zijn.’ Zo luidt de laatste zin in de roman The Genius and the Goddess (1955) van Aldous Huxley.

Terwijl het vermoeden, dat we God niet meer nodig hebben om onsterfelijk te worden, steeds meer de trekken aanneemt van een onontkoombare waarheid, neemt bij het naderen van de limiet het verlangen alleen maar toe naar het opnieuw verschijnen van transcendentie. Achter de ultieme ontkenning van God in de maakbaarheid van de mens, zou een nieuwe gestalte kunnen oprijzen. De gestalte van een God die uit zijn eigen as herrijst na vier eeuwen geleidelijke ontbinding. God als een epifanie van het absurde. Een God die uit het niets weer tevoorschijn komt bij de complete omslag van een systeem dat zich ver uit balans bevindt. Dit bijna onbestaanbare verlangen naar de aanwezigheid van een afwezige God, blijkt zich juist in de hedendaagse verbeelding van de ondergang van de wereld misschien wel het meest openlijk te manifesteren.

We beleven een tijd waarin sciencefiction werkelijkheid wordt, het einde van de tijd van de wetenschap. Dat wil zeggen, de wetenschap, die zich als zodanig voordoet, loopt op zijn eind, om plaats te maken voor de verbeelding van wat technisch nog niet mogelijk is, maar op zijn minst volgens de wetenschap denkbaar kan zijn. Zoals het downloaden van bewustzijn in een computer of het doen verdwijnen van het lichaam in cyberspace. Als we sommige wetenschappers mogen geloven, zijn we weg naar een wereld die ook het lichaam uiteindelijk zal ontkennen, zoals eerder de ziel is ontkend. Zo ben ik uiteindelijk op zoek gegaan naar de nieuwe vindplaatsen van transcendentie. Naar het sublieme moment van genade dat buiten het verlangen zelf zou bestaan. Naar een paradijselijke oertoestand, een soort pre-oedipaal nirwana, dat voor de geest toegankelijk is, niet alleen in de diepste ervaring van het lichaam zelf, maar ook buiten de grenzen van het lichamelijk bestaan.

Zo raakten ik ver van huis, dromend van lichaamloze verrukkingen in de virtuele realiteit. Ik heb me verdiept in de Cyborg, de ultieme synthese van mens en machine. Ik heb me laten verleiden door de gedachte dat een denkbare wereld alles vloeibaar kan maken wat in een wereldbeeld is gestold. Dat het verschijnsel mens een mythe is, een constructie van gestolde gedachten. Wat hij nooit wilde weten is hij altijd geweest. Iets zonder ziel. Iets zonder geest. Iets zonder God. Door een gigantische walvis werd ik bijna verzwolgen op het holodeck van een ruimteschip. Zo heb ik het nieuwe Utopia aanschouwd dat gloort aan de horizon van de technologie: de meest goddeloze van alle denkbare werelden. Maar ook daar klonk nog altijd heel in de verte de schaterlach van Gargantua.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)