De loop van het leven

Ik had een actueel Curriculum Vitae van mijzelf nodig en dacht: kom ik laat ChatGPT dat eens doen. Dit was het resultaat.

Ervaren cultuurcriticus en schrijver met een diepgaande interesse in kunst, filosofie en maatschappelijke vraagstukken. Beschikt over uitgebreide kennis op het gebied van moderne en hedendaagse kunst, literatuur, en culturele ontwikkelingen. Bewezen staat van dienst in het analyseren en interpreteren van kunstwerken en het schrijven van toegankelijke en diepgaande teksten voor een breed publiek. Flexibel en creatief met sterke communicatieve vaardigheden, zowel mondeling als schriftelijk.Bekendheid met verschillende publicatieplatforms en sociale media. Sterk organisatorisch vermogen.

Werkervaring:

  • Freelance Cultuurcriticus
    • Schrijven van essays, recensies en opiniestukken over kunst, literatuur en maatschappelijke vraagstukken voor diverse publicaties, waaronder kranten, tijdschriften en online platforms.
    • Geven van lezingen en presentaties over uiteenlopende onderwerpen binnen de kunst- en cultuurwereld.
    • Adviseren van culturele instellingen en organisaties op het gebied van tentoonstellingen, kunstprogrammering en cultureel beleid.
  • Hoofdredacteur Kunsttijdschrift
    • Verantwoordelijk voor de redactionele inhoud en strategie van een toonaangevend kunsttijdschrift.
    • Coördineren van het redactieteam en het selecteren en bewerken van bijdragen van auteurs.
    • Ontwikkelen van concepten voor speciale uitgaven en themanummers.

Opleiding:

  • Master Kunstgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam 

*****

Mocht het niet allemaal waar zijn, het is in ieder geval mooi gevonden. CV’s zijn trouwens altijd mooier dan de werkelijkheid. Als ik heel eerlijk zou zijn, dan krijg je een heel ander beeld te zien. Het is wat het is . This is the life….

Huub Mous is lichtelijk paranoïde van aard en heeft last van een manisch depressieve golfslag in zijn gemoedsleven. Veel mensen weten niet wat ze met hem aan moeten. Sommigen vinden hem arrogant, betweterig, narcistisch en ijdel, maar voor wie hem werkelijk kent valt hij best wel mee. Hij is een babyboomer, was ooit katholiek en heeft een randstedelijke achtergrond. Hoewel hij al ruim veertig jaar in Friesland woont en een raszuivere Friese verwekker heeft gehad, staat hij zeer ambivalent tegen tegenover de Friese taal en cultuur. Niettemin heeft hij een obsessieve aandacht voor alles wat zich Fries noemt of daar voor door wil gaan. Soms vindt hij zichzelf geniaal, maar over het algemeen neemt hij zichzelf niet al te serieus. Hij is redelijk asociaal maar tegelijk ook huiselijk. Hij houdt van gekke mensen. Lievelingsboek: de Bijbel..

Reageer

Het modernsime van Abraham Kuyper

Slide1

‘
En zoals ware wetenschap uit de verschijnselen opklimt tot de 
in hen wonende orde, om met de kennis van die orde gewapend, 
edeler dieren, edeler bloemen, edeler vruchten te kweken, die 
uitsteken boven hetgeen de natuur vanzelf voortbrengt, zo ook 
is het de roeping van de kunst, om niet alleen het zichtbare en 
hoorbare waar te nemen, in zich op te nemen en weer te geven, 
maar veel meer om in die verschijnselen de orde van het schone te 
ontdekken, en met die hogere kennis gewapend, een schoonheid 
voort te brengen, die boven de schoonheid van de natuur uitgaat. 
Juist dus wat Calvijn beweerde: dat de kunsten gaven ten toon 
spreiden, die God ons ter beschikking stelde, nu ten gevolge van 
de zonde, het wezenlijk schone, zoals het zijn moest, ons ontnomen was.’

Abraham Kuyper

Abraham Kuyper (1837-1920) was de geestelijk leidsman van 
de gereformeerden. Bovenstaand citaat is afkomstig uit een van zijn beroemde Stone-lezingen, die hij in 1899 hield voor het Princeton Theological Seminary in New Jersey.  Deze lezingen zijn gebundeld in een boek dat in de vorige eeuw meerdere malen herdrukt en ook in meerdere talen vertaald is. Het waren in totaal zes lezingen, waarin het calvinisme tegen het licht werd gehouden in relatie tot onderwerpen als de historie, de religie, de staatkunde, de wetenschap, de kunst en de toekomst. Het hierboven aangehaalde citaat komt uit de redevoering over ‘het calvinisme en de kunst’.Het is een opmerkelijk betoog dat in de markante stijl van Kuyper kort en bondig is verwoord.

Kuyper maakt voor calvinisten de weg vrij voor de moderne kunst. Al eerder, in een toespraak in 1871, had hij het volgende beweerd: ‘Wie zijn vijand niet waardeert, bestrijd niet hem, maar het schrikbeeld zijner eigen gedachte. Van die strijd wensch ik mij dus te onthouden. Veeleer zal juist waardering van het modernisme mij den grond voor zijn bestrijding bieden; en die beiden nu, én wat ik in het modernisme waardeer én wat ik in die geestesrichting bestrijd, wist ik u niet korter en niet beter weêr te geven, dan door het modernisme u voor te stellen als “Fata Morgana op Christelijk gebied”.’

In zijn Stone-lezing over het calvinisme en de kunst gaat Kuyper nog een stap verder. Hij bepleit nu een relatieve autonomie voor de kunst en bevrijdt haar daarmee niet alleen uit de greep van de zedenpredikende dominees, maar ook uit het domein van vermeende zondigheid en mondaine wulpsheid. Kuyper stond voor een lastige opgave. Calvinisten hadden van oudsher een probleem met de kunst. Anders dan katholieken, mohammedanen en zelfs de heidense godsdiensten van de Grieken en de Romeinen hadden de calvinisten geen eigen kunststromingen voortgebracht: ‘Calvijn, zo luidt de 
uitspraak, was persoonlijk van kunstzin verstoken, en het calvinisme dat in Nederland de Beeldenstorm aandurfde, is voor 
kunstwaardering, laat staan voor kunstproductie, niet vatbaar.‘

In een fraai betoog maakt Kuyper van dit nadeel een voordeel. De historische achterstand van de calvinisten gaf hen juist de mogelijkheid om hypermodern te zijn. De religie zelf ontwikkelt zich in de geschiedenis tot een hogere trap, ‘van het symbolische naar het klaarbewuste leven’. Zo haalt Kuyper alles uit de kast om het calvinisme klaar te maken voor de moderne kunst. Hij verwijst daarbij zelfs expliciet naar een niet-christelijke filosofen als Hegel en Von Hartmann. Het was immers Hegels speculatief systeem van de universele geschiedenis als een voortschrijdende manifestatie van de ‘Geest’, waarin de gedachte aan ‘Das Ende der Kunst’ voor het eerst naar voren kwam. Hegel onderscheidde binnen de totale ontwikkeling van de kunst drie ontwikkelingsfasen: de symbolische,de klassieke en de romantische. Zij ‘worden ieder op zich gekenmerkt door een eigen spanningsveld tussen materiële vorm en idee, waarbij het idee aanvankelijk verhuld binnen de materiële vorm in de symbolische fase, hiermee vervolgens een evenwicht bereikt en tenslotte het overwicht neemt.’

Slide1

Welnu, het calvinisme heeft het symbolische op hegeliaanse wijze achter zich gelaten, zo beweert Kuyper ‘Religie en kunst hebben elk een eigen levenssfeer, die aanvankelijk nauwelijks onderscheiden en daarom ineen gemengd, bij rijkere ontwikkeling vanzelf uiteengaat.’ Daarmee formuleert hij op calvinistische wijze het modernistisch adagium dat de kunst zich moet beperken tot de middelen die kenmerkend zijn voor haar eigen medium en discipline. De schrijver moet niet verbeelden, zoals de schilder schildert, en de schilder moet zich beperken tot de formele middelen van het schilderen zelf.

Die eis zouden de modernisten gaan stellen. Kuyper formuleert dit reductionistisch adagium van de moderne esthetica in zijn eigen woorden. Zoals de wetenschap uit de verschijnselen opklimt tot de 
in hen wonende orde, zo moet ook de kunst boven de werkelijkheid uitstijgen. Het gaat er niet om de werkelijkheid op een fraaie wijze na te bootsen, maar in die verschijnselen ‘de orde van het schone te 
ontdekken, en met die hogere kennis gewapend, een schoonheid 
voort te brengen, die boven de schoonheid van de natuur uitgaat.’

Het calvinisme, aldus Kuyper, heeft de kunst niet veronachtzaamd, maar juist bevrijd. Door het calvinisme heeft de kunst de priesterlijke bemoeienis van de Kerk achter zich kunnen laten. Het calvinisme is immers een religie waar elk individu zich uitsluitend geplaatst ziet voor God. Door de kunst vrij te maken van de Kerk ontnam nam het calvinisme de religie van de kunst, maar zij gaf tegelijkertijd de kunst terug aan de wereld. Het alledaagse realisme van de Hollandse schilders uit de zeventiende eeuw was ondenkbaar geweest zonder het calvinisme. Meer dan andere religies heeft het calvinisme het diepe bederf van de zonde erkend, maar Satan schept niets. Kunst kan dus ook niet voorkomen uit het kwaad.

Integendeel, artistiek talent komt voort uit ‘de algemene genade’ en is door God zowel aan gelovigen als aan niet-gelovigen toebedeeld. Aan niet-gelovigen wellicht zelfs in hogere mate. Maar dat neemt niet weg dat God alleen de oorspronkelijke kunstenaar is. De mens de imago dei, het beeld van God. Het schone bestaat objectief en is een uitdrukking van Gods volmaaktheid. Het is dan ook de taak van de kunstenaar om zich te keren naar een verloren gegane schoonheid ‘als voorsmaak van een komende heerlijkheid’. ‘Une promesse du bonheur‘, zou Stendhal hebben gezegd. ‘Een ophanden zijnde onthulling die zich niet voltrekt’, zoals Louis Borges het later zou verwoorden. Kuyper zei het op zijn eigen manier: ‘De kunst openbaart ons een hogere werkelijkheid dan deze ingezonken wereld ons biedt.’ (…) ‘De kunst moet het rijkere ontwikkelen en uitzuiveren op valse wijze in haar gemengd heeft.’

Zo zoekt Kuyper naar een middenweg tussen een krampachtige moraliteit van de religie en de seculiere verering van het schone. Het is  een middenweg tussen het hoofd en het hart: ‘Hypertrofie van het hoofd bij atrofie van het hart geeft een zieke ontwikkeling, en zo loopt ook de volbloedige kunstzin, die het geweten in bloedarmoede doet verbleken, op een onschone disharmonie uit die het kalokagadòs (de eenheid van het goede  en het schone) doet ontglippen.’ De conclusie is duidelijk. De kunstwetten moeten altijd wetten van de kunst zelf blijven.’ Met andere woorden: de kunst is autonoom, althans binnen de perken die God heeft gesteld. In dat domein van relatieve vrijheid spreekt de kunst haar eigen taal.

Slide1

Opvallend is hoe Kuyper het ‘overwinnen van het symbolische’ als kenmerk aanduidt van de moderne kunst, waarvoor juist het calvinisme de weg heeft gebaand. Zijn woorden lijken vooruit te lopen op de abstracte kunst van Mondriaan, die enkele jaren later vanuit het symbolisme kon ontstaan. Al was Mondriaan dan in eerste instantie schatplichtig aan de antroposofie en de ‘beeldende wiskunde’ van de ex-katholiek Mathieu Schoenmakers.  oe dan ook, ook Mondriaan wilde béélden, niet vér-beelden. Hij wilde de taal van het heelal voortbrengen die boven de zichtbare werkelijkheid uitging.

Zo leek Mondriaan in de abstracte kunt een moderne schuilplaats voor de religie te creëren. De stelling van Abraham Kuyper dat het de roeping van de kunst was om niet alleen het zichtbare en hoorbare waar te nemen, maar ‘het schone te ontdekken en voort te brengen, die boven de schoonheid van de natuur uitgaat’ brengt vrijwel letterlijk de woorden van Plotinus in herinnering die achttien jaar later groot werden afgedrukt in het tijdschrift De Stijl dat in 1917 werd opgericht:

‘De kunst staat boven de natuur, omdat zij de ideeën uitdrukt, wier onvolkomen afbeelding de natuurdingen zijn, de kunstenaar uit zichzelf puttende, verheft zich boven de grillige werkelijkheid tot de rede, door en naar welke ook de natuur schept.’

Het loskomen van het symbolische, dat Abraham Kuyper van de kunst eiste, heeft misschien ook wel iets van doen met de ‘symboolblindheid’, die Gerard Reve – in navolging van Rümke –  in de jaren zestig zo typerend achtte voor orthodoxe christenen van Nederland. Het strenge gedachtegoed van Calvijn is bij veel nazaten van Mondriaan diep in de genen ingedaald. Het modernisme sloot in de vorige eeuw een geheim verbond met de ernst van het Bijbelse woord en een vrome hang naar eenvoud en soberheid. Zo is het calvinisme in de loop der tijd een soortnaam geworden voor een vorm van soberheid die grenst aan het modernisme.

In de hedendaagse Van Dale vind je voor de betekenis van het woord calvinistisch niet alleen (1):  ‘betrekking hebbend op de leer van Calvijn; die aanhangend, maar ook (2): ‘ingetogen, sober; rechtlijnig’. Het modernisme daalde neer in de calvinistische ziel als Gods woord in een ouderling. Calvinisten redeneren bij voorkeur rationeel, wettisch en formalistisch. Ze denken graag in essenties en niet zozeer in constructies. Sierlijke ornamenten en mystieke symbolen zijn vanuit deze optiek al gauw troebel en exuberant en allesbehalve nuchter en pragmatisch. De hang naar het irrationele herinnert menig calvinist aan paapse superstitiën.

Maar dat alles staat los van de vraag of de moderne kunst er goed aan gedaan heeft om ‘het symbolische verwijzing’ volledig in de ban te doen. Daarmee was de vooruitgang van de kunst – in de zin van Hegel – weliswaar gediend, maar de kunst zelf werd terugbracht tot de meest kale gedaante die denkbaar is. Je kunt je zelfs afvragen of de kunst het wel geheel zonder symbolen kan stellen. Elk beeld is een symbool, omdat het een verbeelding is van iets van wat met woorden nooit volledig benoembaar is. Kunst zal altijd vér-beelden, zelfs in het meest zuivere en abstracte béélden.

Anders gezegd; in elke abstractie schuilt een vorm van mimesis. Een goed kunstenaar moet vooral in beelden kunnen denken. Hij moet met beelden – abstract of niet –  verwachtingen kunnen wekken, die door het beeld zelf worden opgeroepen en niet door een verbale omballing die er vooraf of achteraf aan worden toegevoegd. Dit ‘beeldend denken’ speelt zich af op een pre-verbaal of zuiver beeld-symbolisch niveau, een register in het brein dat de taal vooraf of te buiten gaat. Pogingen om een beeldend kunstwerk in taal te vatten gaan vaak aan de essentie van het beeld voorbij. De taal kan een equivalent van het beeld oproepen, maar nooit een letterlijke vertaling leveren.

Hoe dan ook, in zijn pleidooi voor een ‘niet-symbolische kunst’, waarin de orde van de schoonheid wordt herkend en boven de natuur wordt uitgetild, lijkt Kuyper weet te hebben gehad van de bronnen van de moderne esthetica. Hij zal wellicht iets vernomen hebben van de ontdekking van de ‘bezielde vorm’ met een intrinsieke betekenis – los van een directe verwijzing of weerspiegeling – die cruciaal voor het ontstaan van de moderne kunst. Het verstaan van deze ‘bezielde vorm’ zou en kwestie zijn van ‘Einfühlen’, een proces dat zich louter en alleen afspeelt op het vlak van de visuele waarneming en een daarbij horen mentaal register.

Rond 1900 ging de esthetica op het terrein van de beeldende kunst zich steeds meer beperken tot het herkennen van betekenis in louter formele beeld-organisaties. Dit puur visuele spel van de geest kon tot een spirituele of esthetische vorm van ‘zelf-genot’ leiden of zelfs – in de hoogtijdagen van de abstractie – tot een vorm van op handen zijnde transcendente onthullingen. Deze Einfühlung-theorieën van onder meer Fiedler, Hildeband en Riegl lijken mede aan de basis hebben gelegen van Kuypers visie op een moderne esthetica van calvinistische makelij.

Schermafbeelding 2015-06-14 om 14.28.40

Egbert Reitsma, Gereformeerde kerk in Kollum, 1925

Een basale verwantschap tussen modernisme en calvinisme komt tot uiting in de zakelijke vernieuwingen binnen de gereformeerde kerkenbouw in het begin van de twintigste eeuw. Anders dan de katholiek Pierre Cuypers (1827-1921), die eerder met zijn neogotiek de moderniteit ontkende en het middeleeuwse verleden idealiseerde, is het Abraham Kuyper geweest die nauwkeurig heeft aangegeven aan welke pragmatische eisen een gereformeerd kerkgebouw moet voldoen. In feite waren ook deze gedachten van Kuyper zeer functioneel en uiterst modern. Het modernisme moest volgens Kuyper niet worden verworpen, maar in de kern worden gewaardeerd. De bloei van de gereformeerde kerkbouw in de jaren-twintig is niet los te zien 
van de emancipatie van deze geloofsgemeenschap die juist toen zijn beslag kreeg. 
Men vocht voor een eigen identiteit, wat mede tot uiting kwam in het streven naar 
een eigen karakter in het gebouw dat bestemd was voor de eredienst..

Mede door het baanbrekend werk van Kuyper kon het gebeuren dat het juist de gereformeerden zijn geweest die in de jaren twintig de bouwstijl van de Amsterdamse School adopteerden voor hun kerken, een bouwstijl die niet gespeend is van enige exuberantie en dus allesbehalve calvinistisch oogt. Toch was hier 
niet van een gril of willekeur sprake. Juist in deze onbevangen vormentaal – wars van 
elke typologie of gestandaardiseerde grondvorm – lagen kansen om geheel nieuwe 
ideeën over de inrichting van het gereformeerde kerkgebouw in praktijk te brengen.

Ook deze ideeën kwamen van Abraham Kuyper die nauwkeurig had aangegeven aan welke eisen een eigentijds 
gereformeerd kerkgebouw moest voldoen. Zijn gedachten hierover waren al in 1911 
gebundeld in het boek Onze Eeredienst. In feite was dat een heldere opsomming van 
wat er allemaal mis was gegaan in de armetierige gereformeerde kerkbouw van de 
voorgaande decennia. De jaren van de Doleantie – een afscheiding van de Nederduits gereformeerden in de periode 1886-1892 – hadden de kerkbouw beslist geen 
goed gedaan. Maar ook wat daarna tot stand was gekomen getuigde nu niet bepaald 
van een buitensporige aandacht voor architectonische kwaliteit.

421884_137549583118042_117600982_n

Egbert Reitsma, Interieur, Pelikaankerk Leeuwarden, 1931

In plaats van een ‘godshuis’, zoals bij de katholieken, was een kerk volgens Kuyper 
eerder een voorhof voor het echte heiligdom dat niet hier op aarde is. Hij legde de 
nadruk op de voornaamste functie van een gereformeerde kerk, namelijk een vergader- en gehoorzaal, een plaats van samenkomst voor de gemeente. Een eerste 
vereiste was dan ook dat de gelovigen elkaar goed konden zien en horen. Een hoge 
kansel moest worden ontraden, ‘zo’n afgesloten hooge, holle, sombere bloemkelk, waar 
halverwege een mensch uitkomt’.

Een centraal gerichte plattegrond in de vorm van een 
oplopend amfitheater met galerijen werd als grondvorm het meest geschikt bevonden. Kuyper schreef geen bepaalde stijl voor, hoewel hij zelf een lichte voorkeur had voor de neo-renaissance. Belangrijker was dat hij alle ruimte liet aan de architect, die zelf tot een bouwkundig en kunstzinnig verantwoorde oplossing moest komen. Zelfs de kunst werd een plaats in de kerk gegund. Als zij maar niet ging overheersen en de afbeelding op generlei wijze een voorwerp van aanbidding zou worden.

Zo vonden de calvinisten hun eigen middenweg, niet alleen tussen artistieke autonomie en religieuze gebondenheid, maar ook tussen tussen estheticisme en gemeenschapszin. Eerder nog dan de katholieken, zijn het de calvinisten geweest die de weg naar de moderniteit in de kunst gevonden hebben.  De katholieken vonden die weg pas in de jaren twintig door de neo-thomistische filosoof Jacques Maritain, die een eigen katholieke fundering voor de moderne esthetica verwierf, waarop in Nederland onder meer de bekeerling Granpré Moliére kon voortbouwen.

Maar Abraham Kuyper was hen voorgegaan dor een hypermodern antwoord te formuleren op de uitdaging die de moderniteit aan het christendom had gesteld. Daarbij ging hij op uiterst rationele wijze te werk. Het neocalvinisme van Kuyper was evenals het katholieke reveil van het neothomisme vooral een zaak van het verstand. Het was een puur rationeel en tegelijk ook anti-modern modernisme. Maar desalniettemin een vorm van modernisme. De weg naar het modernisme kende vele routes en een daarvan was het christendom.

Het moderne  werd op rationele wijze geannexeerd door een beweging binnen christendom die de filosoof Charles Taylor wel heeft aangeduid als een ‘rationalised christianity’. In hun boek Literatuur en moderniteit in Nederland, 1840-1990 (1996) verwijzen Frans Ruiter en Wilbert Smulders expliciet naar Taylors theorieën over de ontstaansgeschiedenis van de moderne identiteit. Het was juist die veronachtzaming van het rationele die het intuïtieve en het irrationele uiteindelijk deed uitmonden in de autonome ‘kunst-religie’ van het l’art pour l’art  Het verburgerlijkte christendom in de negentiende eeuw had dat irrationele op zijn eigen wijze in optima forma tentoongespreid.

De moderniteit in de kunst was in feite een heidense vlucht vooruit, een sprong in het zwarte gat dat de religie had achtergelaten. Toch is het modernisme niet alleen ontstaan door deze seculiere zoektocht naar een nieuw, ‘bezield verband’, maar ook door het consequent zoeken naar christelijke antwoorden op het drama van de industrialisatie met alle gevolgen van dien. Zo ontstonden  de christelijke varianten van de moderne esthetica.

Abraham Kuyper stond aan de basis van het verzuilde Nederland. ‘Soeverein in eigen kring ‘ was een van zijn gevleugelde uitspraken. Maar vanuit dat christelijk zelfbewustzijn zocht hij ook de gemeenschapszin en de dienstbaarheid aan de publieke zaak. In die zin was hij een bruggenbouwer tussen oud en nieuw. Hij wist de traditie van het christendom in te zetten als katalysator in dienst van de vooruitgang. Het was eens soort ‘bevlogen polderen’ wat hem voor ogen stond. Typisch Nederlands, nuchter en pragmatisch en tegelijk ook bezield. Wat je noemt ‘modern’. Al was het op een andere wijze dan de goddeloze bestormers van de horizon het allemaal hadden bedacht.

Reageer

Huisvrienden van Piet de Vries

Deze foto is genomen in de zomer van 2017. De maker van de foto is Hans de Vries, de zoon van architect Piet de Vries ( 1897-1992). Locatie: de voormalige woning en architectenbureau van Piet de Vries aan de Druifstreek in Leeuwarden. Ik sta hier op het balkon samen met Louis Lyklema en Margeet Terpstra, respectievelijk voorzitter en bestuurslid van de Stichting Piet de Vries. Vanmiddag mag ik op uitnodiging van deze stichting een lezing houden voor ‘de huisvrienden van Piet de Vries’. Dat zijn mensen die wonen in een huis dat ooit door Piet de Vries ontworpen is.

Ik voel mij niet wat je noemt een ‘kenner’ van Piet de Vries. Dat was Rienk Terpstra (1948-2021) die in 2017 een omvangrijk boek over zijn leven en werk publiceerde. Rienk had mij destijds gevraagd of ik een hoofdstuk voor dat boek wilde schrijven, maar door persoonlijke omstandigheden kon ik destijds niet aan dat verzoek voldoen. Dat hoofdstuk zou gewijd zijn aan de culturele achtergronden van het interbellum, waarin Piet de Vries een bloeiperiode beleefde. Wel mocht ik in in 2017 bij de presentatie van het boek een inleiding houden (zie: de site van De Moanne )

Piet de Vries werd in 1897 geboren in Oostvoorne, maar woonde en werkte het grootste deel van zijn leven in Friesland. Zijn omvangrijke oeuvre, dat grotendeels ook in Friesland werd gerealiseerd, beslaat een periode van vijf decennia: van 1922 tot 1972. Daarin heeft hij het hele spectrum van moderne en retro-moderne stromingen van de twintigste eeuw doorlopen. De twee belangrijkste daarvan, de Amsterdamse School en De Stijl – die zich beide al vóór 1920 hadden aangediend – waren in meer dan één opzicht elkaars tegenpool. 

Piet de Vries had het voorrecht dat hij in Amsterdam bij de meest begaafde architecten van die tijd in de leer was geweest. ‘Een beeldhouwend architect’, zo noemde Rienk Terpstra hem in de monografie die hij in 2017 aan zijn werk heeft gewijd. Daarin wordt een beeld geschetst van de opeenvolgende stijlperioden in zijn oeuvre: van Amsterdamse School, naar zakelijk expressionisme, en via traditionalisme eindigend in naoorlogs modernisme. Piet de Vries was een degelijk bouwmeester die alles onderzocht en het goede behield. 

In elk gebouw of ontwerp van zijn hand komt er iets bovendrijven dat ontegenzeggelijk eigen is aan zijn persoonlijkheid. De eerlijke eenvoud in zijn ontwerpen is nooit opdringerig, maar altijd ingetogen, ‘ynbannich’ zoals de Friezen zeggen. Dat uit zich in de harmonische wijze waarop wordt omgesprongen met de bouwvolumes, de verticale geledingen in de gevel en het altijd verzorgde metselwerk. 

Kortom, Piet de Vries liet zijn signatuur na in elk detail, ook in de toneeldecors en niet in de laatste plaats in de meubels die hij ontwierp. Hij was met recht een ‘artisan’, in de beste traditie zoals die in de tijd van de Amsterdamse School was ontstaan.

Reageer

Geschiedenis is gedoemd zich te herhalen

Tijdens en ook enige tijd voor het uitbreken van de psychose, heeft patiënt veel van zijn belevingen opgeschreven. Het schrijven van gedichten en het meedoen op de expressietherapie maakte hem rustiger. De inhoud van deze uitingen wezen op sterke emotionele conflicten. Onzekerheid rond de eigen identiteit, castratieangst, agressieve neigingen en doodsproblematiek vormden met extatische geluksbelevingen de inhoud. Tijdens zijn opname hebben wij patiënt hier niet verder mee geconfronteerd.

Dat is een citaat uit het rapport dat in 1966 werd opgemaakt van mijn geestelijke problematiek zoals die door psychiaters was gediagnostiseerd tijdens mijn opname in de psychiatrische inrichting in Heiloo. Men constateerde vooral een identiteitsproblematiek.Tijdens mijn vroege adolescentie kwam ik tot de ontdekking dat ik niet wist wie ik eigenlijk was. Ik werd geconfronteerd met ‘het lege zelf’, waarin van de weeromstuit een storm op stak in de vorm van een psychose.

Actie is reactie, maar de reactie staat niet altijd haaks op de voorafgaande actie. Soms herhaalt zich in de reactie iets wat in de kern al in de actie aanwezig was. Met andere woorden: mijn ‘lege zelf’ veroorzaakte als reactie de lege storm van een psychose. Want een psychose heeft in wezen geen inhoud. De psychose is een vormprobleem, iets wat je overkomt, maar waar inhoudelijk weinig over te zeggen valt.

Tot die conclusie ben ik pas later in mijn leven gekomen, nadat ik allerlei vergeefse pogingen had ondernomen om de diepere betekenis te achterhalen, die zich aan mij zou hebben geopenbaard toen mijn geest ver uit balans was geraakt. Die vermeende inhoud was in wezen een herhaling van hetzelfde, maar dan in omgekeerde vorm. Elk trauma brengt een nieuw trauma voort. Mara ook dat is dan een trauma in omgekeerde vorm

Het kind dat door zijn vader is misbruikt, loopt het gevaar dat het later zijn eigen kind zal gaan misbruiken. Leed door geweld creëert omgekeerd geweld. Slachtoffers van genocide komen vroeg of laat in de verleiding om zelf genocide te gaan plegen. En anders hun kinderen wel. Neem  het Israël van vandaag. Het is de herhaling van een trauma in omgekeerde vorm, waarbij het slachtoffer en de dader van rol zijn verwisseld .  

De zoon verwerpt de conservatieve ideeën van de vader, maar wordt uiteindelijk behoudzuchtiger dan zijn eigen vader ooit is geweest. Veel hippies werden uiteindelijk brave burgers, geminacht door hun eigen kinderen. ‘Men rebelleert tegen het ouderlijk milieu,’ schreef Gerard Reve in 1971 aan Roland Holst, ‘maar bouwt in zijn eigen leven vrijwel precies hetzelde milieu weer om zich heen op. Eerst een gevangenis van baksteen, daaruit ontsnappen, en dan zich weer een nieuwe gevangenis bouwen van gewapend beton.’ 

Als mijn psychose in 1966 ergens door getriggerd werd, dan was het de snelle teloorgang van het katholicisme. Op het Ignatiuscollege in Amsterdam bevond ik mij destijds midden in de brandhaard van die stormachtige ontwikkeling. Hoe was het zover kunnen komen? Door de opkomst van tendenzen als modernisme en rationalisme ging het katholicisme niet teloor, maar bloeide juist op en beleefde een eeuw lang de tijd van het Rijke Roomse Leven. Die wereld stortte in de tweede helft van de jaren zestig plotseling in elkaar.  

Een vergelijkbaar mechanisme herhaalt zich anno 2024. Paus Franciscus heeft onlangs aan kardinaal Willem Eijk, de aartsbisschop van Utrecht, gevraagd om “onderzoek naar gender-ideologie” te doen. Volgens de paus is dat “het grootste gevaar van dit moment”. In Nederland worden de ronduit achterlijke opvattingen van deze paus niet serieus genomen of zelfs belachelijk gemaakt, maar in minder ontwikkelde regio’s in de wereld – en die vormen nog altijd het merendeel van het aardoppervlak – is het katholicisme niet op zijn retour, integendeel.

De globalisering roept averechtse effecten op. In die zin gaat de huidige verstarring van het katholicisme tot op zekere hoogte gelijk op met de opkomst van de fundamentalistische islam. Beide zijn een reactie op grote mondiale bewegingen. Globalisering is modernisme in het kwadraat. De reactie hierop is extreme behoudzucht en een ruk naar rechts. Pure vooruitgang bestaat niet, er is altijd een keerzijde, een schaduwkant. Elk progessief streven naar snelle vooruitgang roept onontkoombaar een gevoel van nostalgie op. Zo heeft elke utopie een donkere zijde, zoals het modernisme zijn schaduwkant had. De Friese filosoof Lolle Nauta verwoordde het als volgt :

‘Modernisering veroorzaakt een breuk, schept afstand, duwt mensen en dingen opzij, keert zich van hen af, om ze aldus rijp te maken voor het museum of gewoon uit te leveren aan de vergetelheid. De moderne tijd komt nooit in haar eentje het toneel op. Altijd is ze vergezeld door een schaduw, de gestalte van het verleden.’

De weg naar de teloorgang van het katholicisme in Nederland was overigens geplaveid met de beste bedoelingen. In een poging het katholicisme te moderniseren, werd het uiteindelijk teruggeworpen in de orthodoxie. Je zou het de wet van het omgekeerde effect van de wilsinspanning kunnen noemen. Het was de Franse psycholoog en farmaceut Emile Coué (1857-1926), die de werking van het onbewuste onderzocht aan de hand van de autosuggestie, die deze wet voor het eerst formuleerde als ‘La loi de l’effort converti

Ook op het terrein van de godsdienstwetenschap heeft deze wet school gemaakt. Vestdijk maakte er melding van in zijn De toekomst der religie En ook Han Fortmann greep er op terug in zijn boek Als ziende de onzienlijke (1964). De wet van Coué wordt door hen toegeschreven aan Charles Baudouin (1893-1963), maar dat is ten onrechte. Baudouin was de auteur van het boek Suggestion et autosuggestion (1927), maar hij had zijn ideeën ontleend aan Coué. 

Ook heeft de wet van Coué een sterke gelijkenis met de vaak geciteerde woorden van Teresa van Avila: ‘We moeten leren, dat we ons elke keer weer oneindig ver verwijderen van hetgeen ons hart ten diepste verlangt.’ Of zoals Emile Coué het formuleerde: ‘Elke keer dat er een conflict ontstaat tussen onze verbeelding (i.c.: het onbewuste) en onze wil, is het altijd de verbeelding die er toe doet, en zo doen wij dan niet wat we willen, maar precies het tegenovergestelde. En hoe meer wij ons doelbewust inspannen, hoe meer we het tegengestelde zullen van wat we werkelijk willen.’ 

Gerard Reve sprak in zijn boeken wel eens over ‘de Wet van Koewee’ en heeft deze wet ooit geparafraseerd als ‘de wet van de compensatie’, die hij voor het eerst geformuleerd heeft in zijn essay ‘Demaskee der demaskering’ (1967) en die luidde: 

‘Hoe feller en compromislozer de bewuste afwijzing van een bekende mythe, hoe onvoorwaardelijker en dieper de onbewuste overgave aan diezelfde mythe in een andere gedaante, waarin hij door de betrokkene niet meer als mythe wordt herkend.’ 

Die wet van de compensatie was volgens Reve vooral van toepassing op het communisme, maar gold in feite voor alle ideologische systemen die het godsgeloof wilden bestrijden. Zo beweerde Reve ‘dat we wel een zeer grote graad van onbewustheid moeten aannemen, willen wij de weigerachtigheid van het communisme om zichzelf als irrationeel, godsdienstig systeem te zien, begrijpen.’ Volgens Reve zijn secularisatie en ontmythologisering in feite onmogelijk omdat de mens in diepste wezen religieus is.

Telkens weer herrijst de religie uit haar eigen as, hoe meer men de religie bestrijdt, hoe vuriger zij tevoorschijn treedt juist bij de bestrijders van de religie die haar nieuwe gedaante bij zichzelf niet willen of kunnen herkennen. Utopische dromen leiden niet zelden tot totalitaire nachtmerries die telkens weer claimen dat zij het paradijs op aarde zijn. Of anders gezegd, in het proces van radicale secularisering werd God aan de kant gezet, waardoor juist een nieuwe God gecreëerd kon worden. Maar die God is nog altijd dezelfde, alleen in andere gedaante.

 Een God wordt gecreëerd door een afgod af te breken. De vervreemding veroorzaakt door razendslelle moderniseringsprocessen brengt populisme voort, wat niet zelden de eerste stap is op weg naar de roep om een totalitaire leider. Wie het uiterste bestrijdt, roept het uiterste juist op. Dat is de wonderlijke, psychologische wet die ook Jung had ontdekt, zij het in een iets andere vorm. Het was een wet die op de schaal van de menselijke psyche een vergelijkbaar proces beschreef als wat Jung zich in de cultuur als geheel zag voltrekken. Hij noemde dat proces ‘enantiodromie’ of ‘enantiodromia’, afgeleid van de Griekse woorden enantios (tegenovergesteld) en dromos (looprichting.) 

Als de collectieve archetypen worden verwaarloosd, zo beweerde Jung, is een algehele cultuurverwoesting het gevolg, waarin de demonische krachten vanuit het onbewuste worden ontketend.  Een teveel aan werkzame kracht mondt noodzakelijkerwijs uit in haar tegendeel, dat wil zeggen: het andere uiterste dat raakt aan het eigen uitgangspunt. Dat is de psychische vertaling van de natuurlijke wet van het behoud van energie. Maar het is ook de hoofdwet van de geschiedenis: l’histoire se répète. Maar in wezen is het nog veel erger: de geschiedenis is gedoemd zich te herhalen, en het resultaat is het tegendeel waarnaar gestreefd wordt. De geschiedenis heeft dus een tegendraadse looprichting, die de loop der dingen voortdurend verstoort.

Reageer

De nieuwe kleren van de keizer

Begin oktober 1990 was ik op de Biënnale in Venetië. Zo’n 50 kunstenaars en aanverwanten gingen met ons mee in een bus. Dat was best spannend. Er zouden nog heel wat busreizen volgen, naar Kassel, Parijs, Düsseldorf, Hamburg, Antwerpen…  Maar deze eerste was de mooiste. Nadien zouden we ook nog drie keer met zo’n bus vol kunstenaars naar Venetië vertrekken – in 1993, 1995, en in 2001 – en telkens overnachtten we in Lido di Jesolo. We sliepen daar in een hotel aan het strand. Van daaruit voeren we elke dag met de veerpont vanaf Punta Sabbioni naar de stad.

Lido di Jesole in 2009

Dat zou een traditie worden. In het hotel werd ook gedineerd en ’s avonds zat het hele gezelschap vaak tot laat in de avond op het terras. Je kon er nog een strandwandeling maken of in het donker een duik nemen in de zee nemen. Lido di Jesolo was eigenlijk nog mooier dan Venetië. Hier hoefde je niets te gaan zien. Je hoefde alleen maar jezelf te zijn. In 2009 en 2019 ben ik er ook nog geweest, maar dan zonder al die kunstenaars . In augustus a.s. zal ik opnieuw naar Venetië afreizen om de Biënnale te gaan zien. Ik verheug me daar nu al op. Maar we overnachten dan niet meer in Lido di Jesolo, maar in een huis dichtbij het Biënnale-terrein.

venetie0001.jpg

Deze foto is genomen in  1990 op de Biënnale van Venetië. Ik sta hier het doel van Willem Delvoye, een Belgisch kunstenaar met van die typisch Belgische ironie. ‘Brood en spelen’ heette het. Religie vermengd met sport in een uiterst kwetsbare installatie. Ik vond het wel een symbolisch tafereel. Mijn katholieke jeugd achter de rug als een doel met glas in lood. Prijsschieten dus. Dat overhemd heb ik nog lang gedragen.

Het paste wel bij die tijd. In 1990 leek het in wereld voor de wind te gaan. Bush senior zou een paar maanden later Irak binnenvallen op weg naar een nieuwe wereldorde. Volgens Fukuyama was de geschiedenis voorbij nu de muur was gevallen. Sinead O. Connor (1966-2023) had in dat jaar haar doorbraak met Nothing compares to you. Heel mooi. Toch vond ik van haar The emperors new clothes zo mogelijk nog mooier.

I will sleep with a clear conscience. I will sleep in peace….

Zo is dat. Volledige autonomie. Maar warom schrijf ik zo vaak over toen en toen en toen…? Is er dan geen toekomst meer? Hoe mooi is het niet om met je gekoesterd heimwee te pronken als de nieuwe kleren van de keizer? Weg met dat sentimentele geneuzel in nostalgie! Het verleden kan mijn rug op! This is my life! 

Sinead O. Connor was een katholieke rebel uit Dublin. ‘De paus kan de pot op,’ zei ze. Ze verscheurde zijn portret live op tv. Later citeerde ze zelfs Augustinus: ‘Woede is de eerste stap naar moed.’ Dat zijn woorden om te onthouden, dacht ik. Gooi nooit iets weg, wat je ooit nog van pas kan komen. Een Roomse jeugd is een goudmijn. Als je het ooit bent geweest heb je alles gehad, maar verlang er niet naar terug. Dan kun je nog beter…

Ach, forget it. Sinead O. Connor had iets magisch en bezwerends. Soms danste ze met die vreemde, bijna spastische bewegingen om zo welhaast in trance te raken. Misschien was die gemoedstoestand bij haar een bijna verdwenen vorm van religieuze vervoering die nog eenmaal een uitweg zocht. Ook dat waren wellicht de nieuwe kleren van de keizer, maar dan in een godverlaten wereld.

Geen reactie mogelijk