Aan de grenzen van het geheugen

Vier beelden gegenereerd door het AI-programma Midjourney Bot op het thema: The infinity of memory.

***

Ik: ‘Heeft het geheugen een grens of is het geheugen grenzeloos?’

ChatGPT: ‘Het menselijk geheugen heeft een beperkte capaciteit en er is een grens aan wat we kunnen onthouden. Hoewel het exacte aantal informatie-eenheden dat het menselijk geheugen kan bevatten niet precies bekend is, wordt geschat dat het tussen de 4 en 7 items ligt in ons kortetermijngeheugen, en tussen de 7 en 9 items in ons werkgeheugen.

Het langetermijngeheugen, waarin informatie voor een langere periode kan worden opgeslagen, heeft echter een veel grotere capaciteit. Er wordt geschat dat we in staat zijn om miljoenen stukjes informatie op te slaan en later opnieuw op te roepen.

Hoewel het geheugen dus niet grenzeloos is, kan het wel worden verbeterd door middel van verschillende technieken zoals herhaling, associatie, visualisatie, en het gebruik van geheugentechnieken zoals acroniemen en mnemonische apparaten. Daarnaast kan het gebruik van technologie zoals smartphones en computers ons helpen om meer informatie op te slaan en toegang te krijgen tot informatie die we anders zouden vergeten.

Ik: Maar Augustinus scheef in zijn Belijdenissen dat het geheugen van de mens een onbegrensde ruimte is. ‘Wie is er ooit tot op zijn bodem gekomen?’ zo vroeg hij zich af. Hoe zit dat dan? 

ChatGPT: Augustinus, een oude filosoof en theoloog, schreef inderdaad dat het geheugen een onbegrensde ruimte is. Hij was echter niet zozeer geïnteresseerd in de fysieke capaciteit van het geheugen, maar meer in de spirituele en metafysische dimensies ervan.

Augustinus beschouwde het geheugen als een middel om toegang te krijgen tot de geestelijke wereld en de goddelijke waarheid. Hij geloofde dat het geheugen niet alleen informatie kan opslaan, maar ook emoties, ervaringen en verlangens. In die zin zag hij het geheugen als een poort naar het goddelijke en het oneindige.

Daarom schreef hij dat het geheugen een onbegrensde ruimte is omdat hij geloofde dat het menselijk geheugen in staat is om onbeperkte spirituele en metafysische informatie op te slaan. Dit idee staat los van de fysieke capaciteit van ons geheugen.

Hoewel Augustinus’ ideeën over het geheugen in de context van zijn tijd en filosofie moeten worden begrepen, kunnen we nog steeds veel leren van zijn gedachten over de waarde van het geheugen en de manier waarop we het kunnen gebruiken om onze spirituele en intellectuele groei te bevorderen.

Ik: En het geheugen waar ChatGPT over kan beschikken, is dat grenzeloos?

ChatGPT: Als een machine learning-model heeft ChatGPT een theoretisch onbegrensd geheugen voor het opslaan van informatie. Het model is echter beperkt door de hoeveelheid trainingsgegevens en de capaciteit van de computer waarop het draait.

ChatGPT is getraind op enorme hoeveelheden tekst, waardoor het een breed scala aan kennis en informatie kan bevatten en gebruiken om vragen te beantwoorden. Het model is echter niet perfect en kan nog steeds fouten maken en beperkingen hebben in termen van de soorten informatie die het kan bevatten en de manier waarop het informatie begrijpt en verwerkt.

Hoewel ChatGPT een indrukwekkend vermogen heeft om informatie op te slaan en te verwerken, heeft het niet de emotionele of spirituele dimensies die het menselijk geheugen hebben, die we eerder bespraken. Dus hoewel ChatGPT een krachtig hulpmiddel kan zijn voor het opzoeken en verstrekken van informatie, kan het niet alle functies en eigenschappen van het menselijk geheugen repliceren.

Dat klinkt mooi allemaal, maar als ik dit zo lees realiseer ik mij dat mijn begrensde geheugen voortaan gevangen zit in de schier onbegrensde geheugenruimte van CatGPT. Aan dat gegeven kan ik niet meer ontsnappen. Dit doet me denken aan de roman The Invention of Morel (1940) van de Argentijnse schrijver Alfonso Casares. Het verhaal speelt zich af op een eiland en het boek is meerdere malen verfilmd. De hoofdpersoon is een man die ontsnapt is uit de gevangenis. Op het eiland ontdekt hij een aantal mensen die overleden zijn aan een mysterieuze ziekte. In een verlaten villa dringt vervolgens een groep mensen binnen die uit een andere tijd afkomstig zijn.

Er dienen zich dan vreemde verschijnselen aan. Alles lijkt zich te herhalen en de hoofdpersoon komt erachter dat alle mensen die hij tegenkomt driedimensionale beelden zijn, die geprojecteerd worden door de machine van een zekere Borel. Niet duidelijk is of de hij zelf Borel zelf is of niet. Het kan zijn dat hij rondloopt in een wereld die hij zichzelf verbeeldt. Het is een droomwereld die echt is, of juist omgekeerd. Of beter gezegd, het is droom én werkelijkheid tegelijk. De machine die de droom produceert is in de droom zelf aanwezig.

Zo ongeveer het leven in elkaar kunnen zitten, en de nieuwe ontwikkelingen op het terrein van de kunstmatige intelligentie lijken dit angstaanjagende gegeven te bevestigen. We zitten gevangen in ons eigen bewustzijn. De tijd draait rond. Het werkelijke verleden keert telkens weer terug in het onwerkelijke heden. Er is een dubbele lus die ons bewustzijn verbindt met ruimte en tijd. Het bewustzijn creëert zijn eigen wereld in beelden, maar uit één van die beelden lijkt alles – en ook het bewustzijn zelf – voort te komen.

In de zomer van 2001 heb ik een poging gedaan om wat meer grip te krijgen op de dubbele lus in mijn bewustzijn die mij gevangen houdt in mijn perceptie van de werkelijkheid. Het was een zoektocht die resulteerde in het artikel Adieu, à Dieu. Op de dag dat ik dit verhaal voltooide, vlogen twee vliegtuigen de Twin Towers binnen. Sindsdien heb ik voortdurend het idee dat ik alles al eens eerder gezegd of geschreven heb – en toch herken ik mijn eigen woorden vaak niet, steeds als ik ze herlees. Ik heb zelfs het idee dat het boek, dat ik nu aan het schrijven ben, een boek is dat ik in zijn geheel al eens eerder heb geschreven. Ik verval in herhaling, zogezegd. Maar ik ga moedig voorwaarts met het exploreren van mijn geheugen. Wie er ooit tot op de grond gekomen?

Sinds Kant denken we dat er in onze geest grondprincipes verankerd liggen zoals ’tijd’, ‘ruimte’ en ‘causaliteit’ die de werkelijkheid constitueren. Maar die grondprincipes zijn tegelijk ook voorstellingen die in de werkelijkheid zelf voorkomen. We weten wat we bedoelen als we spreken over ’tijd’, ‘ruimte’ en ‘causaliteit’. Hoe kunnen dit dan grondprincipes zijn die aan alles voorafgaan wat wij ‘werkelijkheid’ noemen? Dat is de dubbele lus waarin het moderne bewustzijn gevangen zit.

We leven in de tijd, maar de tijd zit ook in ons bewustzijn. We leven in de ruimte, maar de ruimte zit ook in ons bewustzijn. Wij denken in causaliteiten, maar de causaliteit zit ook in ons bewustzijn. Ra, ra, hoe kan dat? Hier klopt iets niet. Wat aan de werkelijkheid voorafgaat, kan niet tegelijk een voorstelling zijn die in de werkelijkheid zelf voorhanden is. Hier wringt iets tussen wat Heidegger noemde ‘het ontologische’ en het ‘ontische’. Het Zijn – wat dat verder ook moge zijn –  valt zo tussen wal en schip. Telkens als we de bal met de hand willen oppakken, schoppen we hem met de voet vooruit.

Telkens weer probeer ik aan dit gegeven te ontsnappen. En telkens weer tuin ik er weer in. In alles wat ik schrijf keert dit thema terug. Ooit heb ik geprobeerd deze problematiek te verwerken in een verhaal, in de wetenschap dat het onmogelijk zou zijn om aan dit gegeven te ontsnappen, ook in het nieuwe verhaal dat ik zou gaan schrijven.

Dat verhaal ging over een foto, waarop ik meende mijzelf te herkennen. Op die foto sta ik als 13-jarige jongen in het Stedelijk Museum te kijken naar een kunstwerk van Jean Tinguely. Dat was bij de tentoonstelling Bewogen Beweging die van 10 maart tot 17 april 1961 daar te zien was. Ik keek naar een jongetje op een rare ‘fietsmachine’ die in feite een ’taalmachine’ was. Al fietsend creëerde die jongen zinnen die zich aaneenregen tot het verhaal dat ik aan het schrijven was. Wat de lezer las werd geschreven op de foto die hij zag in het verleden. Ik stond erbij en ik keek ernaar. De taal van mijn bewustzijn werd gecreëerd in de foto die in mijn bewustzijn opdook.

Dit verhaal kreeg als titel De taalmachine van Tinguely. Sindsdien blijft die foto opduiken in telkens nieuwe verbanden. Ik trof hem ooit aan in het boekje Doolhof of museum, een leidraad voor de museumbezoeker (1965) geschreven door Cor Blok. Die foto heeft jarenlang ingelijst op een boekenplank boven mijn bureau gestaan, samen met de museumcatalogus van de tentoonstelling Bewogen Beweging die ik ooit antiquarisch op de kop heb kunnen tikken. Bij de verhuizing was die foto zoekgeraakt, en gisteren vond ik hem terug in een doos. Vluchten kan niet meer. Ik zit gevangen in mijn eigen bewustzijn en alles wat ik ooit eerder heb beleefd keert terug, zoals mijn herinneringen telkens weer terugkeren vanuit een ruimte die ik als grenzeloos ervaar.

Groot is het vermogen, dat mijn geheugen is, geweldig groot, mijn God! Een weidse onbegrensde ruimte is het! Wie is er tot op de grond gekomen? En dit vermogen is een vermogen van mijn geest en behoort tot mijn natuur, en ik vat niet alles wat ik ben. De geest is dus te beperkt om zichzelf te vatten. Maar wat zou het dan zijn, datgene wat hij van zichzelf niet vat? Zou het dan soms buiten hem zijn en niet in hem? Hoe komt het dan dat hij het niet vat? Verbazing bevangt mij daarover; verbijstering grijpt mij aan.” (Augustinus Belijdenissen –vertaling Gerard Wijdeveld)

Reageren is niet mogelijk.