Het toneelspel van de waan

Als God dood is, kan een nieuwe God zich openbaren in de duisternis van de afgrond, in de schaduwzijde van de menselijke geest, in het onbewuste, de droom, het orakel en niet in de laatste plaats: in de waan. Met het verval van de hemel begon de droom van de rede, een droom die niet alleen de huiveringwekkende en fascinerende gestalte van een nieuw soort schoonheid voortbracht, maar ook de monsters van verbijstering en doodsangst. Dat is een vaak verteld verhaal. Maar klopt dit verhaal ook? Is het niet te simpel, te zwart-wit. Te veel goed en te veel kwaad? Kortom, is het niet te dualistisch, te manicheïsch? Zo’n metafysisch, bovenaards begrip verklaart opeens alles, maar tegelijk ook niets, of het zouden de veronderstellingen moeten zijn die jezelf vooraf hebt gedaan en met dit begrip tot zekerheden verklaart. 

Het zwart-wit denken over de oorlog was tot ver na de oorlog heel gebruikelijk in Nederland. In zijn boek Grijs verleden (2001) noemde Chris van der Heijden dit zwart-wit denken een vorm van seculiere religie. Was Hitler soms het ultieme kwaad dat we gaandeweg niet meer willen zien, omdat we historiseren, relativeren, vermenselijken en uiteindelijk verdonkeremanen. Wie zich overlevert aan het manicheïsch ‘zwart-wit denken’ houdt tenminste nog iets van God en zijn transcendente bovenwereld in stand, ook al vervalt hij daarmee tot een van de oudste ketterijen van het christendom. Zonder die hogere instantie moet de mens het zelf opknappen. Hij moet dan geloven in zijn intuïtie, in het morele besef dat hem door de natuur en de beschaving is meegegeven, zonder in de verleiding te komen om in die erfenis een nieuwe God te herkennen. Kortom, hij moet balanceren tussen mythe en waan.  

Evenals de waan kruipt de mythe van goed en kwaad telkens waar hij niet gaan kan. Zwart wordt weer zwart en wit weer wit. In zijn boek Oorlogsmythen (2012) verwoordt Ewoud Kieft de terugkeer van deze mythe als volgt: ‘Wat bedoeld was als correctie op gangbare oorlogsmythen werd zelf een oorlogsmythe, het beeld van de oorlog dat nu gangbaar is door boeken als Grijs verleden, maar ook door films als Zwartboek en Soldaat van Oranje.’  Om God in leven te kunnen houden, zouden we Hitler tot onmens moeten verklaren. Hitler was het zwartste zwart dat denkbaar is, al was het maar om onszelf als wit te kunnen blijven zien. Het is de logica van de tegenpolen die telkens weer opduikt als de verleidelijke mythe van het manicheïsme. Maar kan het ook zijn, dat de mythe van het manicheïsme als voorwendsel wordt gebruikt in een spel van de waan, waarbij de stukken op het bord van plaats verwisselen? Zwart wordt dan wit en wit wordt zwart. Maar hoe zit het met zwart-wit en de waan? Kun je werkelijk verantwoordelijk zijn voor het kwaad dat je aanricht, als je in een waantoestand verkeert? 

In zijn boek De onbekende Hitler vraagt Fontaine zich af hoe het zou zijn als een gevangengenomen Hitler moest verschijnen voor een commissie van internationaal befaamde psychiaters die een onderzoek zou gaan doen naar zijn geestelijke gezondheid. Was Hitler door de waan waarin hij gevangen zat ontoerekeningsvatbaar te noemen? Of omgekeerd, zou een psychiater in Neurenberg hem uiteindelijk volledig toerekeningsvatbaar hebben verklaard door een positieve uitspraak te doen over zijn geestelijke gezondheid? Fontaine ziet het voor zich hoe de psychiaters niets met hem konden aanvangen. Hitler bleef wat hij altijd al geweest: een uitermate gesloten, hoewel praatzuchtige, man die alleen maar af en toe en dan, om zo te zeggen per ongeluk, een normale persoonlijkheid was. 

Ik kan me deze fantasie van Fontaine goed indenken. Per slot van rekening had Hitler al eens eerder ervaring opgedaan met een rechtbank. In 1924 was hij tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld. Maar dat proces had hij uiterst bekwaam uitgebuit als een podium voor zijn denkbeelden die hij in de rechtszaal in alle toonaarden voor het voetlicht bracht. Wellicht dat hij de rollen nu had omgedraaid en zelf de rechter had aangeklaagd, zoals ook wel gebeurde bij de rechtszaken bij het Joegoslavië-tribunaal. Misschien zou hij – zoals Slobodan Praljak deed – uit protest voor de ogen van zijn rechters gif hebben ingenomen. Hoe dan ook, ik vrees dat het optreden van Hitler voor zijn rechters in Neurenberg een vertoning zou zijn geworden. Of hij was volledig dichtgeklapt of hij had voortdurend zitten razen en tieren. Zijn waanwereld was dan pas echt een toneelstuk geworden, waarin hij andermaal de hoofdrol opeiste. Zijn waan had dan haar ultieme podium gevonden. Maar had hij het ooit anders gedaan? 

Een ding is zeker, acteren kon hij als geen ander. De tegenstelling tussen ‘Hitler de acteur’ tegenover ‘Hitler de gelovige’ roept een ongemakkelijke vraag op. Bestaat er eigenlijk wel zoiets als ‘het echte kwaad’? Of is het kwaad altijd een vorm acteren, anders gezegd, een vorm van egegn: misleiden of misleid worden? Zijn we na de dood van God met het probleem van het kwaad uiteindelijk op het toneel beland? Als dat zo is, dan is dit geen vooruitgang te noemen. Integendeel, op het toneel kunnen de grenzen tussen waarheid en fictie volledig verdwijnen. Wie is dan nog verantwoordelijk voor wat?  Als Hitler er werkelijk volledig van overtuigd was dat het verdelgen van de Joden een goede zaak was, zoals het verdelgen van bacillen een heilzame werking heeft op het menselijk lichaam, dan is het kwaad dat hij beging in wezen relatief geworden. Als iedereen in intensieve mate onderworpen is aan hetzelfde, verwerpelijke waansysteem, dan is het onmogelijk geworden om nog buiten dat systeem om te kunnen denken. Iedereen wordt dan op dit schouwtoneel van de waan gegijzeld door de leugen. Nep wordt echt en omgekeerd en niemand die daar nog acht op slaat. 

Is elke waan niet een lucide vorm van acteren die voortkomt uit een patstelling? Ook Hitler moet zo’n patstelling in zijn leven hebben gekend gekend, wellicht voorafgaande aan het moment waarop hij zijn uitzonderlijke acteertalent ontdekte, een openbaring die hij moet hebben ervaren toen hij zich in 1919 van zijn retorische gaven bewust werd. Zo bezien acteerde Hitler een waan, waarin hij zelf volledig ging geloven. Maar ook de psychotische waan zou in wezen een toneelspel kunnen zijn, een rol die de acteur op het lijf geschreven is en waarin hij zijn eigen waan als werkelijkheid is gaan ervaren. De acteur vergeet dan dat hij acteert en gaat het toneel als werkelijkheid zien. Maar wat is dan nog het kwaad, als degene die het kwaad begaat voor zichzelf een toneelspel speelt met waan en werkelijkheid, dat hij zelf niet meer als een vorm van acteren ervaart? Wie denkt dat hij Jezus is, kan evengoed de duivel zijn. Zelfs de meest lucide waan kan onmachtig zijn om het gemaskeerde kwaad te kunnen ontmaskeren.

Door de jaren heen is er veel gedebatteerd over de vraag hoe oprecht Hitler nu eigenlijk was als het ging om zijn eigen intenties. Als geen ander moet Hitler een briljant acteur zijn geweest. Hij kon ook goed imiteren. Voor intimi kon hij zijn tegenstanders sprekend tot leven brengen. Was hij een acteur die een spel speelde of geloofde hij werkelijk in wat hij politiek nastreefde? Was hij berekenend en ging hij in alles puur rationeel te werk? Of was hij eerder een bezielde of demonische figuur, een gelovige die zijn eigen religie had gecreëerd waarin het geloof tot waarheid was geworden? Anders gezegd: wist hij zelf hoe slecht het was wat hij deed? Of was hij zich van dat kwaad totaal niet bewust, omdat hij meende dat hij het goede nastreefde?

En als hij echt meende dat hij het goede nastreefde, had mijn geschiedenisleraar, mijnheer Fontaine, dan niet gelijk? Was Hitler dan echt de Antichrist, al was het maar omdat hij geloofde de mensheid moest verlossen van de Joden? De Joden waren zijn Jezus geworden en daarmee werd hij zelf de Antichrist. Een bijbels drama werd opgevoerd in de realiteit, en dat bij klaarlichte dag. In 1934 bezocht Hitler de Passiespelen in Oberammergau, waarschijnlijk om bij het christelijke deel van de natie in het gevlij te komen. Dit gedramatiseerde verlossingsverhaal had hem kunnen leren dat niet alleen het verhaal van Jezus verkeerd afloopt, maar elke reddingsoperatie om de wereld te verlossen doorgaans eindigt in een fiasco. 

Zag Hitler de rol van de Antichrist soms als de glansrol van zijn eigen waan? Mar wat was dan spel en wat was echt? In feite wilde Hitler de gewetensfunctie van de mens uitschakelen. Dat was volgens Fontaine ook een belangrijke reden geweest voor het ontstaan van zijn jodenhaat. Het waren immers de Joden geweest die niet alleen een volstrekt transcendente God, maar ook het geweten ooit hadden ontdekt, toen Mozes aan Gods uitverkoren volk de tafels de Tien Geboden schonk. Ook Jezus van Nazareth was een Jood, weliswaar een Jood die tot nieuwe inzichten was gekomen, maar een Jood verloochent zichzelf nooit, althans volgens de denkwereld van Hitler. Er waren aanhangers van de Arische rassentheorie die beweerd hadden dat Jezus een Ariër was geweest. Maar Hitler vond dat onzin. Hermann Rauschning liet hier in zijn Gespräche met Hitler (1940) ook geen twijfel over bestaan, toen hij Hitler zelf als volgt citeerde:

 ‘Het zou dwaasheid zijn van onze kant om van Jezus een Ariër te maken. Wat Chamberlain heeft geschreven is belachelijk; en dan ben ik nog beleefd. Wat we gaan doen? Ik zal het u zeggen: we gaan zorgen dat de kerken alleen maar doen wat ze nu ook al doen en dat is: ieder dag een stukje terrein verliezen. Denkt u werkelijk dat de massa weer christelijk wordt? Onzin! Nooit meer. Dat sprookje is uit. Niemand zal er meer naar luisteren en wij zullen daarvoor zorgen. De pastoors zullen hun eigen graf moeten graven. Ze zullen hun eigen God aan ons verraden. Ze zullen als goed vinden als ze hun baantjes en armzalige salarissen maar mogen behouden’

In datzelfde gesprek zette Hitler tevens uiteen welk programma hij zou volgen om dit doel te bereiken. Hij zou hetzelfde doen wat de Katholieke Kerk gedaan had toen ze haar geloof aan de heidenen opdrong: behouden wat in haar kraam te pas kwam en de rest radicaal veranderen. Elke religie is eclectisch, dat gold voor het christendom, maar evenzeer voor de paganistische religie van ras en bloed, die de nazi’s wilden stichten in de duisternis voorbij goed en kwaad. 

Maar wie zich al te ver verwijdert van het theologisch firmament van Augustinus – omdat het licht hem daar te helder is – komt uit bij de Romantiek en weldra bij de Zwarte Romantiek van lust, dood en duivel. Omgekeerd, wie – zoals Hannah Arendt – het gnostisch-manicheïsme als de meest gevaarlijke, aantrekkelijke en wijdverbreide ketterij van de toekomst gaat zien, zal vroeg of laat – en misschien wel tegen beter weten in – weer zijn toevlucht moeten nemen tot de theologische oplossing die Augustinus had bedacht.

Of is er dan toch zoiets als een derde weg, het idee dat een mens het zelf op kan knappen zonder de waan van het godsgeloof of de mythe van het manicheïsme? Als God dood wordt verklaard, keert de mythe van het manicheïsme sluipenderwijs weer terug. Maar wat dan? Hadden de Joden dan toch gelijk? Is God niet de liefde of het goede, maar slechts de stichter van de wet, de mythische verankering van de moraal in slechts tien geboden die elke mongool uit zijn hoofd kan leren en vervolgens na kan leven. Simpeler kan het niet. Waarom is het christendom dan zo moeilijk gaan doen? Werd het zaad van Hitler niet al door Jezus van Nazareth gezaaid?   

Het christendom berust op de mythe dat God de mens zodanig liefheeft dat hij zelfs zijn eigen zoon aan het kruis liet creperen. Maar bij elke mythevorming is er iets raars aan de hand. Alles wat ooit tijdelijk was, wordt in de mythe opgewaardeerd tot een tijdloze essentie. Wat tot de tijd behoort stijgt in de mythe op naar de tijdloze ruimte. Mogelijk voltrekt zich bij het ontstaan van een waan een vergelijkbare proces. Ook dan ontstaat een ‘semiotiek van de tweede graad’, maar in de waan gaan ruimte en tijd volledig door elkaar lopen door een kortsluiting tussen de beide hemisferen van het brein. De omlijsting gaat dan de inhoud vormen. Het medium wordt de boodschap. Een fictieve hogere instantie neemt dan de vrijheid van de wil volledig in bezit. Zo is het totalitarisme verwant aan de godsdienstwaan. Beide bevinden zich aan de rand van de glijdende schaal tussen mythe en waan, in een terra incognita waar teken en betekenis in een hoger register van het betekenen zijn beland.  

Reageren is niet mogelijk.