Porno en het totalitaire bewustzijn

‘Hun naakten zien er uit als pin-ups die zowel schijnheilig aseksueel zijn en (in technische zin) pornografisch, want zij hebben de perfectie van een fantasie’. Dat schrijft Susan Sontag in haar essay Fascinating Fascism (1974). Hitler was een liefhebber van films maar ook van pornografie. In seksueel opzicht was hij primair een voyeur. Zelfs beelden van executies kon hij met intense voldoening bekijken. Die voyeuristische trek deelt hij wellicht met menig hedendaags terrorist. Het zien van de ontzetting op het gelaat van iemand die ter dood wordt gebracht creëert een duister genot. Dat is niets nieuws, want voor kunstenaars was dit gegeven al eeuwenlang bekend. In haar boek Kijken naar de pijn van anderen (2002) verwijst Susan Sontag onder meer naar Leonardo da Vinci, volgens wie het geschilderde beeld bij voorkeur ontzetting teweeg moest brengen en in die terriblità schuilde volgens hem een uitdagend soort schoonheid. Da Vinci spoorde kunstenaars aan om ‘de verbeeldingskracht te tonen om de oorlog in al zijn gruwelijkheden te laten zien’.

De nazi’s droomden niet van de fysieke energetische ontlading van orgieën en uitspattingen, maar van een totale beheersing van het lichaam in een permanente hypnose, waarin de erotische verleiding tot een summum was opgevoerd. Hun erotiek was niet wellustig, maar morbide, zoals elke vorm van porno dat in wezen is. Vandaar ook de bloedeloosheid van deze in feite onmenselijke lichamen die in de hedendaagse pornografie zijn weerklank vindt. Het gaat hierbij niet om het leven, maar om de dood. 

Maar wat is het leven zonder de dood? In pornografie wordt het lichaam van het leven ontdaan, dat is misschien wel de meest schokkende ontdekking van de nazi’s. Geen Eros zonder Thanatos. De eenheid van lust, dood en duivel is een macabere erfenis van de Romantiek die de nazi’s letterlijk hebben opgevat, in zijn uiterste consequentie die linea recta tot de duivel leidde. Auschwitz is Zwarte Romantiek die van verbeelding werkelijkheid werd.

In de 1974 wekte een foto van een naakte vrouw die zichzelf bevredigt met een dildo – een project van beeldend kunstenaar Lynda Benglis – behoorlijk wat ophef bij de redactie van het Amerikaanse tijdschrift Artforum. Twee vrouwelijke redacteuren namen acuut ontslag, omdat zij het een grove belediging vonden voor de beweging die streed voor vrouwenemancipatie. Bijna een halve eeuw later wordt deze foto zo nu en dan nog wel eens in kunsttijdschriften gereproduceerd als voorbeeld van een kritische actie in de kunstwereld, al was het de kunstenaar te doen om het tegendeel: de bevrijding van de vrouw uit bestaande rolmodellen in de representatie. Het spektakel van de media verslindt elke kritiek. De vraag is of je als kunstenaar op dit terrein wel op authentieke wijze iets aan de orde kunt stellen dat hout snijdt.

Het gaat in de hedendaagse kunst niet meer om een kritische inhoud, maar om de vraag waarom, in welke mate en van waaruit er eigenlijk nog kritiek mogelijk is. Of anders gezegd: om de vraag in hoeverre degene die het kunstwerk uiteindelijk consumeert al of niet weet heeft van de context waarbinnen deze kritiek plaatsvindt. Op vergelijkbare wijze gaat het in de hedendaagse beeldcultuur niet meer om de inhoud van het beeld, maar om de voortdurende manipulatie van coderingen en context. In dat spel blijkt de pornografie een heel geschikte proeftuin te zijn. Niet alleen op het terrein van de kunst, maar ook in het publieke domein.

In haar boek Female chauvinist pigs Female Chauvinist Pigs, Woman and the Rise of Raunch Culture (2006) trok Ariel Levy van leer tegen de nieuwe trend om de pornografie als norm te stellen voor de seksueel bevrijde vrouw die opeens paaldanseressen en pornosterren zou na moeten doen om nog mee te tellen. Volgens deze nieuwe norm diende de hedendaagse vrouw vooral seksueel uitdagend te zijn. De gevolgen daarvan waren inmiddels overal zichtbaar, niet alleen in seksueel expliciete videoclips, maar ook in de reclame in het publiek domein. 

In 2007 werden er zelfs kamervragen gesteld over pornografische videoclips op tv die beledigend zouden zijn voor de vrouw en kwalijke rolmodellen zouden propageren. Daarnaast laaide in die tijd in heel wat gemeenten een discussie op over discofeesten waarbij live porno-acts worden opgevoerd om het publiek in hoger sferen te brengen. Orale, vaginale en anale live-seks op het podium mochten niet, maar door een VJ geprojecteerde pornobeelden wel. Kortom, er rees alom verwarring over de vraag waar nu precies de grenzen lagen. Was er sprake van een nieuwe preutsheid, een oprisping van jaren zeventig feminisme of van een terechte verontwaardiging over een doorgeslagen seksuele moraal over wat wel en niet kan in het publieke domein?

Ook in de kunstwereld zelf was in die tijd sprake van een vergelijkbare verwarring. In 2007 was een groot deel van het kunsttijdschrift Metropolis M gewijd aan de hedendaagse kruisbestuiving tussen pornografie en beeldende kunst. Dit onderwerp, zo werd gesteld, was op zichzelf niet problematisch, maar eerder de context die in tijden van globalisering sterk afhankelijk werd van tijdgebonden en sociaal-culturele omstandigheden. Die mondiale context-verschuiving had zijn weerslag op de censuur-wetgeving van de regering, maar ook de bio-politieke agenda, de bestaande esthetische tradities op dit terrein en de ongeschreven en zeden en gewoonten ten aanzien van het lichaam.

Kortom, de pornoficatie van het publieke domein kwam in een nieuw licht te staan, niet alleen door de globalisering, maar vooral ook omdat via de hedendaagse technologische middelen als internet, YouTube, Instagram, webcams, digitale fotografie en mobiele fotografie het bewustzijn in toenemende mate infiltreert. Die trend heeft zich doorgezet tot op de dag van vandaag. 

Opmerkelijk is ook dat dat de pornoficatie van het bewustzijn de laatste decennia een stimulerende werking heeft gehad op technologische vernieuwingen. Porno werd een mondiale aanjager van de nieuwe digitale technologie. Bovendien gaan in de porno-industrie wereldwijd jaarlijks tientallen miljarden dollars om. Het is dan ook een van de grootste wereldmarkten. Je zou zelfs kunnen beweren dat de mix van pornografie, technologie en esthetiek de wereld in no-time aan het veranderen is op een wijze waar zelfs de nazi’s destijds nooit van hadden kunnen dromen. Het is een trend die door de nazi’s is ingezet, maar waarvan de wortels diep in onze cultuur verborgen liggen.   

Uit antropologisch oogpunt is de virtuele wereld van de pornografie wellicht een voortzetting van het oude droomuniversum van mythen en sagen, dat in primitieve culturen het onbewuste van de mens structureerde tot een vast patroon. Pornografie is niet alleen een ‘plotloos universum’ zoals Joost Zwagerman in een essay over pornografie beweerde, maar ook een ‘tijdloos universum’. Of beter gezegd, in de archaïsche droomwereld van de porno heerst nog de cyclische tijd. Alles in de pornografisch droomuniversum keert in zichzelf terug. Er is geen afgrondelijke afgrond, geen uitzicht op een ophanden zijnde onthulling die zich niet voltrekt. Porno ís onthulling. Porno is gerealiseerde openbaring en daarmee een substituut-religie die werkzaam is het hier en nu. Zoals ook het nazisme en substituut-religie was. Gerealiseerde openbaring die zich ogenschijnlijk manifesteert. 

Ontsnappen aan de realiteit kan bij uitstek in het domein van de pornografie. In de pornografie gebeurt alles in een eindeloze herhaling, zonder begin of eind. Hier raakt de primitieve tijd van de prehistorische mens de moderne wereld van de eenparig versnelde vooruitgang. Het si niet ondenkbaar dat ook de kunst zelf ooit is voortgekomen uit een primitieve vorm van pornografie. Voordat de fotografie werd uitgevonden moest de mens zich op andere manieren behelpen als zijn libido hem te machtig werd en er geen natuurlijke partner voorhanden was om dit nijpend probleem op te lossen. Misschien is de esthetische ervaring wel voortgekomen uit een pornografische manier van kijken. Ook kunst is immers een droomuniversum waarin beelden voor eeuwig zijn stilgezet.

Maar al zijn de naz’s dan niet de uitvinders van de porno, er si wel een verband. In haar essay Fascinating Fascisme heeft Sontag een relatie belt gelegd tussen de esthetiek van de nazi’s en het hedendaagse pornografisch beeld van het lichaam. Zo bezien heeft het pornografische beeld een context die verbonden is met de heersende ideologie. Maar dat geldt ook voor de kunst? Wat is de relatie tussen pornografie, esthetica en ideologie? Het aseksuele, geïdealiseerde lichaamsbeeld van de nazi’s had alles te maken met een hang naar anonieme seksuele dominantie die in de ideologie van de nazi’s verankerd lag. Een getroebleerde seksualiteit lag aan de basis van de nazi-cultuur, maar is het vandaag zoveel anders? 

Susan Sontag schrijft belangwekkende dingen over het voortleven van het geseksualiseerde nazi-theater met al zijn kostuums en decorstukken in de hedendaags SM-industrie. Nazi-porno is beeldcultuur en in die zin object van onderzoek van de zogeheten ‘visual studies’, de erfgenaam van de kunstgeschiedenis. Kunst is de laatste kazemat waar de religie zich schuil houdt. Nog even en alle beelden zijn fictie, een droomuniversum voor de massa, zoals elk beeld die illusie van oudsher heeft kunnen bieden. Bij uitstek het pornografische beeld.

Pornografie is niet meer weg te denken in de wereld van vandaag. Het fenomeen maakt deel uit van wat met een modieuze term wel eens onze ‘beeldcultuur’ wordt genoemd. Pornografie was de ultieme verleiding dus ook het meest probate propagandamiddel. De nazi’s verspreidden het beeld van het volmaakte lichaam als een narcoticum van het biologisch absolute. Het ideale lichaam bood een obscure toegang tot het heil dat schuil zou gaan in het organische, het genetische, het ras, in de zuiverheid van het bloed.

Porno bevindt zich ook in het hart van de moderne beeldcultuur. En toch bestaat er nog altijd een zekere schroom om porno onbevangen tegemoet te treden als een object van onderzoek. In het Nederlandse taalgebied zijn het vooral schrijvers geweest die serieuze aandacht aan porno hebben besteed. Zo kan ik me een paar boeiende artikelen van Willem Jan Otten herinneren en het hierboven genoemde essay van Joost Zwagerman, maar binnen de eigentijdse kunstgeschiedenis schiet mij geen auteursnaam te binnen. Het essay Fascinating fascism van Sontag is alleen daarom al een verademing. Zij legt verrassende verbanden tussen de wijze waarop de nazi’s de schoonheid van het lichaam hebben geïdealiseerd en de esthetiek van het pornografische beeld binnen onze vrije kapitalistische samenleving.

Toen de nazi-esthetiek in de jaren zeventig weer onderwerp van reflectie werd, is het tegelijk een cult-fenomeen geworden. Daarnaast leven de parafernalia van de nazi-cultuur voort in de broeierige fantasmagorieën van het hedendaagse ‘pornotopia’. Nazisme was in wezen sadomasochisme. Het was het verlangen om te overweldigen maar tegelijk ook overweldigd te worden. Geweld en seks gingen een morbide verbond aan in het vulkanische droomuniversum van Hitler. In tegenstelling tot alle andere totalitaire systemen hebben de nazi’s een cultuur voortgebracht die het pornografische tot stijlmiddel hebben verheven. Porno was voor de nazi’s de esthetiek van de maan. Porno werd ingezet bij het spektakel van de totalitaire macht en in die zin was het nazisme de voorloper van de hedendaagse spektakelmaatschappij.

Het theater van de totalitaire verleiding wordt tegenwoordig met heel wat subtielere middelen opgevoerd, maar seks is als nooit te voren het narcoticum van de onderdrukking geworden. Het kapitalistisch systeem bedient zich van pornografische middelen om de onderdanen in een staat van ‘ewige Vorlust’ te houden. Zo heeft de seksuele bevrijding van de jaren zestig uiteindelijk onbedoeld zijn bijdrage geleverd aan de absorptie van de seksualiteit in het consumptieve pornotopia waarin de westerse wereld is beland. Porno is de kerosine waar het systeem van het perverse verlangen op draait. 

Het kapitalisme kent geen bodem. Porno is de bodemloosheid bij uitstek. Hier tolt het verlangen om zijn eigen as. Hier krijgt de esthetica haar ultieme bestemming. Kunst in het huidige systeem is geheiligd verlangen dat niet wordt vervuld. Porno is ontheiligd verlangen dat voortdurend wordt vervuld.  Maar die twee uitersten zijn elkaar gaan raken. Dat wil zeggen, kunst is pornografie aan het worden die niet als zodanig wordt herkend. Porno is de naaktheid van het lichaam ontdaan van zijn esthetische context. Esthetica is pornografie verhuld in een esthetische context.

‘Smaak is context’, stelt Sontag treffend. Dat wij nu met een pornografische blik kunnen kijken naar de nazistische idealisering van het naakte lichaam heeft alles te maken met een gewijzigde context waarin de kern van het fascisme niet geweken is. De nazi hebben de seksualiteit willen omsmeden tot een spirituele energiestroom van de massa, een stroom die uiteindelijk op dood en geweld was gericht. Dit theater van de willoze overgave leeft niet alleen voort in de hedendaagse ensceneringen van de sm-cultuur, maar ook in de manipulatie van de verbeelding van seksualiteit als zodanig. Seks wordt met alle middelen, die de mediamaatschappij ten dienste staan, van zijn individuele en subversieve krachten ontdaan.

Reageren is niet mogelijk.