Op de top van de toren

Overspoeld door een intens verlangen klom ik hoger en hoger naar de top van de toren. Ik zag het uitzicht en de vier horizonten van de wereld. Het zicht leek oneindig helder. Terwijl ik daar om me heen keek, dacht ik opeens: Waarom ben ik ooit naar het noorden vertrokken? En juist op dat moment hoorde ik een stem diep in mijzelf. Het was mijn oude moeder die tot mij sprak:

‘Waar heb je je blokkendoos gelaten waar je als kind de steden mee bouwde met al die straten en pleinen, perken en lanen? Je bent verdwaald geraakt in dat land van weilanden, sloten en dijken. Je drijft de idee van een onbegrensde ruimte door tot een uiterste dat er niet is. Maar de zee van het hart is dieper dan de verste verte. Kijk hier om je heen, naar al die daken van deze oude stad en voel de weidsheid ervan. Zo is ook jouw hart. Heimwee is jouw God geworden, maar je kunt de loop der dingen niet keren. Je wilt het geheim van je eigen ziel ontraadselen, maar de ziel behoort zichzelf niet toe. Het is een ruimte die zichzelf overstijgt. Hoe denk jij ooit met jouw kleine hoofd die weidse ruimte  te kunnen vatten?’

Reageren is niet mogelijk.