Seksualiteit en eenzaamheid

 

Onlangs las ik de autobiografie van Louis Althusser: De toekomst duurt lang (1992). Zijn filosofische ideeën waren in mijn studententijd nogal in de mode. Althusser bekritiseerde het marxisme op een wijze waar je in die tijd mee voor de dag kon komen. ‘Het komt er niet meer op aan de wereld te interpreteren, maar te veranderen,’ zo had Marx beweerd. Maar daar was Althusser het niet mee eens. Alle belangrijke filosofen waren er immers op uit geweest om ‘óf de wereld te veranderen, óf om haar naar een eerder stadium terug te brengen, óf om haar haar te behouden en haar bestaande vorm te versterken.’ Wat is dan waarheid? Volgens Althusser diende het begrip ‘waarheid’ er alleen toe om de gevestigde orde van de dingen en de morele en politieke betrekkingen tussen de mensen te waarborgen. Al het denken is dus doordrenkt met ideologie.

Althusser bedacht de theorie van de ideologische staatsapparaten, de versluierde ideologie die schuil ging in maatschappelijke instellingen en instituties. Zo was ook het gezin als hoeksteen van de samenleving niets anders dan een ideologisch staatsapparaat. Dat begrip ‘ideologisch staatsapparaat’ kon hij uiteindelijk niet missen om ook te kunnen begrijpen wat hemzelf in zijn eigen leven was overkomen. In 1980 haalde Althusser het wereldnieuws door de moord op zijn vrouw. Hij wurgde haar in een vlaag van verstandsverbijstering onder nog altijd onopgehelderde omstandigheden. Daarna werd hij opgenomen in een psychiatrische inrichting, waaruit hij in 1983 werd ontslagen.

Eigenlijk is Althusser zijn hele leven een psychiatrische patiënt geweest. Al in 1947 kreeg hij een eerste elektroshockbehandeling. Dat was ook het jaar waarin hij van zijn geloof afviel. Althusser was streng katholiek opgevoed. In 1937 was hij lid geworden van de katholieke jeugdbeweging Jeunesse Etudiante Chrétienne, maar in de oorlog tijdens zijn jarenlange krijgsgevangenschap bij de Duitsers begon de twijfel. Als kind had hij een moeizame relatie met zijn moeder gehad. ‘Ik leefde slechts in het verlangen van mijn moeder, nooit in mijn eigen onbereikbare verlangen,’ schrijft hij in zijn autobiografie. Zijn vader had hij nauwelijks gekend. Zijn hele leven had hij de rol van ‘zijn vaders vader’ gespeeld, om zo zichzelf wijs te maken dat hij toch een vader had. Dat was de betrekking tussen zijn filosofisch concept en hemzelf. Zijn filosofie was een spiegel geweest van zijn persoonlijke problematiek.

Maar was dat iets nieuws? Elke filosoof, zo had Marx beweerd, zou in zijn zijn opvatting van filosofie ‘zijn theoretische betrekking met zichzelf’ uitdrukken. ‘Wat geweest is, is het wezen’, zo had Hegel al beweerd. Een probleemgezin lag aan de basis van het denken van Althusser. Ook zijn seksuele ontwikkeling was uiterst problematisch geweest. Van jongs af aan stond hij vijandig tegenover zijn eigen lichaam. Hij masturbeerde voor het eerst toen hij 27 jaar was, en viel toen prompt flauw. Toen hij na de oorlog het katholicisme inruilde voor het communisme, deed hij dat vooral vanwege – zoals hij dat noemde –  ‘de opvallende strijdigheid tussen zijn geloof en zijn seksuele begeerten’. Zijn filosofisch denken was een jarenlange strijd geweest om te leren ‘denken met het lichaam’, een moeizaam proces waarbij hij wonderlijk genoeg op weg werd geholpen door de filosofie van Spinoza

In zekere zin is de levensloop van Althusser het spiegelbeeld van die van Gerard Reve. Waar Althusser de weg aflegde van katholicisme naar communisme, maakte Reve een omgekeerde ontwikkeling door. Maar beiden liepen in hun jeugd de nodige trauma’s op, met name op seksueel gebied. Communisme en katholicisme verschilden in dat opzicht niet zo veel. Reve was zich ook al vroeg bewust van de seksuele misstanden in katholieke kloosters, kostscholen en internaten. In in zijn roman Bezorgde ouders (1988) schreef hij:

Dat hij iedereen durft aan te pakken, ook blanken, ook blanke misdienaars die aan fluitjes van vrome katholieke jongetjes zitten, al die van ontucht zich katholiek noemende vormingsgroepen die vinden dat op de eerste communie van onschuldige kinderen meteen ook maar seksueel misbruik moet volgen. Vol zit de Kerk met het zedelijk bederf, in pastorieën, catechesatiekampen, spreekkamertjes achter het orgel…’

Ik denk dat weinig mensen de inhoud van deze passage destijds echt serieus hebben genomen. Wat Reve schreef was ironisch bedoeld, dacht men. En dat het niet helemaal pluis was in die Kerk, waar hij zijn toevlucht had gezocht, was voor iedereen wel duidelijk. Maar Reve wist waarover hij schreef. Zelf had hij het in zijn jeugd niet anders beleefd. Op die communistische jeugdkampen was ook niet alles pluis geweest. Ook daar werd in broekjes getast en ‘aan fluitjes van jongetjes’ gezeten. Sterker nog, Reve was in zijn jeugd zelf misbruikt of op zijn minst seksueel geïntimideerd.

Evenals Althusser is ook Reve zijn leven lang een psychiatrisch patiënt geweest. Hij verbleef zelf ook korte tijd in een psychiatrische inrichting. Bij de presentatie van het laatste deel van zijn Reve-biografie in Leeuwarden vertelde Nop Maas  dat Reve altijd de angst heeft gehad nog eens voor zijn leven achter slot en grendel te belanden, omdat hij in staat was om iemand te vermoorden in een vlaag van verstandsverbijstering. Althusser kon dat lot uiteindelijk niet ontlopen. Hij  overleed in 1990, op 72-jarige leeftijd aan de gevolgen van een hartaanval. Veel van zijn laatste werken zouden pas postuum gepubliceerd worden.

Toen Althusser in 1983 uit de inrichting kwam ging hij weer op zichzelf wonen. In die tijd ontmoette hij ook Foucault, die in 1984 aan aids zou overlijden. Foucault had in de jaren zestig al een boek geschreven over de geschiedenis van de waanzin, en werkte in zijn laatste jaren aan een reeks studies over de geschiedenis van de seksualiteit. Zo verdiepte hij zich onder meer in de relatie tussen seksualiteit en katholicisme in de late Oudheid, en met name in het denken van Augustinus. Als we Foucault mogen geloven is de mens door het katholicisme voor het eerst als een seksueel wezen gedefinieerd, doordat een fundamenteel verband werd gelegd  tussen seksualiteit en waarheidsplicht. Het christendom werd een vorm van belijden. Door Augustinus werd een nieuwe ‘technologie van het zelf’ uigevonden die door Rome eeuwenlang van hogerhand is opgelegd.

Onder  ‘technologieën van het zelf’ verstaat Foucault technieken ‘die het individuen mogelijk maken om met eigen middelen bepaalde operaties uit te voeren met hun eigen lichaam, hun eigen ziel, hun eigen gedachten, hun eigen gedrag en wel zó dat zij zichzelf transformeren, zichzelf modificeren en een bepaalde toestand van volmaaktheid, gelukzaligheid, reinheid en bovennatuurlijke kracht bereiken.’ De technologie van het zelf, die Augustinus uitvond, richtte zich op de voortdurende ontcijfering van het zielenleven door een zuivering van het libido. Zo raakte het katholicisme steeds meer verstrikt in een spiraal van waarheidsformulering en werkelijkheidsverloochening. Sinds Augustinus, zo beweert Foucault, beleeft de mens seks in zijn hoofd. In zijn essay Seksualiteit en eenzaamheid, dat is opgenomen in de bundel Michel Foucault in gesprek, seks, macht en vriendschap (1985) verwoordde Foucault het als volgt:

‘Het hoofdprobleem van de seksuele ethiek is verschoven van relaties met personen en van het penetratiemodel naar de relatie tot het zelf en het probleem van de erectie. Ik bedoel naar de reeks innerlijke bewegingen die lopen van de eerste, vrijwel onwaarneembare gedachte tot de uiteindelijke, maar nog altijd eenzame bevlekking. Hoe verschillend en hoe tegenstrijdig ze uiteindelijk ook waren, eenzelfde effect werd bewerkstelligd: seksualiteit, subjectiviteit en waarheid werden nauw met elkaar verbonden. Dat is – denk ik – het religieuze kader waarbinnen het masturbatieprobleem – dat door de Grieken, die masturbatie als iets voor slaven en satyrs, maar niet voor vrije burgers beschouwden, werd genegeerd of verwaarloosd – verscheen als een van de voornaamste wortels van het seksuele leven.’

In zijn autobiografie schrijft Althusser over zijn late ontmoeting met Foucault het volgende:

Foucault kwam tweemaal bij me op bezoek en ik 
herinner me dat we beide keren spraken over alles wat zich in kringen 
van intellectuelen afspeelde, zoals ik met bijna al mijn vrienden deed, 
over personen, hun plannen, werk en conflicten, en over de politieke 
situatie. Dan was ik helemaal ‘normaal’, volledig op de hoogte van aIles, de ideeën schoten me weer te binnen, soms gaf ik Foucault een spits antwoord, en hij vertrok in de overtuiging dat het heel goed met me ging. Toen hij een andere keer bij me op bezoek kwam, was ik in gezelschap van pater Breton. Terwijl ik als scheidsrechter en beschermheer
 optrad, ontspon zich tussen hen een opmerkelijke uitwisseling van 
denkbeelden en ervaringen, die ik nooit van mijn leven zal vergeten.

Foucault sprak over zijn onderzoek naar de ‘waarden’ van het christendom in de vierde eeuw en hij maakte een heel belangrijke opmerking: 
ook al had de Kerk de liefde altijd heel hoog in haar vaandel geschreven, de vriendschap had ze steeds diep gewantrouwd, terwijl de filosofen van de oudheid en met name Epicurus die toch in het middelpunt van hun praktische ethiek hadden geplaatst. Als homoseksueel kon hij 
natuurlijk niet anders dan een verband leggen tussen de afkeer van de 
Kerk van vriendschap en de afkeer, dat wil zeggen de voorkeur (weer 
een ambivalentie) van het gehele apparaat van Kerk en kloosterleven 
ten aanzien van homoseksualiteit.

Toen nam pater Breton het woord, 
niet om hem naar de theologie te verwijzen, maar om hem zijn verbluffende persoonlijke ervaring te vertellen. Geboren uit onbekende ouders was hij door zijn pastoor in huis opgenomen; die merkte zijn vlug
heid van begrip op en zorgde ervoor dat hij op het seminarie van Agen 
kwam, waar hij enige jaren voortgezet onderwijs volgde. Toen hij 
vijftien was, werd hij tot het noviciaat toegelaten en begon hij aan het 
strenge leven van aspirant-monnik-onpersoonlijkheid zonder ik 
(aangezien Christus geen persoon was, maar een onder het Woord gebracht onpersoonlijk iemand) en een leven volgens strikte regels.

Door 
de overste te gehoorzamen, vergat hij zijn ik: ‘De regel dacht voor je, 
omdat er voor je gedacht is, wordt iedere persoonlijke gedachte een 
zonde van hovaardij.’ Pas later, gezien de ontwikkeling van de levensgewoonten, en dankzij wat christelijk personalisme genoemd werd, is 
raar gestreefd om wat meer rekening te houden met ieders eigenheid, en dan nog met mate! In dit verband nam Breton een uitdrukking van Foucault over door op te merken dat in het klooster ‘de mens een 
zeer recente ontdekking was’. Breton had zijn hele leven niet één 
vriend gehad, vriendschap was nog steeds verdacht omdat ze in een 
speciale vriendschap, een verkapte vorm van homoseksualiteit ont
aardde. In de Kerk bestond wel degelijk een verdrongen neiging tot homoseksualiteit, wat door het uitsluiten van vrouwen te verklaren is.

Het risico van speciale vriendschappen zou nooit zo sterk benadrukt 
zijn als homoseksualiteit niet een permanent gevaar en voortdurende 
aanvechting was geweest. De oversten werden geobsedeerd door speciale vriendschappen en waren doodsbang voor dit wijdverbreide kwaad. En dan had je zoveel priesters, heilige priesters zelfs, die een 
afschuw van vrouwen hadden, wat hun neiging tot reinheid verklaart, 
want de vrouw is een onrein wezen; veel priesters meenden zich aan de 
onreinheid te kunnen onttrekken door zich niet aan een vrouw te bezondigen en zich ‘met een knaapje te amuseren’.

Zoals die brave priester
 die trouw alle voorschriften naleefde en de mis las, maar die een aIlerliefst misdienaartje had dat hij op een dag na de mis in de sacristie liet komen; hij deed de gulp van de jongen open, knipte wat schaamhaar af en borg dat op in een soort van reliekhouder (een doosje waarin 
de hostie wordt bewaard). In zulke gevallen is vriendschap altijd ver
dacht en het was duidelijk wat Foucault bedoelde. Liefde in de ruime
 zin des woords, vooral wanneer het een liefde op afstand is, voor de 
naaste, was een middel om zich van vriendschap te bevrijden.

In 1989 kwamen in Canada de eerste berichten naar buiten over seksueel misbruik van rooms-katholieke priesters. Daarna volgde als in een domino-effect een reeks van vergelijkbare berichten uit de Verenigde Staten, Ierland, België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. In Frankrijk bleef het lange tijd redelijk stil, tot in 2002 voor het eerst bekend werd dat er ook in Frankrijk onderzoeken liepen naar van misbruik verdachte priesters.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)