Reason to believe

Op internet vond ik deze foto van St. Mary’s by the Sea in Port Douglas in Australië. Dit wit houten kerkje pal aan zee komt voor in het boek De weduwnaar van Kluun, het vervolg op zijn debuutroman Komt een vrouw bij de dokter. Na het overlijden van zijn vrouw Carmen vertrekt de hoofdpersoon Stijn naar Australië om daar samen met zijn driejarige dochter Luna maandenlang met een camper rond te reizen. Hij gaat dan op zoek naar plekken waar zijn overleden vrouw is geweest toen zij een wereldreis maakte en ook Australië bezocht. ‘Net of ze er een beetje bij is straks.’

Zo zoekt hij een duikschool in Port Douglas en vindt dan dit kerkje dat hij van een foto heeft herkend. Als hij dat kerkje binnengaat ziet Stijn schilderingen en op basis daarvan legt hij zijn dochter de grondbeginselen van het christelijk geloof uit. Niet dat hij iets met geloven heeft. ‘Ik heb niks met kerken, maar ik moet bekennen dat deze plek goed voelt.’ Hij voelt hier de nabijheid van zijn vrouw. ‘Het is inderdaad of we iets dochter bij Carm zijn.’ Er volgt zelfs iets wat je een gebed zou kunnen noemen: ‘We missen je. Zul je aan ons denken in de hemel en goed voor ons zorgen.’

Het is niet de eerste keer in dit boek dat een spirituele dimensie opduikt. Stijn was op reis gegaan op advies van Nora, een spiritueel therapeute die hem had aangeraden zijn gevoelens niet langer te ontvluchten. ‘Leedmijd’ zo wordt dat genoemd. ‘Luna kan je gevoel weer teruggeven,’ had Nora gezegd. ‘Je weet toch nog wel hoe fijn het voelde om voor Carmen te zorgen in haar laatste weken. Luna kan jou weer leren hoe fijn het is om van iemand te houden.’

Stijn had deze spiritueel therapeute al eens eerder geraadpleegd toen Carmen stervende was en hijzelf in een crisis verkeerde. Dat consult wordt beschreven in Komt een vrouw bij de dokter. De stem van Nora klinkt dan als een orakel. ‘Zorg dat je er bent als het gebeurt.’ zegt ze. ‘Ze zal je heel dankbaar zijn. En jij jezelf ook. Nu krijg je de kans om je vrouw alles terug te geven wat je al die jaren van haar gekregen hebt.’

Het sterfbed van Carmen had twee weken geduurd. Toen het einde naderde vroeg Stijn aan haar:

‘Geloof jij dat we op een of andere manier nog bij elkaar zullen zijn als je er niet meer bent?’

‘Ja’ zegt ze heel beslist. ‘Ik ben er straks nog voor jou en voor Luna’

‘Ik geloof het ook,’zeg ik, ‘maar je hoort wel eens dat mensen in God of in een hiernamaals gaan geloven, juist omdat ze ook aan het eind van hun leven zijn. Als een soort zelfbescherming…’

‘Nee,’ zegt ze beslist, het is meer. Het is sterker. Ik voel gewoon dat ik er straks nog ben. Het is zoals je voelt dat je van iemand houdt. Dat weet je gewoon.’

Als de arts komt om euthanasie te plegen zegt hij aan haar bed:…’Tjonge meid… Op zo’n jonge leeftijd deze vorm van kanker, dat komt zelden voor. Je hebt zo verschrikkelijk veel pech gehad.’

Carmen antwoordt dan: ‘Wij geloven niet meer in pech. Pech bestaat niet. Toeval bestaat niet. Geloven in toeval is een belediging voor het leven. Het ging zoals het ging. Ooit zullen we erachter komen waarom. ‘

Stijn vlucht in drank, drugs en vrouwen en is allesbehalve monogaam. ‘Monofoob’ zo noemt hij zichzelf en die monofobie neemt steeds maniakalere vormen aan. En toch, hedonisme en spiritualiteit komen op een wonderlijke manier samen in de twee boeken die Kluun schreef over de ziekte en het sterven van zijn vrouw en de rouw die daarop volgde.

Hij stelt zichzelf een vraag: ‘Praat ik mezelf niet gewoon aan dat Carmen er op een of andere manier nog is, gewoon omdat ik het idee niet kan verdragen dat ze dood is?’ Dat is een vraag die uiteindelijk onbeantwoord blijft omdat er geen antwoord is. Alleen de liefde is een reden om te geloven, maar geloven is nog geen bewijs van liefde.

Reageren is niet mogelijk.