Opnieuw… a beautiful loser

Gisteren kreeg ik een mailtje van de jury die de inzendingen heeft beoordeeld voor de Van Helsdingen-prijs. Men had de laatste kandidaten nog eens heel kritisch tegen het licht gehouden en onderling vergeleken. Uiteindelijk heeft men besloten mijn essay geen prijs te geven, eenvoudigweg omdat de prijswinnaars net wat verder gingen, wat meer uitgewerkt, wat meer gestructureerd, enz. Omdat de kwaliteit van de inzendingen zo hoog was heeft mijn essay Jihad of verstandsverbijstering het dus net niet gehaald. Omdat ik wel tot de laatste ronde was gekomen, en omdat mijn essay ….‘specifieke kwaliteiten heeft, en van belang is voor onze doelgroep’ … zal het in het juryverslag apart worden vermeld. Eventueel zal de stichting Psychiatrie & Filosofie er ook op andere manieren nog ruchtbaarheid aan geven.

Net geen prijs dus. Dat is jammer, maar ik rekende eigenlijk al nergens meer op. De uitnodiging om te spreken op het symposium over Het Kwaad leek me al een beetje een doekje voor het bloeden. Dat gebeuren zie ik nu definitief als een eervolle troostprijs. Toch kan ik niet geheel ontkennen, dat ik sinds 1 september vorig jaar – de sluitingstermijn voor inzendingen – een heel klein beetje in een verwachtingsvolle bubble heb geleefd. Ik had de indruk dat mijn essay behoorlijk actueel was en bovendien een problematiek aansneed, waar je verder nog weinig over leest of hoort.

Daarnaast was er nog een andere omstandigheid. Een week na het verstrijken van de sluitingstermijn werd Marijke plotseling ernstig ziek en drie weken later overleed zij. Met haar heb ik destijds nog alles besproken. Tot het eind toe leefde ze intens met mij mee. Zoals ik met haar, met dit verschil dat zij een zware weg had te gaan. Het klinkt misschien wat larmoyant – maar mag ik even? – het was alsof ze gisteren een heel klein beetje opnieuw stierf. Je kunt niet alles hebben, dat weet ik wel. Maar soms… soms…. Marijke hoopte van harte dat het deze keer goed zou aflopen met mijn inzending. Het is namelijk niet de eerste keer dat ik net buiten de prijzen val.

In 2012 gebeurde precies hetzelfde met het boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose (met Egbert Tellegen en Daan Muntjewerf als mijn coauteurs). Ik werd toen wèl uitgenodigd om bij de prijsuitreiking een inleiding te houden. Dat was op het symposium Transformaties op 8 februari 2013. (zie mijn blog Spreken in Utrecht). De tekst van mijn inleiding destijds heb ik later – met enige kleine aanpassingen – opgenomen als eerste hoofdstuk mijn boek Modernisme in Lourdes, dat eind 2013 verscheen.

Ook toen is binnen de jury lang over ons boek gesproken, want de uitslag werd ons medegedeeld met een bijna verontschuldigend commentaar. Men was bijzonder gecharmeerd van mijn bijdrage aan dit boek, maar het was als geheel toch iets te verhalend van opzet en te weinig filosofisch. In het juryrapport werd over mijn bijdrage het volgende medegedeeld:

‘Huub Mous had zijn psychose in de jaren zestig, maar weet nog steeds gedetailleerd en met gepaste ironie en betrokkenheid deze te beschrijven. Meer dan Muntjewerf kijkt Mous terug op een religieuze of spirituele ervaring of openbaring. Net als Tellegen probeert Mous zijn psychose tegen de achtergrond van de cultuur en zeden van eind jaren zestig te plaatsen. Secularisatie en zelfontplooiing, in combinatie met een eigen eigenaardige psychische ontwikkeling zouden hun psychoses gestuurd hebben. Na een iets te lange uiteenzetting over de samenleving na de oorlog, schetst Mous zijn psychose, die – eigenlijk anders dan hij zelf beweert – een vlucht uit de tijd is, naar de tijd van Jeanne d’Arc, Augustinus en verder terug. De beschrijving van de innerlijke dynamiek van zijn psychose is als die van een mystieke of extatische ervaring. Pas wanneer de lezer duidelijk wordt waar en hoe die ervaring zich voltrok, krijgen we een beeld van iemand die ze wel ‘psychotisch’ noemen. Voor geïnteresseerden in de overeenkomsten tussen het onuitsprekelijke van mystiek en psychose is dit een aanrader.

De jury vond dit een geweldig boek, schitterend geschreven, en zeer inzichtgevend in ‘hoe het is om….’. Echter, al bij al is het geheel net teveel verhalend en beschrijvend, en te weinig (zelf)kritisch en onderzoekend, om in de prijzen te vallen.’

Dit was wat je noemt een spagaat. Een mooiere afwijzing voor een prijs heb ik zelden gelezen. Mooier kun je ook niet verliezen, denk ik. Ik ben benieuwd wat er deze keer voor lovende afwijzing in het juryrapport te lezen zal staan. Dat ik destijds bij de prijsuitreiking een inleiding mocht houden, heb ik ook toen ervaren als een eervolle troostprijs. De oude mijnheer Van Helsdingen, die later dat jaar overleed, was daarbij nog zelf aanwezig. Hij zat in een rolstoel op de eerste rij en na afloop heb ik hem nog naar de uitgang geleid, die hij in dat wonderlijke gebouw waar wij toen zaten even niet meer kon vinden. Ook met enkele juryleden heb ik toen na afloop nog gesproken en zij raadden mij aan om een volgende keer opnieuw in te zenden.

Ook toen kon ik mij toen niet aan de indruk onttrekken, dat het bij de eindbeoordeling kantje boord was geweest. Men zat kennelijk met mijn bijdrage in de maag. Nieuwe ronde, nieuwe kansen, dacht ik. Zo’n hoofdprijs van 10.000 Euro is geen kattenpis. Daar komt Jan Splinter mee door de winter. Hoe dan ook, dat advies van de juryleden heb ik in mijn oren geknoopt.

En nu dan weer net niet. Ik ben opnieuw… a beautiful loser.

Reageren is niet mogelijk.