Afscheid van de engel

Slide1

‘Ik ga ervan uit dat ik een engelbewaarder heb. Ik wil hem niet kwijt. Heftig is mijn verlangen. Op een schaal van lood plaats ik afgietsels van mijn gebalde handen.

Dat schreef Silvia Steiger in een van de aantekeningen over haar werk, die zij mij toestuurde. Zo ontstond het object “Ich lasse dich nicht” After the battle (1993) dat ook te zien is op de tentoonstelling in Museum Belvédère die ik vanmiddag mag openen. (zie: hier)  Het werk bestaat in feite uit twee delen. Het andere deel is een groot hangend doek van tule, dat zich uitspreidt over de vloer. Daarop ligt tussen donsveren een groot aantal rode steentjes als gestolde bloeddruppels op een engelengewaad. In een toelichting schreef zij: ‘Verlaat ik even de realiteit van voorwerpen voor een persoonlijke imaginaire realiteit erachter? Ik moet mijn angsten aanschouwelijk maken.’ Ook in de multiple One pair of shoes (1993) duikt de gedachte aan een engel op, nu in de schoenen die hij heeft achtergelaten. Het zijn ‘kluifschoentjes’ gemaakt van varkenshuid uit de dierenwinkel, waaraan vogelveren zijn bevestigd.

Slide1

Titiaan, Engel van de Annunciatie (fragment), Santi Nazaro e Celso, Brescia, 1520

Hoe verbeeld je een engel in een kunstwerk? Sinds de Renaissance hebben kunstenaars het fenomeen ‘engel’ heel verschillend weergegeven, waarbij het historisch veranderend wereldbeeld in hun kunst zichtbaar werd. Zo werd in de tijd van Titiaan de verbeelding van het immateriële stilaan een probleem. De engel van de annunciatie werd tot in de late Middeleeuwen in dezelfde fysische ruimte afgebeeld als die waarin Maria zich bevond, zoals ook de verrezen Christus geen andere materiële gedaante kreeg toebedeeld. In de loop van de zestiende eeuw echter werd het domein van het bovennatuurlijke met schilderkunstige middelen afgescheiden van dat van de gewone stervelingen. Er ontstond een duidelijke grenslijn tussen enerzijds de geest, de transcendentie en het bovennatuurlijke en anderzijds de materie, de immanentie en de natura van de natuurwetenschap.

Mede als gevolg van deze splitsing groeide de afstand tussen het natuurlijke en het goddelijke, tussen het seculiere en het sacrale. De diepe kloof, die zo ontstond – en die eigen was aan de moderne tijd – is door de ontdekkingen van de hedendaagse natuurwetenschap in beginsel overbrugd. Begrippen als ‘bewustzijn’, ‘transcendentie’ en ‘bovennatuurlijk’ komen in een ander licht te staan, nu blijkt dat er op microniveau geen scheidslijn bestaat tussen de waarnemer en datgene wat wordt het waargenomen. De materie, zoals die door de newtoniaanse natuurkunde in de taal van de wiskunde is vastgelegd, blijkt in werkelijkheid niet te bestaan. Maar wat is die werkelijkheid dan? Het lijkt of we rondlopen in het zand en telkens weer op onze eigen voetstappen stuiten. De natura zit ogenschijnlijk gevangen in een vreemde cirkel. De wereld is misschien wel een speelfilm waarvan elk beeldje door onszelf geschilderd is.

Slide113-e1326744456787 kopie

Deze foto was bij ons thuis een klassieker. Hij heeft zelfs bij mijn tantes in Huissen nog jarenlang op de piano in de voorkamer gestaan. Mijn wezenloze blik vormde voor hen wellicht het toppunt van kinderlijke onschuld. Misschien ook was het de wat vrome sfeer die door plaatje van de engel aan de muur in werking werd gezet. De achtergrond was door de fotograaf zo bedacht. Hij had een hoekje gecreëerd in de klas, waar elk kind even moest gaan zitten. Wellicht heeft de juf nog geprobeerd om mij aan het lachen te maken, maar dat bleek een onmogelijke opgave. Ik liet me niet verleiden door grappen en grollen. Ik was ook te zeer geïmponeerd door het historisch belang van de situatie. Zelfs de blokkendoos wordt niet beroerd. Ik kijk naar de juf, niet beseffend dat de camera uit een andere hoek mij juist op dat moment zal vereeuwigen.

Het prentje met de engel is zo te zien een originele ‘Hummel’. Hummeltjes waren Roomse prentjes die in Duitsland werden vervaardigd. Je had ze ook in porselein en die waren behoorlijk duur. Het beeldje dat rechts staat, naast het vaasje met margrieten, is er zo een. Het kan ook een kopie zijn, want ze werden veel nagemaakt. De beeltenis van het jongetje komt ook in het prentje voor. Die engel is dus zijn engelbewaarder. De fotograaf heeft er echt over nagedacht, want er zit een subtiele boodschap in deze compositie. Een engelbewaarder kun je gewoonlijk niet zien. Ook met een foto is zijn bestaan niet aan te tonen. Door hem in een prent weer te geven, naast een jongetje wiens gestalte ook driedimensionaal in beeld wordt gebracht, wordt voor de goede verstaander de aanwezigheid van de engelbewaarder toch op symbolische wijze gesuggereerd. In een ander ruimte, een beeld van een beeld.

Ik heb dat als kind altijd maar een raar idee gevonden, dat er op elk moment van de dag een engel naast me zat. Zelfs ‘s nachts gaf hij acte de présence, want een engelbewaarder slaapt nooit, zo werd beweerd. Het was natuurlijk wel een veilig idee met oversteken en zo, want het verkeer werd met de dag gevaarlijker. Maar er waren ook wel eens momenten, dat je even alleen wilde zijn. Dat kon je niet zeggen: ‘Nou engel, ga jij even een blokje om, ik ga nu even met mezelf spelen.’ Dat kon je wel zeggen, maar daar trok die engelbewaarder zich geen ene moer van aan. Die bleef gewoon zitten waar hij zat. Hij was een echte stalker, een soort bodyguard in dienst van Onze Lieve Heer. Ik was ook wel eens jaloers op hem. Vooral op die mooie vleugels. Ik dacht wel eens: ‘Had ik maar één zo’n vleugel!’

Mijn engelbewaarder hield ook in de gaten of ik niet zondigde, een soort geheime politie dus. Maar voor de rest was hij best aardig. Het beroerde was alleen, dat ik wel eens vergat dat hij er was. Dan deed ik dus toch gewoon alles wat God verboden had. En ik viel ook wel eens een gat in mijn knie. Dan zat die engel zeker met zijn gedachten even ergens anders. Het is ook wat, de hele dag van huis, terwijl niemand je kan zien. A hell of job had zo’n engelbewaarder. Hoe dan ook, deze foto was bedoeld om zijn aanwezigheid voor eens en altijd duidelijk te maken. Niet alleen als troost of geruststelling, maar vooral als subtiele waarschuwing. Pas op, hij weet van geen wijken. Je engelbewaarder ziet alles. Handen boven de dekens!

Slide113-e1326744456787

Boven mijn bed hing ook een prentje met engelen. Niet één, maar veertien. Alsof één niet genoeg was. Nee, voor de nachtdienst werd van hogerhand een heel peloton ingezet. Je wist immers maar nooit wat er ‘s nachts allemaal kon gebeuren. De tekst van het bijbehorende liedje werd je op de bewaarschool bijgebracht. De voorstelling van de prent is zo oud als het Rijke Roomse Leven. Op internet ontdekte ik meerdere varianten, maar gelukkig ook de versie die boven mijn bed heeft gehangen. Het is een tekening van Jeanne Hebbelynck die waarschijnlijk in de jaren dertig is gemaakt. Ze blijkt veel van dit soort prentjes te hebben getekend, totdat ze blind werd en alleen nog maar vrome gedichtjes schreef.

’s avonds als ik slapen ga
volgen mij veertien engeltjes na
twee aan mijn hoofdeind
twee aan mijn voeteneind
twee aan mijn linkerzij
twee aan mijn rechterzij
twee die mij dekken
twee die mij strekken
twee die mij wijzen
naar ’s hemels paradijzen

Ik weet niet precies wanneer mijn engelbewaarder is verdwenen. Hij is vertrokken, dat is zeker. Was het wel een ‘hij’? Welk geslacht heeft een engel eigenlijk? Misschien is dit geslachtloze wezen aan mijn zijde misschien wel tegelijk verdwenen toen God uit Jorwerd verdween. Hij of zij vertrok met de noorderzon, met stille trom, of hoe engelbewaarders dat ook mogen doen. We hebben niet eens afscheid genomen. Zoiets deed je niet. Van God nam je ook geen afscheid. Ze zeggen wel eens, dat het niet goed is om zo maar uit elkaar te gaan. Dan blijven er dingen hangen. Misschien moet het er nog maar eens van komen, dat afscheid. Ik zie het al voor me: een ‘date’ met mijn engelbewaarder. In een wegrestaurant, een stationsrestauratie of misschien wel in de kale vertrekhal van een luchthaven op een onnozele zondagochtend. Dat kan ik hem of haar uitwuiven na een laatste goed gesprek. Zo van: ‘Het is wat lullig afgelopen, maar al met al vond ik je toch wel een fijne gozer… of meid… God mag weten wat je was.’

Onzin natuurlijk. Als je zo begint, zal blijken dat je engelbewaarder nooit is weggeweest. En misschien is dat ook wel zo. ‘Old angels never die, they just fade away’.

1 Reactie »

  1. 6 maart 2015 op 14:14

    mar leut het

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)