In mijn droom vannacht was ik op reis, maar mijn eindbestemming was ik vergeten. Ik dwaalde doelloos rond door Hilversum langs onbekende straten en zag overal de huizen van Dudok, strak en rationeel, alsof de stad zelf ooit was ontworpen voor een toekomst die inmiddels was afgelast. Alles stond er nog, maar niets leek nog een functie te hebben. Bij Grand Hotel Gooiland ben ik even naar binnen gegaan, maar de lobby was veranderd in een bowlingbaan. De bal rolde eindeloos door, zonder ooit een kegeltje te raken. Op de schermen boven de banen flitsten breaking news-berichten voorbij die elkaar tegenspraken.
De vier studio’s zag ik terug: de AVRO, de NCRV, de VARA en de KRO. Ze stonden er nog, maar hun logo’s waren opgelost in één groot, pulserend beeldmerk zonder naam. Alles was hier nog net als vroeger, toen elke omroep nog zijn eigen vlag had die fier wapperde voordat de uitzending begon. Nu wapperden er alleen nog disclaimers. Ik zag Hannie Lips en zwaaide terug, maar ze keek door me heen, alsof ik een storende pixel was. Dappere Dodo kwam voorbij, gevolgd door Paulus de Boskabouter, Coco en de vliegende knorrepot. ‘Morgen gebeurt het,’ hoorde ik een stem zeggen, maar het klonk als een automatische ondertiteling die te laat was.
Mijn gedachten dwaalden door oude programma’s en ik begon in mezelf te praten, hardop bijna, alsof ik een podcast was geworden zonder luisteraars. De wereld was één groot archief van beeld en geluid, maar zonder volgorde, zonder context. Alles stond op pauze en speelde tegelijk af. Fragmenten uit het journaal mengden zich met kindertelevisie en livebeelden van verre oorlogen, gepresenteerd met dezelfde opgewekte stem.
Opeens hoorde ik een verslaggever ver boven mij: ‘Gij zult niet hebben en tegelijk zijn.’ Ik keek omhoog, maar zag alleen een grijs wolkendek waar drones langzaam doorheen schoven. Ik vroeg me af wat die mededeling te betekenen had. Weer hoorde ik die stem, nu met de cadans van een algoritme dat zichzelf citeerde. ‘De waarheid kan zich voordoen of zijn, maar niet eerst geweten worden en pas daarna geschieden.’
Ik vroeg luidop: ‘Wat heeft dit te betekenen?’ De stem werd luider, dreigender, alsof hij nu rechtstreeks uit een serverpark sprak: ‘Feiten volgen niet meer op gebeurtenissen. Ze lopen vooruit.’
Ik vervolgde mijn pad op weg naar niets, want nog steeds wilde de ware bestemming van mijn bezoek aan Hilversum mij niet te binnen schieten. Ik had het gevoel dat ik hier ooit was geweest, misschien dagelijks, misschien levenslang, maar nu slechts als dataspook. Ik dacht aan nieuws dat al verouderd was op het moment dat het werd uitgesproken, aan meningen die zichzelf sneller herhaalden dan ze konden worden gedacht.
Ik heb geen zicht op mijn eigen geheim, zo dacht ik. Een mens kan per definitie zijn eigen geheim niet vatten. Je moet dat geheim zijn. Misschien was ik inmiddels niets anders dan een profiel, een verzameling voorkeuren, herinneringen die mij beter kenden dan ik mezelf. Zoiets moest het zijn wat de stem had bedoeld. Ik was gedoemd tot dwalen in een stad die mij vaag bekend voorkwam, maar die ik niet meer thuis kon brengen, alsof ze was geüpload en slecht gerenderd.
Ik sloeg de hoek om en stond plotseling voor het Raadhuis. Het was gigantisch groot, opgebouwd uit talloze smalle, gele steentjes, als een monument voor een orde die geloofde in overzicht en planning. Boven de ingang hing een scherm waarop in real time werd bijgehouden hoeveel vertrouwen er vandaag nog beschikbaar was. Het getal knipperde en sprong voortdurend naar beneden.
Ik wilde naar huis, maar de treinen reden niet meer. De machinist had de stekker eruit getrokken. “Stroomstoring,” zei iemand, “of een update.” Ik hoorde weer de stem van de verslaggever: ‘Het verleden is er niet meer.’
Opeens zag ik mijn elektrische trein waarmee ik als kind speelde. Hij reed rondjes op de vloer van mijn ouderlijk huis, maar de rails verdwenen steeds opnieuw onder zijn wielen. Ik zag beelden uit mijn kinderjaren traag door een oneindige duisternis glijden, vermengd met recente beelden die zich al als herinnering voordeden. Alles werd even belangrijk, even vluchtig.
Toen werd het stil. Alleen het zachte zoemen van servers bleef hoorbaar. En ergens ver weg, heel ver weg, klonk nog één keer een herkenbare stem, alsof hij uit een vergeten studio kwam: “Dames en heren, dit programma is afgelopen…..” Maar niemand wist meer wanneer het begonnen was.
