Complotdenken & geestelijke volksgezondheid

De omgang met complotdenkers vormt tegenwoordig een van de vreemdste uitdagingen voor de politie. Terrorisme-expert en hoogleraar geschiedenis Beatrice de Graaf beschrijft in de NRC van gisteren hoe wijkagenten steeds vaker worden geconfronteerd met situaties die het absurde naderen. In een straat woont een man die heilig gelooft dat de wereld wordt bestuurd door een geheime kaste van reptielen. Even verderop schreeuwt iemand met onverzettelijke felheid dat de aarde plat is, tot ergernis van zijn buren die klagen over zijn driftbuien. En telkens opnieuw rijst de vraag: gaat het hier om onschuldige excentriciteit, of om een begin van radicalisering dat kan omslaan in geweld? Kan zoiets ooit gevangen worden in een schema, of is het juist de aard van waanzin dat zij zich onttrekt aan elke ordening?

En terwijl ik over dit soort verschijnselen las in de NRC, bekroop me het gevoel dat dit geen losstaande curiositeiten zijn, maar tekenen van iets diepers: een sluipende ontregeling van het collectieve bewustzijn. Het is alsof een samenleving haar innerlijk evenwicht kan verliezen, zoals een individu dat doet wanneer de geest ziek wordt. Op zulke momenten valt het stilzwijgen van de psychiatrie des te meer op. Waar ooit artsen en denkers zich bogen over de oorzaken van massale ontsporingen, heerst nu een merkwaardige verlegenheid.

Want dat een geestesleven ongemerkt kan afglijden, weten we uit de geschiedenis. In de jaren vijftig gebeurde het binnen de katholieke gemeenschap, die destijds zo’n veertig procent van de Nederlandse bevolking uitmaakte. Historicus Paul Luykx beschrijft in Andere katholieken (2000) hoe een kerkelijk functionaris in 1953 al waarschuwde dat de toestand onhoudbaar was: zonder een radicale schoonmaak van verstarde gebruiken en benauwende rituelen, en zonder een serieuze erkenning van de rol van leken, zou er een crisis volgen die zelfs de Reformatie zou doen verbleken.

Die woorden waren meer dan een waarschuwing: ze markeerden het naderen van een geestelijke implosie. De verstikkende orde van de jaren vijftig vertoonde dezelfde symptomen van vervreemding en beklemming die wij nu in een andere gedaante herkennen. In mijn boek Het algoritme van de waan. Naoorlogse geschiedenis in de ogen van een babyboomer (2023) heb ik laten zien hoe ook het hedendaagse complotdenken zo’n symptoom is: een collectieve ontsporing die ook ik in verband kan worden gebracht met de waanideeën van nazi-Duitsland.

Het lijkt één en dezelfde ziektegeschiedenis, die zich in steeds andere vormen herhaalt: een samenleving die haar geestelijk verband verliest en de symbolen die een gezonde beleving van dat verband mogelijk maken. Ik vroeg aan ChatGPT of hij in de blogtekst die hij zou gaan schrijven ook verbanden zou kunnen leggen tussen deze zeer verschillende vormen van crisis in de geestelijke volksgezondheid.

Dit kreeg ik als antwoord:

***

Wie de opkomst van het complotdenken volgt, kan moeilijk ontkennen dat we te maken hebben met een crisis in de geestelijke volksgezondheid. Mensen die overtuigd zijn dat reptielen de wereld besturen of dat een vaccin deel uitmaakt van een moorddadig plan, zijn niet langer een randverschijnsel, maar maken deel uit van een bredere maatschappelijke stroming. Politie en justitie kijken er inmiddels met argwaan naar, omdat er sprake kan zijn van radicalisering en geweld. Maar de vraag of dit ook een teken is van geestelijke nood in de samenleving, blijft grotendeels ongesteld. Het probleem wordt vooral geclassificeerd als veiligheidsrisico, niet als symptoom van een collectieve psychische ontwrichting.

Die blinde vlek is niet nieuw. In mijn boek Het algoritme van de waan, naoorlogse geschiedenis in de ogen van een babyboomer (2023) heb ik laten zien hoe complotdenken door de tijd heen steeds weer opduikt als een antwoord op ervaren leegte en onmacht. Ik heb daarin niet alleen de hedendaagse bewegingen besproken, maar ook de manier waarop complotdenken in nazi-Duitsland functioneerde. Ook daar was het niet zomaar een afwijkend idee, maar een collectief verschijnsel dat wortelde in een ontwrichte symbolische orde. De waan kreeg vorm in de samenleving zelf.

De recensie van Het algoritme van de waan in Civis Mundi ( zie hier) wijst er terecht op dat je de waan niet moet begrijpen als een letterlijk computerprogramma, maar als een symbolisch stappenplan dat de menselijke geest volgt wanneer bestaande kaders falen. In die analyse komt naar voren hoe waan en werkelijkheid zich uiteen bewegen, hoe het kwaad verweven raakt met snelle secularisatie, en hoe deze verschuivingen zich door de tijd heen openbaren – van de wederopbouw tot het postmodernisme. Waan is dus niet alleen een privé-fantasie, maar een maatschappelijk proces dat steeds weer nieuwe vormen aanneemt, afhankelijk van de historische context.

In mijn boek komt Adolf Hitler naar voren als ultiem voorbeeld van ‘waan in het kwadraat’: een ideologie die niet alleen irrationeel is, maar via institutionele macht tot massabeweging wordt – waar waan, mythologie en geweld samenkomen om een fictieve werkelijkheid tot norm te verharden. Dat vertoont directe parallellen met de hedendaagse complotcultuur, waarin complete ‘systems of belief’ ontstaan. Deze gedeelde illusies wortelen in gemeenschappen die zich leeg, machteloos of buitengesloten voelen en vinden daar juist hun kracht.

In diezelfde geest sluit dit betoog aan bij wat zich in 1953 binnen de katholieke zuil voltrok: een symbolische orde die haar houdkracht verloor onder het gewicht van formalismen, rituelen en geloof in haar eigen idealen. Waar toen een overschot aan ritueel en dogma verstikkend werkte, is het vandaag juist het gebrek aan gedeelde betekenis dat ons destabiliseert. De “woestijn van de werkelijkheid”, zoals ik dat heb genoemd, vormt de symbolische leegte waarin complottheorieën floreren.

De parallel met de jaren vijftig is veelzeggend. Toen klonk binnen de katholieke zuil de waarschuwing dat de bestaande rituelen en vormen niet langer houdbaar waren. De volgende generatie zou dit niet meer accepteren, en dat bleek waar. In de jaren zestig stortte de katholieke zuil ineen. Wat verdween was niet alleen een religieus instituut, maar een complete symbolische orde die eeuwenlang richting en betekenis had gegeven. Het ging om meer dan geloofsafval; er ontstond een leegte waarin de relatie tussen woorden, dingen en betekenissen losraakte.

Vandaag zien we hetzelfde mechanisme, maar in omgekeerde vorm. Waar de katholiek van de jaren vijftig gevangen zat in een web van verstikkende symbolen, leeft de hedendaagse complotdenker in een woestijn zonder symbolische bedding. Het verlies van gedeelde verhalen, rituelen en tradities heeft de samenleving kwetsbaar gemaakt voor illusies, waanbeelden en nieuwe vormen van pseudo-religie. In die zin is het complotdenken niet alleen een gevaar, maar ook een mislukte poging om opnieuw orde en betekenis te scheppen. Dat is precies wat ik in Het algoritme van de waan heb willen blootleggen: complottheorieën zijn niet louter irrationeel, ze zijn ook uitingen van een dieper liggende behoefte aan zin en houvast.

Opvallend is dat de psychiatrie daar nauwelijks iets over zegt. Zij beperkt zich tot het individu, tot het vaststellen van diagnoses en het voorschrijven van behandelingen. Maar de crisis van de geestelijke volksgezondheid is groter dan de som van individuele stoornissen. Het gaat om het wegvallen van een gedeelde symbolische orde die zin gaf aan dood, liefde, lijden en waarheid. Wanneer die orde verdwijnt, ontstaat er een leegte die mensen opvullen met wat voorhanden is: complotten, fundamentalisme, escapisme of een stil cynisme.

De les van de twintigste eeuw is dat het uiteenvallen van een symbolisch universum altijd ingrijpende gevolgen heeft voor de geestelijke volksgezondheid. Het nazi-complotdenken liet zien hoe waan tot massabeweging kan uitgroeien en een samenleving volledig in zijn greep kan krijgen. De katholieke crisis van de jaren vijftig liet zien hoe een verstarde religieuze orde implodeerde toen zij geen betekenis meer kon dragen. En de huidige golf van complotdenken toont ons hoe de leegte van een symbolisch vacuüm nieuwe waanbeelden voortbrengt.

De vraag is niet langer of er een crisis is, maar of we haar onder ogen durven zien. En de volgende vraag is hoe een samenleving opnieuw bronnen van betekenis kan scheppen die niet verstikken, maar dragen. Zolang die vragen niet gesteld worden, blijft het complotdenken groeien als een wilde uitloper van een dieper liggende geestelijke nood. Het wonderlijke zwijgen van de psychiatrie maakt duidelijk hoe diep het probleem reikt: zelfs de wetenschap die zich ooit presenteerde als hoeder van de geestelijke volksgezondheid, lijkt het zicht op het bredere verband te hebben verloren.

Maar juist dat bredere verband is cruciaal om te begrijpen hoe waan zich kan verharden tot politiek kwaad. De geschiedenis laat zien dat wanneer een symbolische orde wegvalt, de leegte niet ongevuld blijft. Ze wordt al te gemakkelijk opgevuld door leiders die het verlangen naar houvast en gemeenschap weten te kapen. Zo kon Hitler uitgroeien tot belichaming van waan in het kwadraat. En wie vandaag kijkt naar de ontsporing van figuren als Poetin en Trump, ziet eenzelfde mechanisme aan het werk: een oude vorm van kwaad in een nieuwe gedaante.

Hun succes wortelt niet alleen in machtspolitiek of propaganda, maar in het vermogen om de symbolische leegte te koloniseren met mythen, ressentiment en pseudo-gemeenschap. Wat zich aandient lijkt nieuw, maar in de verte herkennen we een vertrouwd patroon: het kwaad dat zich telkens opnieuw nestelt in de geestelijke kwetsbaarheid van een samenleving die haar bronnen van betekenis is kwijtgeraakt.