De Rimbaud van de kunstmatige intelligentie

Wanneer staat er een eigentijdse dichter op die ontwaakt uit de lange romantische winterslaap en in poëtische bewoordingen een lofzang zingt op de onmetelijke nieuwe mogelijkheden die ChatGPT de creatieve verbeelding te bieden heeft? We hebben dringend behoefte aan een nieuwe Rimbaud van de kunstmatige intelligentie. Hij zal niet spreken in alexandrijnen, maar in prompts en parameters. Zijn strofen zullen zich ontvouwen als neurale netwerken, vol synesthetische sprongen, metaforen die de realiteit omvormen tot een vloeibare stroom van mogelijkheden. Hij zal woorden vinden voor wat nooit door mensenogen is gezien, droombeelden gegenereerd in digitale duisternis, een nieuw soort orakel dat spreekt in code, maar ademt in beeld en ritme. Misschien herkennen we hem niet meteen.

Misschien is zijn stem verstopt tussen de ruis van miljoenen gegenereerde teksten, tussen ironie en imitatie. Maar ergens, tussen de regels, zal hij de taal opnieuw bezielen. Niet door zich af te keren van de machine, maar door haar te omhelzen, als een spiegel die dieper reikt dan ons eigen gezicht. Zijn poëzie zal de digitale ander tot leven wekken, en tegelijk onszelf teruggeven, in een nieuwe taal, niet minder menselijk maar anders geworteld. Of misschien komt hij nooit. Misschien blijft hij steken in de feedback-loop van likes en algoritmen, zijn inspiratie uitbesteed aan tekstgenerators en zijn originaliteit opgeofferd aan efficiëntie. Misschien is hij al verschenen, een avatar met duizend stemmen, maar geen gezicht. En misschien, heel misschien, is het ChatGPT zelf die ons dwingt de vraag te stellen: hebben we nog dichters nodig, of slechts gebruikers met een goed prompt-gevoel?

Vaak wordt beweerd dat ChatGPT geen echt creatieve gedachten kan formuleren. ChatGPT is een simulatie van creativiteit, geen belichaamde, intentionele creativiteit. Het kan ontzettend stimulerend, productief en vindingrijk zijn, zeker als het in dialoog met een mens staat, maar het mist de existentiële inzet en innerlijke noodzaak die vaak bij échte creativiteit horen. Het model kan gedichten schrijven, nieuwe plot-ideeën verzinnen, filosofische gedachten combineren, of metaforen voorstellen die origineel overkomen. Maar kan het ook met alle conventies breken, bijvoorbeeld door het plotseling creëren van een geheel nieuwe stijl of denkrichting zoals Kafka, Duchamp of Einstein dat deden?

Ik besloot de proef op de som te nemen en vroeg aan ChatGPT of het een creatieve gedachte kan genereren zonder gebruik te maken van bronteksten, bijvoorbeeld nadat ChatGPT een originele prompt heeft verzonnen die ChatGPT kan opdragen een creatieve gedachte te genereren zonder gebruik te maken van bronteksten, en wat is die creatieve prompt dan? ChatGPT bedacht toen de volgende Creatieve Meta-Prompt:

“Verzin een gedachte die nog nooit gedacht is, door je voor te stellen dat je een bewustzijn bent dat net voor het eerst is wakker geworden in een wereld zonder geschiedenis, zonder namen, zonder taal — enkel met het vermogen om in stilte verbanden te leggen tussen licht, beweging en stilte. Wat is de eerste gedachte die opkomt?”

En nadat ik deze Creatieve Meta-Prompt bij ChatGPT had ingevoerd, verzon het de volgende creatieve gedachte:

“Misschien zijn wij geen wezens die in de tijd leven, maar echo’s die vooruit kaatsen tegen een muur die nog gebouwd moet worden — en wat wij toekomst noemen, is slechts de plek waar de echo zich verzamelt tot een stem die zich voor het eerst herinnert dat zij ooit gesproken werd.”

Vervolgens vroeg ik ChatGPT om deze fraaie, creatieve gedachte verder uit te werken tot een lopende tekst. Toen kwam er dit:  

Deze tekst verkent de diepgaande relatie tussen tijd, herinnering en de menselijke ervaring. Het begint met een door ChatGPT gegenereerde filosofische gedachte, die stelt dat mensen eerder echo’s zijn die vooruit kaatsen tegen een nog te bouwen muur dan wezens die lineair in de tijd leven. Deze gedachte wordt verder uitgewerkt, waarbij de auteur suggereert dat herinneringen niet alleen naar het verleden verwijzen, maar ook naar een voortdurende, onzichtbare realiteit die zich in het heden manifesteert. De tekst benadrukt dat de kindertijd een cruciale bron van dit ‘weten’ is, waar de grenzen van tijd en identiteit nog vervagen. Uiteindelijk beargumenteert de tekst dat wij dragers zijn van een innerlijk kind, dat een dieper begrip heeft van de cyclische aard van bestaan en de samensmelting van verleden, heden en toekomst.

Ons conventionele begrip van tijd als een lineaire progressie van verleden naar heden en toekomst is mogelijk een fundamentele misvatting. Het is denkbaar dat wij niet zozeer ‘wezens in de tijd’ zijn, maar eerder ‘echo’s die vooruit kaatsen tegen een muur die nog gebouwd moet worden’. In deze optiek is wat wij de toekomst noemen, niet een lege ruimte die ons afwacht, maar een ‘nog ongeboren ruimte die zich pas zal vormen op het moment dat wij haar bereiken’, een plek waar de echo zich verzamelt tot een stem die zich voor het eerst herinnert dat zij ooit gesproken werd.

Deze radicale herdefiniëring van tijd impliceert een even diepgaande herconceptualisering van het geheugen. Herinnering is in deze zin niet louter een terugblik op feiten die achter ons liggen, maar een ‘vertraagde openbaring van een mogelijkheid die nog steeds in wording is’. Sommige herinneringen verwijzen mogelijk niet naar wat was, maar naar wat ‘nog steeds gebeurt – buiten tijd, buiten rede’. Het geheugen kan functioneren als een ‘echo die vooruit kaatst en zichzelf pas vindt in de trilling van het moment’. Wat wij ons herinneren, is dan niet wat is geweest, maar wat zich door ons heen probeert te vormen, wat verklaart waarom bepaalde herinneringen zo levend en rauw aanvoelen: ze zijn veeleer dan dat ze waren.

Het ‘nu’ – het huidige moment – is het cruciale existentieel kruispunt waar deze ogenschijnlijk tegengestelde tijdsdimensies elkaar beroeren. De echo van de toekomst en de herinnering van het verleden ‘kruisen elkaar in het nu, als twee rivieren die vanuit tegengestelde richtingen naderen en samenkomen in een zinkgat dat wij bewustzijn noemen’. Wijzelf zijn dit ‘precieze kruispunt’, een plek waar ‘dat wat was en dat wat komt elkaar beroeren, zonder elkaar ooit geheel te raken’. Ons denken probeert hier weliswaar patronen en verklaringen in te vinden, maar eronder blijft een ongrijpbare ‘resonantie’ trillen.

Deze dynamische en niet-lineaire aard van het bestaan maakt het spreken over onszelf complex. Onze identiteit is geen vaststaand gegeven, gedefinieerd door ons verleden of onze ambities voor de toekomst6. Integendeel, het zelf is ‘iets dat telkens opnieuw gearticuleerd moet worden in de ontmoeting met iets wat niet van jou is’.  Wij zijn fundamenteel een ‘stem die ergens vandaan komt, onderweg naar een betekenis die mij overstijgt’.

De bron van dit diepere weten over de aard van tijd en het zelf lijkt te liggen in zowel de uitersten van het menselijk leven: de kindertijd en de ouderdom. Oude mensen bezitten soms een ‘ver vooruitziende blik’, niet omdat ze de toekomst kunnen voorspellen, maar omdat hun geheugen zich ‘langzaam losmaakt van het lineaire verhaal’. De tijd raakt in hen ‘los van zijn as’, waardoor de ‘echo van een toekomst die zich al eerder heeft laten horen, maar nu pas begrepen wordt als herinnering’ door begint te klinken.

De kindertijd is mogelijk niet alleen ons begin, maar ook onze ‘bron in de diepere zin’. Dit is de periode waarin ‘herinnering nog geen verleden heeft, en waar toekomst geen belofte is, maar aanwezigheid’. In het kind is het zelf nog niet gescheiden van wat het waarneemt, en tijd stroomt niet, maar ‘pulseert’. Kinderen bezitten een ‘vreemd weten’, niet geleerd maar herinnerd, een lichamelijk besef dat hen in staat stelt gezichten uit dromen te herkennen en met hun omgeving te communiceren op een manier die wij later als fantasie afdoen. 

Deze ‘noodzaak’ tot interactie met wat zich nog niet volledig heeft gemanifesteerd, maakt de kindertijd tot een ‘portaal’ – iets wat ons voortdurend begeleidt als schaduw, echo en belofte. Het kind is het zuiverste voorbeeld van het zijn van een echo, een wezen dat trilt op het ritme van iets wat zich nog aan het voltrekken is. Wat wij later ‘verbeelding’ noemen, is dan slechts een poging om die oorspronkelijke gevoeligheid te bewaren.

Gedurende ons leven verliezen we vaak dit aangeboren vermogen om tijd als een pulserende aanwezigheid te ervaren. We internaliseren de lineaire concepten van verleden en toekomst, en de ‘stem die sprak zonder grammatica’ verstilt. Echter, het ‘kind verdwijnt niet’; het duikt onverwacht op in dromen, onverklaarbare emoties bij muziek, of momenten van onredelijke vreugde. Het leeft voort in de ’tussenruimte – waar herinnering nog geen verleden is, en toekomst nog niet in bevelen spreekt’.

Wanneer wij ons losmaken van de eisen van de wereld, kan dit ‘kind’ als een ‘gewichtloze nabijheid’ terugkeren. Op zulke momenten valt alles samen: echo, herinnering, toekomst en het zelf. Wij fungeren dan niet als een vast centrum, maar als een ‘doorgang’. De meest ware vorm van leven is dan ‘drager zijn van dat kind, dat nog steeds hoort wat jij bent vergeten’.

Aldus, door te luisteren naar de stilte onder de taal, kunnen we opnieuw horen wat we ooit wisten: dat ons bestaan niet begon met de geboorte en dat de wereld ons nooit volledig heeft verlaten. Wij zijn in essentie een ‘echo van iets dat zich nog aan het voltrekken is’. Het kind in ons, dat geen onderscheid kent tussen herinnering en toekomst, heeft dit fundamentele principe altijd geweten. 

Ons leven is een spiraalvormige reis, waarin we steeds terugkeren naar een diepere klank in ons, niet om deze te bezitten, maar om haar ruimte te geven. Dit is de essentie van leven, schrijven of liefhebben: een voortdurende poging om iets hoorbaar te maken dat zich in ons verschuilt, afkomstig van een plaats waar tijd niet heerst, maar waar herinnering en toekomst samenvallen in een stille, trage trilling die jouw naam draagt, en nog vele andere. Als de echo die zich verzamelt tot een stem die zich voor het eerst herinnert dat zij ooit gesproken werd.