Leven met de Wet van Coué

Yeuzelgeus is boos op Douwe Bob. Heel Holland springt erbovenop. We leven in tijden waarin verontwaardiging een reflex is geworden. Het is bijna ontroerend hoe voorspelbaar onze reacties tegenwoordig zijn. Iemand zegt iets, iemand doet iets, en de rest van het land — of althans Twitter — weet zich geen raad zonder luidruchtige reactie. Alsof we allemaal, zonder het te beseffen, gehoorzamen aan een geheimzinnige wet.

Wat is die wet? Natuurlijk, actie roept reactie op — maar vaak is die reactie geen zuiver tegendeel. In plaats van een tegengeluid te vormen, herhaalt de reactie soms iets dat al in de oorspronkelijke actie besloten lag. De geschiedenis herhaalt zich, maar nooit als exacte kopie. Soms keert iets terug wat heimelijk al in het zaad aanwezig was. Misschien is de reactie geen tegenstelling, maar een onbewuste voortzetting.

Het kind dat door zijn vader wordt misbruikt, loopt later het risico zelf te misbruiken. Niet uit slechtheid, maar omdat hij verstrikt raakt in dat wat ooit over hem heen werd gestort. Leed wordt gereproduceerd, vaak door wie ooit slachtoffer was. Wie geweld heeft ondergaan, leert soms niet het geweld te vermijden, maar het te beheersen — en past het later toe.

Wie hier tegenin wil brengen dat het ook anders kan, zou de geschiedenis van Israël kunnen overwegen. Eeuwenlang vervolgd, systematisch uitgemoord, en na de Holocaust opnieuw opgestaan — ditzelfde volk is vandaag verwikkeld in een conflict waarin het nu zelf als machtsblok optreedt en genocide bedrijft. Het is pijnlijk om te zeggen, en ja, de context is complex. Maar ergens is het ook onontkoombaar. Geschiedenis heeft een sinister gevoel voor ironie.

Het patroon is breder. Ronald Reagan startte ooit het Star Wars-project: een schild tegen Russische raketten, bedoeld als ultieme verdediging. Het bleek technisch onmogelijk, maar het verleidde de Sovjet-Unie tot een wapenwedloop die haar mede fataal werd. Trump blies decennia later de defensie-uitgaven van de NAVO op. Misschien draagt dat ooit bij aan Poetins val. Of misschien is dat te optimistisch. Misschien is de cyclus van actie en reactie inmiddels zo verknoopt dat niemand nog weet wie ooit het eerste heeft geslagen.

Er lijkt een verborgen mechaniek te zijn die zichzelf voedt: leed roept nieuw leed op, macht roept tegenmacht op, en de tegenmacht lijkt soms griezelig veel op het monster dat bestreden werd. De geschiedenis herhaalt zich niet als kringloop, maar als spiraal: we keren terug naar vergelijkbare situaties, maar op een ander niveau, met nieuwe spelers, in een andere jas. Dezelfde impuls, telkens opnieuw verpakt.

Dit lijkt op wat bekend staat als de Wet van Coué: hoe sterker je iets wilt forceren, hoe meer het zich tegen je keert. De Wet van Coué zegt dat een gedachte die je bewust probeert op te dringen, juist het omgekeerde effect heeft. Wie zichzelf gebiedt om nú in slaap te vallen, blijft wakker. Wie zich voorneemt te ontspannen, voelt zich vaak nog gespannener. Het leven laat zich niet bevelen. De wil die zijn spierballen rolt, roept weerstand op.

Ik heb dit zelf ervaren. In een periode van stress probeerde ik krampachtig te ontspannen. Iedere avond moest ik van mezelf tot rust komen, moest ik mijn ademhaling beheersen, moest ik ontspannen. Maar juist die kramp leidde tot het tegendeel. Ontspanning werd een verplicht werkwoord, en dus bleef ik wakker, verkrampt in mijn verlangen naar rust.

Pas later, via zenmeditatie, begon ik te begrijpen dat ik de verkeerde ingang koos. Ik zat op het kussen, vastbesloten om ‘gewoon te zijn’, maar steeds opnieuw doken gedachten op als: “Doe ik het goed? Laat ik het nu écht los?” Het loslaten werd een nieuwe taak. Tot een zenleraar opmerkte: “Je hoeft niet los te laten. Loslaten gebeurt, als het wil. Jouw taak is om aanwezig te zijn.”

Die zin bleef hangen. Misschien hoefde ik niet te vechten tegen mijn strijd. Misschien hoefde ik zelfs niet te stoppen met willen. Misschien mocht ik gewoon getuige zijn van hoe mijn geest zichzelf in bochten wrong — en dat wás al loslaten.

De Wet van Coué is geen psychologisch trucje. Ze wijst op een dieper mechanisme: wanneer de wil zich verkrampt, beweegt het leven zich weg van ons. Maar het antwoord is niet dat we radicaal moeten ophouden met willen. Er is ook een andere vorm van willen: zacht, open, meebewegend. Geen forceren, maar toelaten.

Spinoza noemde dat conatus: de natuurlijke neiging van alles om in zijn bestaan te volharden. Maar hij bedoelde daarmee geen gejaagd streven. Hij zag het als een vanzelfsprekende stroom. Dingen bewegen, omdat het hun aard is. Ook wij. Maar zodra we de stroom willen beheersen, ontstaat spanning. Spinoza geloofde dat inzicht en aanvaarding ons dichter bij vrijheid brengen — niet door tegen de stroom in te zwemmen, maar door hem te begrijpen en erin mee te bewegen.

Ik merkte dit pas echt tijdens wandelingen. Toen ik ophield met ‘diep proberen te ademen’, werd mijn ademhaling vanzelf dieper. Wanneer ik zonder doel zat, zonder iets te willen bereiken, diende ontspanning zich soms vanzelf aan. Op een avond, wandelend langs een verlaten kanaal, realiseerde ik me dat ik die dag helemaal niet bezig was geweest met ‘ontspannen’. En juist toen voelde ik een lichte helderheid, alsof het lichaam zichzelf de ruimte had gegeven.

Ook in de psychologie wordt hiermee gewerkt. Acceptance and Commitment Therapy (ACT) leert mensen niet te vechten tegen hun onrust, verdriet of angst, maar die juist toe te laten. Wie zijn angst bevecht, vergroot haar vaak. Wie haar vriendelijk gadeslaat, merkt soms dat ze oplost. Maar ook hier: als je dit doet met de geheime hoop om ‘snel van je angst af te komen’, werkt het niet. Dan ben je terug bij de Wet van Coué. Het vraagt om een subtiele houding: ja, het mag er zijn. En wat er dan gebeurt, gebeurt.

Het taoïsme vat dit samen met wu wei: handelen door niet te handelen. Niet als passiviteit, maar als meebewegen met de stroom. Een oud verhaal vertelt over een man die in een kolkende rivier valt. Iedereen denkt dat hij zal verdrinken, maar even verderop stapt hij ongedeerd uit het water. “Hoe hebt u dat overleefd?” vragen ze. “Ik werd meegevoerd door de stroom,” zegt de man. “Ik verzette mij niet.”

Er zit een diepe eenvoud in dat antwoord. De rivier draagt ons toch wel. Soms is het onze stugge wil die maakt dat we kopje-onder gaan.

De paradox van het streven naar niet-streven blijft misschien altijd bestaan. Maar dat is niet erg. We hoeven haar niet op te lossen. We kunnen ermee leren leven, zoals we leren leven met de ongrijpbaarheid van de slaap. Slaap laat zich niet bevelen. Maar we kunnen ons wel toevertrouwen aan het donker, de adem volgen, aanwezig zijn. En soms, terwijl we dat doen — of juist terwijl we het vergeten — valt de slaap vanzelf. Het het geheim dat je werkelijk zoekt, komt pas als je ophoudt met het zoeken. Leven mt de Wet van Coué betekent die wet vergeten, en soms weer even herinneren.