Bovenstaande cover verscheen op 24 mei vorig jaar op mijn blog. Ik had hem door een AI-programma laten maken voor het manuscript van mijn nieuwe boek dat zich toen nog in een embryonale fase bevond. Het had ook nog een andere titel. Pas op het eind ontstond het idee om de titel te veranderen in De waan van het schrijven. Harry Mulisch en de creatieve psychose. Zo’n honderdvijftig pagina’s had ik af, en ik dacht dat ik redelijk op het goede spoor zat. Ook qua tijd, al was het nog flink aanpoten. Op 1 september sloot immers de inzendtermijn van de Van Helsdingen-prijsvraag van de Stichting Psychiatrie en Filosofie. Om een beetje feedback te krijgen heb ik toen de hele tekst in het programma NotebookLM gestopt, met de vraag wat er eventueel nog verbeterd kon worden.
Eerst gaf dit AI-programma een samenvatting van deze eerste versie van mijn manuscript. Die luidde als volgt:
De gegeven tekst onderzoekt de relatie tussen psychose, tijd, taal en het werk van Harry Mulisch. De auteur verweeft persoonlijke ervaringen met psychose met een analyse van Mulisch’ literaire oeuvre, waarbij thema’s als oneindige herhaling, de invloed van technologie, de aard van tijd en de grens tussen waan en werkelijkheid centraal staan. Er wordt gekeken naar parallellen tussen psychotische ervaringen en Mulisch’ schrijfproces, evenals bredere culturele en filosofische contexten zoals het modernisme en de opkomst van kunstmatige intelligentie. De tekst overdenkt de betekenis van psychose in een tijd van snelle technologische en maatschappelijke veranderingen, en de mogelijke inzichten die de psychotische ervaring kan bieden in het begrijpen van de menselijke geest en de omringende wereld
Op basis van de bronnen kunnen verschillende aspecten worden genoemd die “beter” zouden kunnen, of waar de tekst impliciet of expliciet kritiek op levert…
En toen volgde een lijst met punten die ik hier niet zal herhalen…. Daarna ben ik hard aan het werk gegaan om de tekst te verbeteren, waarbij de aanbevelingen van AI weliswaar een richtlijn vormden, maar toch ook allerlei zaken aan het licht kwamen waarvan ik zelf vond dat ze beter geformuleerd konden worden. Ook in de tekst zelf ben ik uitgebreid ingegaan op de schrijf- en verbetermogelijkheden die AI-programma’s tegenwoordig te bieden hebben, maar ook aan de nadelen en beperkingen die hieraan verbonden zijn.
Eind augustus zond ik de tekst in, nog net voor de sluitingstermijn van de Van Helsdingen-prijsvraag. Het probleem is dat ik nadien gewoon door ben gegaan met schrijven aan het manuscript. Ik dacht dat ik toch nooit die prijs zou winnen. In feite zit ik nu opgezadeld met twee manuscripten. De eerste is bekroond met de Van Helsdingenprijs. De tweede is veel meer uitgewerkt. Dat is wat je noemt een luxeprobleem.
De vraag is nu natuurlijk: welke is de beste? Het kostte me de afgelopen dagen enige moeite om te erkennen dat de eerste versie waarschijnlijk toch de beste is. Doorwerken aan een tekst levert niet altijd verbeteringen op. De eerste versie, die overigens ongeveer even lang is als de tweede, gaat directer in op de materie zonder allerlei uitweidingen. Ook had ik dingen geschrapt die helemaal niet verkeerd waren. Dus ik laat het toch maar zo.
Gisteren vond ik ook het eerste krabbeltje terug waarmee ik het idee voor dit boek ooit heb genoteerd. Het is bijna niet te lezen en ook redelijk warrig. Maar eerste ideeën zijn vaak een beetje warrig, zoals elk krabbeltje op een bierviltje of wat ook maar voorhanden is.
Hoe ontstaat trouwens een goed idee? Salvador Luria beschrijft in zijn boek De weg van de wetenschap (1986) dat de aanblik van een gokautomaat op een cocktailparty voor hem de aanleiding vormde voor een biochemische ontdekking die hem later de Nobelprijs zou opleveren. Schrijvers ontwikkelen niet zelden haast neurotische rituelen om het moment van de inspiratio af te dwingen. Schiller deed rotte appels in de la van zijn schijfbureau. Balzac schreef in een monnikspij, Proust liggend op bed met de gordijnen dicht. Simenon sloot zich twee weken op met twintig scherp geslepen potloden en Hemmingway had een fobie voor de schrijfmachine, die woorden voortijdig aan elkaar soldeert en de grillige wegen van de inspiratio afsluit. Met dit wonderlijke scala voor ogen zou het mij niet verbazen als er ergens een schrijver is te vinden die zich laat tatoeëren om zo de inspiratie af te dwingen. De alchemie van het schrijven kent vele rituelen.