Leren van de Apocalyps

ChatGPT: Hieronder vind je een herschreven versie van de tekst die jouw stijl, inhoudelijke diepgang en filosofische toon bewaart, maar met een strakkere opbouw, meer ritmische variatie en een helderder betoog. De tekst is in zijn geheel geherstructureerd om samenhang en stilistische kracht te vergroten, zonder de oorspronkelijke betekenis geweld aan te doen.


Apocalyps en hergeboorte: over Europa, oorlog en het geheugen

In de eerste naoorlogse jaren werd de verschrikking van de Holocaust collectief weggeduwd. Verbijstering sloeg om in toekomstgerichtheid. De ellende van de oorlog verdween achter de horizon van een utopie. De euforie van de jaren zestig is zonder die voorafgaande verdringing ondenkbaar: het vooruitgangsgeloof werd gevoed door vergeten. Zelfs de overlevenden vonden hun kracht in eenzelfde mechanisme: overleven vroeg om onderdrukking van wat geweest was.

Juist in de diepste ellende overleeft de mens door zich op iets te richten dat verder ligt dan het heden — een doel, een betekenis, een belofte. In de jaren vijftig werd het leven verzwaard met zingeving. Er was misschien te veel betekenis, te veel toekomst, te veel diepte. De babyboomers groeiden op in de belofte van een toekomst die nooit zou aanbreken. In die paradox van verdringing en verwachting ben ik geboren. Mijn leven begon in een vacuüm van hoop. De jaren vijftig waren een toekomst zonder geheugen.

Maar dat geheugen is teruggekeerd, niet alleen persoonlijk, maar ook historisch. De tijdgeest herkent opnieuw iets van het apocalyptische besef uit het interbellum. Denkers als Spengler, Ortega y Gasset en Huizinga — ooit waarschuwers aan de rand van de catastrofe — blijken huiveringwekkend actueel. Zij voelden wat komen ging. In Hitler belichaamde zich het eindtijdgevoel van hun tijd: de mythologische eruptie van geschiedenis als noodlot.

Ook nu zien we de contouren van zo’n eruptie. De oorlog is terug op Europese bodem. De droom van een vreedzaam, verenigd Europa is gebroken onder Russische raketten en de echo van herbewapening. Ortega’s taal uit De opstand der horden (1930) lijkt verouderd — met woorden als ‘hoogte der tijden’ en ‘lotsbestemming’ — maar zijn analyse is actueler dan ooit.

Ortega zag een Europa dat technisch vooruitging, maar geestelijk achterbleef. Materiële groei ging niet gepaard met innerlijke ontwikkeling. De mens kreeg de wereld in handen, maar verloor zichzelf. Zijn ‘massamens’ was geen proletariër, maar een gemakzuchtige, eigenschaploze figuur, voortgebracht door technologie, comfort en bureaucratie.

Wij leven vandaag in een soortgelijk vacuüm. Technologisch zijn we machtig, maar moreel stuurloos. We volgen algoritmes waar vroeger geweten sprak. We laten ons leiden door systemen die we nauwelijks begrijpen. En de nieuwe ‘horden’ worden niet enkel geboren in Europa, ze worden ook gemobiliseerd door regimes als het Russische, in een mondiale strijd om culturele dominantie.

De Russische invasie in Oekraïne is niet louter een territoriale oorlog. Het is een botsing van wereldbeelden. Poetin beroept zich op mythische noties van volk, taal en geschiedenis — precies die fundamenten van het nationalisme die Ortega al als regressief en gevaarlijk herkende. Hier keert het verleden terug, niet als herinnering, maar als wapen.

Tegelijk militariseert Europa in hoog tempo, terwijl het vertrouwen in democratische instituties afbrokkelt. De roep om ‘sterke leiders’ wordt luider. De spanningen tussen technocratie en populisme nemen toe. De Europese Unie bevindt zich in een existentiële crisis. Kan zij, zoals Ortega hoopte, opnieuw een geestelijk en politiek centrum worden? Of valt zij uiteen in belangenstrijd, nationalisme en ressentiment?

De kloof die Ortega beschreef tussen technische beheersing en geestelijk bewustzijn is opnieuw pijnlijk zichtbaar — nu in de vorm van een digitale wapenwedloop, kunstmatige intelligentie en cyberoorlogen. Wat hij benoemde als het failliet van het vooruitgangsgeloof, manifesteert zich nu als geopolitieke ontwrichting: een wereld die tegelijk hyperverweven en versnipperd is geraakt.

De opstand der horden is niet voorbij. Ze heeft slechts van vorm veranderd. De massamens leeft voort in schermen, slogans en algoritmes. Maar net als toen zijn er alternatieven. Ortega’s oproep tot geestelijke verheffing, tot het herontdekken van historisch bewustzijn en culturele diepgang, klinkt opnieuw urgent.

Wat op het spel staat is niet alleen vrede, maar betekenis. Europa bevindt zich opnieuw op een drempel: tussen eindtijd en wedergeboorte. De strijd van vandaag is niet alleen militair, maar moreel. Wat is het verhaal dat Europa nog durft te vertellen — over vrijheid, rechtvaardigheid, verbondenheid, menselijke waardigheid?

Vooral de jongere generaties, opgegroeid in een Europa zonder oorlog, staan nu voor de opgave dat verhaal opnieuw vorm te geven. Zij leven in een tijd van radicale versnelling, digitale fragmentatie en existentiële onzekerheid. Maar juist zij kunnen de dragers worden van een nieuw bewustzijn, waarin technologie weer ten dienste staat van het menselijke, en waarden als openheid, herinnering en culturele diversiteit opnieuw als fundamenten worden erkend.

Een hernieuwd Europees cultuurbeleid zou hierin een centrale rol moeten durven spelen — niet als vervanging van militaire defensie, maar als haar morele tegenhanger. Want wapens beschermen grenzen, maar cultuur beschermt betekenis. Zonder gedeelde waarden is zelfs de best bewapende samenleving richtingloos.

Europa moet zich dus niet alleen wapenen tegen fysieke dreiging, maar ook tegen het innerlijk verval dat Ortega al voorzag. Alleen wie beide dimensies van defensie — militair én geestelijk — weet te verbinden, kan de crisis doorstaan en als gemeenschap herboren worden.

De rook van het feniksnest is opnieuw zichtbaar aan de horizon. André Klukhuhn wees daar al op in Berichten uit het feniksnest: het apocalyptische bewustzijn — het gevoel dat de wereld op een breekpunt staat — is geen afwijking, maar een terugkerend kenmerk van tijden van overgang. Het is een vorm van weten die verschijnt wanneer de fundamenten beginnen te schuiven.

Nu Europa opnieuw een oorlog kent — met loopgraven, bombardementen, propagandamachines en brute macht — wordt dat besef opnieuw aangescherpt. Wat begon als een conflict in de marge is uitgegroeid tot een morele crisis voor het Westen. Poetin heeft de mythen van het verleden wakker gekust: het rijk, het vaderland, de geschiedenis als lotsbestemming. En met die mythen keert ook het apocalyptisch denken terug.

Maar niet als spektakel. Als gewetensvraag. De Apocalyps is, zoals Klukhuhn schrijft, geen aankondiging van het einde, maar een toetssteen. We kunnen niet langer schuilen in ironie of geopolitiek pragmatisme. De vraag luidt niet: kunnen we de oorlog vermijden?, maar: wat zijn wij bereid te verdedigen?

Dit is de morele kern van het apocalyptische bewustzijn: het legt de ziel bloot. Niet alleen van het individu, maar van een beschaving. Klukhuhn ziet in het apocalyptische moment ook de mogelijkheid tot wedergeboorte. Zoals de feniks uit zijn as herrijst, zo kan een beschaving zichzelf hervinden — op het moment dat haar façade barst.

De Russische agressie is niet alleen een daad van geweld, maar een symptoom van een systeem dat zijn toekomst verloren heeft. Mythische grootheid wordt opgeroepen als schaduw van een verdwijnende identiteit. Maar juist daarin schuilt een kans. De Europese eensgezindheid, het besef van afhankelijkheid, het herijken van waarden — het zijn tekens van een mogelijk begin. Geen utopie, geen triomf, maar een begin door het vuur heen.

Poetin verschijnt in Klukhuhns culturele lezing als een apocalyptisch archetype: de belichaming van een stervende wereld. Autoritair patriarchaat, geweld als taal, waarheid als manipulatie — het zijn vormen van macht die hun eigen ondergang in zich dragen.

We leven niet in het einde van de wereld. Maar misschien wel aan het einde van een wereld — de wereld van uitstel, cynisme, moreel gemak. Het apocalyptische bewustzijn is dan geen einde, maar een uitnodiging: om opnieuw te beginnen. Om het vuur niet te vrezen, maar het als zuivering te zien.

Dat is de les van deze oorlog. Dat er dingen zijn die het waard zijn om verdedigd te worden. Niet alleen met wapens, maar met woorden, keuzes en offers. En dat we, als we door het vuur gaan, niet enkel verliezen — maar ook kunnen hervinden wat we onderweg zijn kwijtgeraakt.

De Apocalyps is geen slothoofdstuk. Ze is een drempel.

______________________________________________________________________

En dit was de tekst die ik zelf had geschreven:

Leren van de Apocalyps

Het is bekend dat in die eerste naoorlogse jaren de verschrikkingen van de Holocaust vrijwel collectief werden verdrongen. De aanvankelijke verbijstering over wat had plaatsgevonden maakte al gauw plaats voor een vrijwel totale oriëntatie op de toekomst. De euforie van de jaren zestig is achteraf ondenkbaar zonder deze voorafgaande, radicale verdringing van de oorlogsellende in een utopisch vergezicht. Daarbij werden de ervaringen van de overlevenden van de Holocaust doorgaans niet eens gehoord, terwijl hun overlevingskracht voortkwam uit een vergelijkbaar verdringingsproces.

Juist in zijn diepste ellende overleeft een mens door zich een doel te stellen en een diepere betekenis te geven aan zijn leven. Ook dat werd in de jaren vijftig volop gedaan. Er was misschien wel teveel betekenis in die tijd, teveel diepgang, te veel toekomst ook. De babyboomers waren de jeugd van een toekomst die er nooit gekomen is. In die spagaat tussen utopische verwachting en krampachtige verdringing ben ik opgegroeid. Mijn leven begon in een vacuüm van hoop. De eindeloze jaren vijftig waren een toekomst zonder geheugen.

Maar dat geheugen is inmiddels teruggekeerd ook in de tijdgeest zelf. Het apocalyptische denken van het interbellum is opnieuw actueel. Denkers uit de tijd van voor de Tweede Wereldoorlog kunnen ons helpen om nieuwe apocalyptische rampen te voorspellen en voorkomen. Denkers als Oswald Spengler, José Ortega y Gasset, Johan Huizinga hebben op verschillende manieren, de catastrofe van de twintigste eeuw voelen aankomen. Adolf Hitler was de belichaming van de apocalyptische mentaliteit van het interbellum.

De actualiteit van deze denkers is vandaag schrikbarend helder geworden. De oorlog is terug op het Europese continent. De mythe van het vreedzame, verenigde Europa is ingestort onder het geweld van Russische raketten en het lawaai van Europese herbewapening. De taal waarmee Ortega y Gasset zijn Opstand der horden (1930) schreef, klinkt ons wellicht ouderwets in de oren — met woorden als ‘lotsbestemming’, ‘hoogte der tijden’ en ‘massamens’. Maar de onderliggende analyse is verrassend raak, misschien wel actueler dan ooit.

Ortega observeerde een radicale omslag in de Europese cultuur: een explosieve toename van bevolking, materiële vooruitgang en technische beheersing, zonder een gelijke groei in geestelijk bewustzijn of historisch besef. De mens had de wereld in handen, maar was zichzelf kwijtgeraakt. De massamens die hij beschreef, was niet de proletariër uit de Marxistische klassenstrijd, maar de oppervlakkige, gemakzuchtige mens zonder eigenschappen, gevormd door technologie, bureaucratie en gemakzucht.

Vandaag leven we in een soortgelijk vacuüm, waarin de mens technologisch machtig maar existentiële stuurloos is geworden. We vertrouwen op systemen die we niet begrijpen, volgen algoritmes in plaats van moreel kompas, en maken geopolitieke keuzes in een wereld die steeds diffuser en gevaarlijker wordt. We zien een opstand van ‘horden’ die niet alleen binnen Europa aan invloed winnen, maar ook door autoritaire regimes als Rusland worden gemobiliseerd in een mondiale strijd om culturele dominantie.

De Russische inval in Oekraïne is meer dan een territoriale oorlog: het is een botsing van wereldbeelden. Poetin beroept zich op mythische constructies van volk, taal en ras — precies de fundamenten van het nationalisme die Ortega y Gasset al in de jaren dertig als gevaarlijk en regressief beschouwde. In deze oorlog keert het verleden terug in de vorm van tanks, propagandistische visies op ‘het Russische volk’ en een ideologie die zich verzet tegen de open, pluralistische wereld die het moderne Europa probeert te belichamen.

Tegelijk zien we binnen Europa een versnelde militarisering en een afbrokkeling van het geloof in democratische instituties. De roep om sterke leiders klinkt luider. De spanning tussen technocratie en populisme neemt toe. De Europese Unie bevindt zich in een existentiële worsteling: kan zij opnieuw, zoals Ortega hoopte, een centrum van geestelijke en politieke richting worden? Of zal zij uiteenvallen in een strijd tussen belangen, naties en ressentiment?

Ortega’s analyse — dat de techniek de mens weliswaar bevrijd heeft, maar ook geestelijk uitgehold — is bijzonder bruikbaar om onze tijd te duiden. De nieuwe wapenwedloop, met kunstmatige intelligentie, drones en cyberaanvallen als voorhoede, illustreert opnieuw de kloof tussen technische beheersing en ethisch bewustzijn. Wat Ortega in 1930 zag als het failliet van het vooruitgangsgeloof, zien we nu in een andere gedaante terugkeren: als geopolitieke desoriëntatie in een wereld die hyperverbindend én desintegreerend is geworden.

De opstand der horden is dus niet voorbij. Ze heeft nieuwe vormen aangenomen. De massamens leeft voort in de schermen die we volgen, de slogans die we herhalen, de algoritmes die ons denken bepalen. Maar net als in het interbellum geldt ook nu: er zijn alternatieven. De geestelijke opdracht waar Ortega toe opriep — het herontdekken van de innerlijke hoogte, het herstel van historisch besef, het vormen van een nieuwe Europese geest — is urgenter dan ooit.

Wat op het spel staat is niet alleen vrede, maar ook betekenis. Europa bevindt zich opnieuw in het spanningsveld tussen eindtijd en wedergeboorte. De opgave waarvoor Europa vandaag staat, is niet louter geopolitiek of militair. Het is, in diepste zin, cultureel. De oorlog in Oekraïne confronteert ons met de vraag welk verhaal we in Europa nog durven vertellen — over vrijheid, rechtvaardigheid, verbondenheid en menswaardigheid. Juist de jongere generaties, opgegroeid in een wereld zonder oorlog op eigen bodem, staan nu voor de taak om opnieuw zin en richting te geven aan het Europese project.

Zij leven in een tijd van radicale versnelling, digitale versnippering en existentiële onzekerheid. Maar het zijn ook zij die de nieuwe dragers kunnen worden van een ander bewustzijn, waarin techniek opnieuw in dienst komt te staan van het menselijke, en waarin de waarden van openheid, herinnering en culturele diversiteit niet als obstakels maar als ankerpunten worden herkend.

Het Europese cultuurbeleid zou hierin een grotere rol moeten durven spelen. Niet ter vervanging van militaire defensie, maar als haar noodzakelijke tegenhanger. Want wapens beschermen grenzen, maar cultuur beschermt betekenis. Zonder gedeeld besef van wat het waard is om verdedigd te worden, verliest zelfs de best uitgeruste samenleving haar richting.

Europa moet zich wapenen — niet alleen tegen raketten en propaganda, maar ook tegen het innerlijke verval dat Ortega y Gasset al in het interbellum benoemde. Alleen een Europa dat beide dimensies van defensie — militair én geestelijk — weet te verenigen, maakt kans om uit deze crisis niet als een ruïne, maar als een herboren gemeenschap tevoorschijn te komen.

De rook van het feniksnest is opnieuw zichtbaar aan de horizon. In zijn boek Berichten uit het feniksnest. Eindtijd of wedergeboorte herinnert André Klukhuhn ons eraan dat het apocalyptische bewustzijn — dat gevoel dat de wereld, zoals wij die kennen, afstevent op een eindpunt — geen aberratie is, maar een terugkerend kenmerk van tijden van overgang. Het is een vorm van weten dat zich aandient wanneer de fundamenten beginnen te schuiven.

Nu het Europese continent weer een oorlog kent, een echte oorlog — met loopgraven, bombardementen, propagandamachines, brute macht — wordt dat bewustzijn opnieuw aangescherpt. Wat begon als een conflict in de marge is uitgegroeid tot een morele, existentiële crisis voor het Westen. Poetin heeft de sluimerende mythen wakker gekust: het rijk, het vaderland, de macht der geschiedenis. En met die mythen keert ook het apocalyptisch denken terug.

Niet als spektakel, maar als gewetensvraag. De Apocalyps is bij Klukhuhn geen vooraankondiging van het einde, maar een toetssteen. Een drempel die ons verplicht keuzes te maken. We kunnen niet langer schuilen in relativering of geopolitiek pragmatisme. De vraag luidt niet: “Kunnen we de oorlog vermijden?” maar: “Wat zijn wij bereid te verdedigen?” Waar staan wij werkelijk voor — niet in woorden, maar in daden?

Dit is de morele kern van het apocalyptische bewustzijn: het legt onze ziel bloot. Niet alleen als individuen, maar als cultuur. Klukhuhn ziet in de Apocalyps ook een potentie tot wedergeboorte. Zoals de feniks herrees uit zijn eigen as, zo kan een beschaving zichzelf hervinden — juist op het moment dat haar façade afbrokkelt. De Russische agressie kan worden gelezen als een symptoom van een bredere historische koorts: het teruggrijpen naar mythologische grootheid in een tijd van identiteitsverlies, het geweld van een systeem dat zijn toekomst is kwijtgeraakt.

Maar in die dreiging ligt ook de kans op een radicale heroriëntatie. De Europese eensgezindheid, het doorbreken van energie-afhankelijkheden, het opnieuw doordenken van vrijheid, democratie en waarheid — het zijn vlammen van een mogelijk nieuw begin. Geen triomfalisme, geen utopie, maar een begin door het vuur heen.

Als we Klukhuhns culturele blik volgen, verschijnt Poetin niet alleen als dictator, maar als een apocalyptisch archetype: een belichaming van wat stervend is. Het patriarchale autoritaire model, het geweld als legitieme taal, de cynische manipulatie van waarheid — het zijn vormen van macht die zichzelf uitputten. In hun uiterste manifestatie onthullen ze hun leegte.

Maar we leven niet in het einde van de wereld. We leven mogelijk wel aan het einde van een wereld — de wereld van eindeloos uitstel, van cynisch management, van moreel comfort. Het apocalyptische bewustzijn dat Klukhuhn beschrijft, is geen voorspelling, maar een uitnodiging om niet te vluchten in ironie, relativisme of technocratie.

Zo bezien is dat een les die we uit deze oorlog kunnen trekken: dat er dingen zijn die het waard zijn om verdedigd te worden. Niet met wapens alleen, maar met woorden, keuzes, opofferingen. Dat we, als we door het vuur gaan, niet alleen verliezen — maar ook iets kunnen hervinden wat we onderweg kwijt zijn geraakt. De Apocalyps, schrijft Klukhuhn, is niet het slothoofdstuk, maar een drempel. Wie haar aandurft, kan misschien opnieuw leren beginnen.

Vorige post:
AI en het streven naar volmaaktheid