Negen jaar na het verschijnen van zijn opus magnum Filosofie van de waanzin begaf Wouter Kusters zich op het terrein van de ecologie. Zijn boek Schokeffecten, filosoferen in tijden van klimaatverandering (2023) is een poging om door te dringen in ondoordringbare, sacrale kern die de klimaatcrisis lijkt te bevatten. Die sacrale krengt niet altijd heldere vormen van denken teweeg. Zelf verwijst Kusters in zijn boek naar René ten Bos, die gesteld heeft dat filosofie afbreuk zou kunnen doen aan de status aparte van de klimaatcatastrofe: ‘Weten hoe je moet gaan is niet hetzelfde als de weg weten. Het weten hoe je moet gaan verwijst naar ideeën, theorieën en scenario’s die een oplossing bieden en een uitweg de catastrofe beschrijven.’ Maar juist de geijkte paden van dat oplossing-gericht denken lijken geen van alle meer tot een oplossing te leiden.
Er is iets nodig dat fundamenteel anders is, zoiets als een totale mentaliteitsverandering, waarbij Kusters herinnert aan het ook door Ten Bos gebuikte begrip ‘Ganzfeld-ervaring’. Dat is de ervaring die een mens kan hebben tijdens een sneeuwstorm, als alle grenzen vervagen en er geen onderscheid meer is tussen voorgrond en achtergrond. Volgens Kusters betekent dit dat we in tijden van klimaatcrisis een expeditie moeten ondernemen in het duistere gebied van het irrationele, dat wil zeggen, we moeten ontvankelijk worden voor non-taal, anti-taal of stilte-taal. De reguliere filosofie kan de schaalsprong van deze catastrofe blijkbaar niet aan. Denken in tijden van het antopoceen betekent dan ook: omarmen van het irrationele. Of op zijn minst: integreren van het irrationele. Als Harry Mulisch nog leefde zu hij vreemd opkijken. Juist dit had hij altijd al beweerd.
Om het irrationele te omarmen neemt Kusters zijn toevlucht in de metaforiek van de psychose. Niet dat de psychiatrie uitkomst kan bieden nu de filosofie met lege handen staat. Ook de psychiatrie lijkt inmiddels in een bestaanscrisis beland. Of zoals Kusters het formuleert: ‘Het gebruik van termen als ‘trauma’, ‘depressie’, ‘waanzin’, ‘angst’ en ‘paniek’ wordt onzinnig om patiënten en behandelaars te onderscheiden, het kaf van het koren en innerlijke problemen van wereldproblemen.’ Omgekeerd loont het blijkbaar wel om de metaforiek van de waanzin aan te wenden als een passe-partout dat ons kan helpen een uitweg te vinden uit het labyrint van de klimaatcrisis. Al was het maar door te besluiten vooral niet op weg te gaan met uitsluitend de ratio als gids in de eindeloze zoektocht die daarop volgt.
‘De omgekeerde tijdsstructuur van het klimaattrauma zorgt voor een andersoortige overrompeling,’ zo stelt Kusters. Het is alsof de tijd zich gaat omkeren vergeleken met de tijdsopvatting van de reguliere psychiatrie. Je zou dit de sciencefiction van de omgekeerde tijdstructuur kunnen noemen. Daarbij gaat het ook niet om de ontkenning van een trauma zoals bij dat bij seksueel misbruik jan zijn of zelfs bij de Holocaust het geval was. Pas als de klimaatcrisis ons fysiek gaat raken, zal de klimaatontkenning echt worden opgevat als een morele overtreding. Ondertussen heeft het geen zin om rationeel te blijven denken, omdat dat alleen maar averechts werkt.Dat is een opmerkelijke gedachtegang die de rede tijdelijk lijkt uit te schakelen in tijden van klimaatcrisis.
Ook hier lijkt het denken van Deleuze richtinggevend te zijn, getuige de woorden van Deleuze die Timothy Morton citeert en wellicht ook Kusters geïnspireerd hebben: ‘De geboorte van monsters is hyper-waakzame rede’. Kusters formuleert het iets anders: ‘De rede staat aan de kant van de afweermechanismen omdat ze de neiging heeft om te rationaliseren en te intellectualiseren.’ Deleuze, Morton en Kusters kiezen dus voor het irrationele, dat wordt ingezet als wapen tegen de komende catastrofe.
Is het dan misschien een voordeel om ooit zelf ooit een psychotische ervaring te hebben gehad? In zijn boek Filosofie van de waanzin had Kusters al een dergelijke gedachte geopperd: ‘Wie eerder in de waanzin is geweest, en deze ervaringen niet heeft verdrongen, vergeten of ontkend, heeft eenvoudiger toegang tot andere manieren om verbinding te maken met tijd en geschiedenis, en dus met de toekomst.’ Ook toen al wees hij op de structuur van het kristal, die ook de structuur van de waanzin zou zijn. Het is een manier van denken zonder methode, dat richtingloos, tijdloos en ruimteloos is. Evenals in de psychose verandert de temporele ervaring in tijden van klimaatverandering. De eerdere tijdschalen van de menselijke geschiedenis, zoals Kusters het formuleert… ‘exploderen en fragmenteren in de waanzin naar uitgestrekte geologische en kosmische ongedateerde data in een kristallen caleidoscoop.’ En dan volgen er een paar fascinerende zinnen die wellicht alleen een ex-psychoticus uit zijn pen kan krijgen:
‘De gebeurtenissen van deze tijd van klimaatverstoring resoneren en interfereren met die van 65 miljoen jaar geleden, toen de dinosauriërs uitstierven. Het tempo van de menselijke geschiedenis interfereert, valt samen en verweeft met dat van de natuurlijke geschiedenis, en de geest verliest zichzelf en valt terug in ondenkbare fantasieën en realiteiten van onbereikbare donkere tijdruimten. ‘
Zo komt Kusters in zijn boek Schokeffecten vanuit de oerknal van de psychotische ervaring tot een drietal aanbevelingen in tijden van klimaatverandering. Ten eerste moeten we een nieuwe houding ten opzicht van de tijd ontwikkelen, een houding die afgeleid kan worden uit de psychotische ervaring. Daarnaast moeten we leren omgaan met de grootste paradoxen, om met deze paradoxen van het gevoel oneindig klein en oneindig groot, en oneindig onmachtig en oneindig machtig tegelijkertijd te kunnen zijn. Tenslotte moeten we uit de waanzin leren hoe ‘niet menselijke krachten en andere manieren van leven anders kunnen worden ervaren en kunnen worden opgenomen in een nieuw soort verhalen en nieuwe soorten ethiek, om daarmee onze zintuigen en begripsvermogen te vergroten en te verfijnen om zodoende weer open te staan en contact te maken met de wanhopige stemmen van de kosmos.’
Zo is het het irrationele denken van de psychose bij Kusters out of the blue een reddende engel geworden in tijden van dreigende ondergang. Maar reddende engelen bestaan niet, alleen in de religie of in de literatuur, zoals Mulisch zulke engelen heeft beschreven in zijn roman De ontdekking van de hemel. Daarmee was zijn vroege psychose – ondanks wat kronkelende dwaalwegen op het terrein van de filosofie – uiteindelijk beland bij zijn ware bestemming. Die bestemming lag in de mythische vertaling van het hoofdthema van zijn oeuvre: de techniek als het lijk van God met als gevolg een apocalyptische catastrofe. Veel romans van Mulisch eindigen in een Apocalyps, alsof hij na zijn vroege psychotische ervaring dit soort catastrofes was gaan voorvoelen.
Al met al komt uit deze langetermijn-ontwikkeling van Mulisch het beeld naar voren van een tweesprong, die ook voor het denken over de psychose van belang is. Die tweesprong wordt zichtbaar als je de denkwegen van Kusters vergelijkt met die van Mulisch. Na een psychotische ervaring kun je je overgeven aan een filosofische of wetenschappelijke verkenningstocht, waarbij de psychose al dan niet als metafoor wordt ingezet om een eigen systeem te ontwikkelen, en daarmee een oplossing te zoeken voor een wereldprobleem. Maar in plaats van zo;’n eigen systeembouw kun je ook het pad van de mythevorming kiezen, bijvoorbeeld door oude mythes te vertalen in het heden of in nieuwe literaire vertalingen van religieuze openbaringen die een boodschap bevatten voor deze tijd.
Je kunt het irrationele dus bezweren in een eigen systeem of sublimeren in een mythe. Mulisch deed beide. Kusters beperkt zich tot de systeembouw en het toepassen van de metaforiek van de psychose op een toekomstige catastrofe. Tussen die twee uitersten ligt nog een scala van mogelijkheden. Die mogelijkheden ontvouwen zich als de psychose niet alleen als een incidentele ontsporing van de geest wordt gezien, maar ook als een hectische fase die deel uitmaakt van een zich levenslang ontwikkelend leerproces waaruit ook voor anderen veel te leren valt. In deze langetermijnvisie wordt de psychose niet gezien als een incidentele vulkanische uitbarsting, maar als een plotselinge verschuiving van diepe, psychische grondlagen, die zich – zij het veel langzamer dan de explosie bij aanvang – voortzetten in de tijd van leven. De aardlagen staan nooit stil, de lagen van menselijke geest evenmin.
Dit is een geologische visie op de psychose die uit het werk van Mulisch naar voren komt . Zoals het antropoceen een soort meta-frame is, waardoor het probleem van de ecologische catastrofe wordt opgetild naar een andere tijdsorde, zo kan de psychose worden opgetild maar de tijdsorde van een mensenleven. Psychiatrie is in wezen een vorm van geneeskunde, maar wel een geneeskunde die een nieuwe injectie vanuit het ecologische en mythische denken heel goed zou kunnen gebruiken. In diepste wezen kun je niet genezen van een psychose, zoals je ook niet genezen kunt van het leven. Tenzij je wordt overvallen door de dood of voor deze uitweg doelbewust een keuze maakt. Dan verdwijnt uiteindelijk ook de tijd in ‘de eeuwigheid’ van het stervensmoment.
Wie zijn toevlucht neemt tot de metaforiek van de psychose om daarmee een uitweg te vinden voor de grootschalige mechanisering van de psychose, die wellicht ook aan de problematiek van het antropoceen ten grondslag ligt, loopt het gevaar om in een vicieuze cirkel te belanden. Het medicijn wordt gedestilleerd uit de kwaal. Op zich is dat geen vreemde gedachte. Ook het vaccin tegen het corona-virus had een intrinsieke relatie met het virus zelf. In dat vaccin zit een stukje genetische informatie dat zorgt dat het lichaam een kenmerkend eiwit van het coronavirus aanmaakt: het spike-eiwit. Stukjes van dit eiwit worden vervolgens herkend door de afweercellen in het lichaam en als reactie hierop maakt het lichaam antistoffen aan. Kortom, het medicijn ligt in de kwaal zelf verborgen.
In aansluiting hierop zou je kunnen beweren dat in de kern van een psychose ook een heilzame werking verborgen zou kunnen liggen. Maar in dit soort analoge redeneringen kan er vroeg of laat ook iets gaan rondtollen. Het is een verleiding die in breder perspectief bezien wellicht eigen is aan ons denken over de werkelijkheid, die alleen te kennen is in een model van de werkelijkheid dat op zijn beurt weer afhankelijk is van een ander model dat al in het eerste model besloten lag. Zo zou de wereld ongeveer in elkaar kunnen steken. We ervaren niet alleen wat wij ‘werkelijkheid’ noemen, maar ook een slippend mechaniek waardoor de waan zich kan losmaken van de werkelijkheid, althans zoals deze in de consensus van ‘gezonde geesten’ als werkelijkheid wordt ervaren.
We leven in een psychotische tijd, maar is het eigenlijk wel legitiem om de psychose telkens weer als een passende metafoor te gebruiken om zo een hoognodige, nieuwe wijze van denken te propageren waarmee we de verknoopte cirkels van het antropoceen met al zijn dreigende catastrofes beter kunnen begrijpen? De psychose wordt zo een passe-partout, een wondersleutel die op alle sloten past. Zelfs op het slot van de ondergang. Dat neemt niet weg dat de metaforiek van de psychose tal van toepassingen heeft die ook steeds meer relevantie lijken te hebben voor de actualiteit. De schrijvende psychoticus wordt zo de nieuwe dolle mens, die ons dwars door de woestijn terugvoert in tijd.