Laat het zo zijn…!

Dromen zijn bedrog, maar niet altijd. Ik droom ook niet altijd. Toch heb ik het plan opgevat elke dag een van mijn dromen te onthullen, ook als helemaal geen droom heb gehad. Er is een manier – zo heb ik ontdekt – om je diepste dromen bloot te leggen, ook als je denkt dat ze voorgoed zijn opgelost in het niets. Waar blijven dromen eigenlijk? Waar komen ze vandaan? Ik weet het niet. Dromen zijn rare dingen, dat heb ik altijd al geweten.

Neem nou vannacht. Ik droomde dat het huis van mijn moeder in brand stond. Mijn moeder is al meer dan dertig jaar dood, maar dromen houden daar geen rekening mee. Het huis stond in brand, niet in lichterlaaie, maar een beetje. Er kwam langzaam rook naar beneden in het trappenhuis. Ik liep naar boven zoals ik als kind altijd heb gedaan. Langs de fietsen onderaan de trap die met een touw zijn vastgemaakt aan de leuning.

Bovengekomen drong het onheil langzaam tot mij door. Ik zag waar de fik begonnen was: in de gordijnen van de voorkamer, maar ik kon er niets meer aan doen. Mijn moeder was wonderbaarlijk rustig. Ze wees me op de vlammen alsof het een alledaags verschijnsel was. Zoiets als vlooien die de katten zomers in huis brengen als je niet goed stofzuigt. Ik had het zo’n beetje gehad en herinnerde me opeens hoe ik hier gekomen was.

Kort tevoren had ik mij losgerukt uit een gezelschap dat mij niet aanstond. Er werd druk op mij uitgeoefend om rijles te nemen. Ik heb nooit auto kunnen rijden. Niet dat ik daar principieel op tegen ben, maar het is er nooit van gekomen. Ze moeten me niet onder druk zetten. Dat werkt volkomen averechts. Dit groepje voerde wat in het schild, maar ik weet niet meer precies wat. Ze wilden op reis en ik moest mee. Zoiets.

Ik zag het huis van mijn moeder langzaam in vlammen opgaan. Mijn moeder verdween uit beeld. Ik draaide me om en bevond me op een soort binnenplaats. Het was één grote ruïne. Opeens zag ik Annechien Steenhuizen, u weet wel, die onverstoorbare vrouw van het NOS-Journaal. Of was het de Maagd Maria? Hoe dan ook, zij was ook weggelopen uit het zelfde groepje dat mij zonodig op rijles wilde hebben. Er was iets verschrikkelijks gebeurd. Ook het kleine huisje van Annechien was volledig in de as gelegd. Eén puinhoop, overal zwartgeblakerde restanten van meubels en ander huisraad.

Toch was Anechien heel kalm. Een vreemde rust leek over haar neergedaald. Ze herhaalde de belangrijkste punten uit het nieuws. Ze memoreerde zelfs nog even dat er een nieuw boek van mij is verschenen. Het algoritme van de waan…(zie: hier) ‘Wat een mooie titel!’, zei ze. Daarna sprak ze nog een paar wijze woorden en leek wel gelukkig. Het geheim dat we deelden bewaarde zij in haar hart. Het moet nodig voorjaar worden, dacht ik. Laat het zo zijn….!  Maar toen was ik al wakker.

Reageren is niet mogelijk.