Een geschenk uit de diepte
Grafsteen van Paul Tillich, Park, New Harmony, Indiana (foto: Wikipedia).
‘Allereerst moet men uitspreken dat ervaringen van openbarend karakter universeel menselijk zijn. Religies zijn gebaseerd op wat aan iemand geschonken wordt, waar en in welke omstandigheden dan ook. Aan mensen wordt een openbaring geschonken, een bijzondere vorm van ervaring die altijd helende krachten bevat.’
Aldus Paul Tillich in een college op de Divinity School van de Universiteit van Chicago op 12 oktober 1965. Dat was 10 dagen voor zijn overlijden op 22 oktober 1965. Tillich kreeg last van hartritmestoornissen en overleed uiteindelijk aan een hartaanval. De tekst van dit laatste college is integraal opgenomen in het boek Teksten van Paul Tillich, gekozen en vertaald door Robert Hensen (1998). Het betoog van dit college is volgens Hensen kenmerkend voor de laatste periode in het denken van Tillich. In 1960 had Tillich Japan bezocht en was tot de schokkende ontdekking gekomen dat zijn opvattingen over zelfintegratie en individualisering daar geen aansluiting vonden. Hij ontdekte gaandeweg de contextualiteit en de relativiteit van zijn eigen theologisch systeem. Zijn laatste gedachten over theologie in het perspectief van de godsdienstgeschiedenis leken te duiden op een nieuwe wending zijn denken.
Het najaar van 1965 was een bewogen periode, niet in de laatste plaats voor het christendom waarvan beweerd werd dat de dagen waren geteld. Het Tweede Vaticaanse Concilie liep op zijn eind. Paus Paulus VI was diezelfde maand oktober nog in New York geweest om de algemene vergadering van de Verenigde Naties toe te spreken. W.H. van de Pol begon met zijn boek Het einde van het conventionele christendom. Niet dat dit hier iets mee van doen heeft, maar twee maanden later werd ik opgenomen in een psychiatrische inrichting vanwege een acute psychose.
Laatst sprak ik iemand die al behoorlijk op leeftijd is. Hij vond het nodig om bepaalde zaken af te ronden, om schoon schip te maken zoals dat heet. Evenals ik werd hij in de jaren zestig getroffen door een psychose. Nog altijd was hij van mening dat er niet genoeg belangstelling was geweest voor de inhoud van de ernstige crisis die hij destijds had moeten ervaren. Hij had in zijn hele leven nog nooit een psychiater ontmoet die hem duidelijk had kunnen maken wat hem destijds plotseling overkomen was. Voorafgaande aan zijn psychose had hij een wonderlijke periode beleefd, waarin hij opeens heel veel was gaan schrijven.
Voordat hij die onbedwingbare schijfdrang kreeg, had hij vrijwel nooit iets over zichzelf geschreven en ook nooit een dagboek bijgehouden. Volgens hem was hij tijdens die opwindende, haast euforische dagen van schrijven, schrijven en nog eens schrijven ook helemaal niet psychotisch geweest. Integendeel, hij kreeg het ene verrassende inzicht na het andere. Zijn leven leek geheel transparant te worden. Alles leek transparant te worden. Zijn leven kreeg opeens betekenis en zin. Je zou het een explosie van zelfinzicht kunnen noemen. Een doorbraak van het ultieme, het absolute, in het bestaan zelf. Misschien zou je deze intense ervaring zelfs kunnen vergelijken met een religieuze openbaring.
De feitelijke psychose kwam pas daarna, na deze explosie van zelfinzicht, toen hij – net als ik – acuut werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Achteraf zat hij opgescheept met een reeks van vragen. Wat moest hij met die ervaring van destijds, die explosie van zelfinzicht? Hij wilde best aannemen dat wat hem overkwam vrij zeldzaam is, maar uniek kon het toch ook weer niet zijn. Nog altijd was hij van mening dat die plotselinge schrijfwoede het beste is geweest wat hem ooit is overkomen. Zelfs kon hij er achteraf wel begrip voor opbrengen dat hij daarna – tegen zijn wil- werd opgenomen, omdat hij zijn eigen leven in gevaar ging brengen. Wat hem echter nog altijd ontging was dat er toen niemand is geweest die begrip kon opbrengen voor het zelfinzicht als zodanig dat hem geschonken was, als was het een vorm van genade.
Dat totaal ontbreken van herkenning had volgens hem te maken met het heersende medische paradigma dat is gebaseerd op de tweedeling ziek en gezond. Men spreekt wel van beter worden. Maar beter dan gezond kan je dankzij de gezondheidszorg niet worden. De explosie van zelfinzicht had hij ervaren als een verbetering, een verdieping, als iets dat hem was toegevallen als een geschenk. Maar volgens zijn omgeving was hij ziek geworden. Hij moest geïsoleerd worden, verwijderd uit de maatschappij. Hij moest met elektrische schokken weer teruggebracht worden in de alledaagse werkelijkheid. Zijn explosie van zelfinzicht moest hem tot elke prijs ontnomen worden. Hij moest weer een gewoon mens worden, geestelijk gezond als iedereen.
Ik kan veel in zijn ervaringen herkennen, omdat ik zelf in de jaren zestig iets vergelijkbaars heb meegemaakt. Toch herken ik ook weer niet alles. Het blijft een lastige materie waar veel aspecten aan zitten. Eén ding is voor mij zeker. Psychiaters moeten zich realiseren dat de medische wetenschap belangrijk werk kan doen, maar dat de wetenschap niet almachtig is. Er is iets wat telkens weer aan het verstand ontglipt. Iets wat de ratio te boven gaat. Een plotseling verlies van geestelijk evenwicht kan gepaard gaan met een explosie van zelfinzicht. Ja zelfs met een vorm van religieuze openbaring. Dan breekt er iets door aan het oppervlak, een geschenk uit de diepte, iets van het absolute wellicht, de grond van het bestaan zelf. Misschien is dat de doorbraak van the ultimate concern, waar Paul Tillich over sprak. Een helende ervaring die lang niet altijd helend mag zijn.
Tjarco Duinstra
10 juli 2016 op 10:13
Beste Huub,
Je verhaal vind ik mooi. Tijdens mijn vier jaar Kampen theologiestuderen was Tillich onderdeel van een tentamen dogmatiek. Wat wist hij het allemaal Goed! The courage to be. Met Rothuizen lazen we Eerstewereldoorlogpoezie en dat vond ik realistischer en het perspectief beviel me stukken beter. Die zogenaamde moed van Tillich vond ik onuitstaanbaar en uit protest ging ik tegelijkertijd Foucault erbij lezen.
Ik wil je wel wat vragen. Kan het zijn dat iemand zo overtuigd is van zijn gelijk dat zijn lichaam daar uit zichzelf tegen protesteert, omdat het zogenaamde gelijk in strijd is met het wezen van zijn functioneren? Ik ben geen psychiater, heb Wouter Kusters’ Filosofie van de waanzin op de plank staan, maar had nog geen tijd en moed om dat door te spitten. Kun jij er iets over zeggen? Heb jij misschien Wouter Kusters gelezen en kun je zijn visie beoordelen?
Met vriendelijke groet,
Tjarco Duinstra
Huub Mous
10 juli 2016 op 10:34
Beste Tjarco,
Ik heb het boek Filosofie van de waanzin van Wouters Kusters gerecenseerd voor het tijdschrift Paricipatie & Herstel.
Zie hier:
http://www.huubmous.nl/2015/06/20/recensie-van-filosofie-van-de-waanzin/
Ik ben geen psychiater, dus je vraag over ‘het protesteren van het lichaam’ kan ik moeilijk beantwoorden. Het zou zo maar kunnen, denk ik. Maar wie ben ik.
Wat Tillich betreft, in de loop van de jaren zestig raakten zijn ideeën gaandeweg uit beeld. Velen vonden de begrippen die hij hanteert toen te absoluut. Men zocht naar ‘maatschappelijk engagement’ en ‘handelen in de praxis’. Achteraf bezien is Tillich vooral de theoloog geweest van de ‘naoorlogse jaren van vertwijfeling’, toen ‘het gevoel van het absurde’ en de ‘zelfverantwoordelijke zelfbepaling’ van de existentialisten goed rijmden met Tillich’s ‘leven in gebrokenheid’ en ‘de moed om te zijn’. Helemaal terecht is dat niet, want Tillich ontwikkelde zijn belangrijkste ideeën al ver voor de oorlog.