Jeanne d’Arc in Het Dolhuys

Als u dit leest ben ik waarschijnlijk al op weg naar Haarlem. Vanavond immers wordt daar het boek Tegen de tijdgeest. Terugzien op een psychose gepresenteerd in Het Dolhuys, het nationaal museum voor psychiatrie (zie boven). De zaal is uitverkocht, zo hoorde ik gisteren. Samen met Egbert Tellegen en Daan Muntjewerf word ik geïnterviewd door een journalist en een psychiater. Alle drie zullen we ook een passage uit het boek voorlezen. Verder is het is de bedoeling dat er gediscussieerd wordt met de mensen in de de zaal. De afgelopen dagen heb ik de tekst van het boek nog eens in zijn geheel herlezen. Het is een wonderlijk geheel geworden. Veel meer dan alleen driemaal een terugblik op een psychose.

Ed Brand van uitgeverij Candide, die veel belang hecht aan deze uitgave, had het boek een graag ‘een manifest’ willen noemen, maar dat ging ons als auteurs toch iets te ver. De titel Tegen de tijdgeest klink al strijdbaar genoeg. Het is een aanklacht geworden tegen de ‘ontzielde psychiatrie’ van tegenwoordig. Ook Ed Brand heeft nog een slotbetoog toegevoegd aan onze  beschouwingen. Het boek roept volgens hem een aantal lastige vragen op die niettemin noodzakelijk zijn:

Zonder die vragen heeft de psychiatrie, en de samenleving als geheel, geen antwoord op gekte, en krijgen mensen in crisis geen antwoord binnen de context van hun eigen, kloppende levensverhaal. Om de psychiatrie ‘kloppend’ te maken kunnen we niet zonder dat hoogst individuele verhaal. Zie daar de inzet van deze uitgave.’

Maar het boek richt zich niet alleen tot psychiaters, ex-patiënten en mensen die werkzaam zijn in de geestelijke gezondheidszorg. Er er is ook een breder, meer cultuurfilosofisch perspectief. Of zoals Egbert Tellegen het in de inleiding verwoordt: ‘Wij vinden het de hoogste tijd voor een eerherstel van de mens als geestelijk wezen.’ Dat zijn grote woorden, maar ze worden door Tellegen wel onderbouwd. De mens wordt tegenwoordig vaak gelijkgesteld aan zijn eigen brein. Boeken over het brein vliegen over de toonbank. Op zich is daar niets mis mee, maar de keerzijde van de medaille verdwijnt zo gaandeweg wel uit beeld.

Ook binnen de geestelijke gezondheidszorg is er weinig ruimte meer voor de inhoud van een geestesziekte. Wat zijn de maatschappelijke factoren? Welke betekenis heeft een psychotische waan? Wat is de mogelijke relatie tussen de intense gewaarwordingen in een geestelijke crisis en een religieuze of mystieke ervaring? De psychiatrie van tegenwoordig heeft hoognodig een injectie nodig vanuit andere disciplines, de cultuurfilosofie bijvoorbeeld. Tellegen pleit dan ook in het laatste hoofdstuk voor ‘een nieuwe Trimbos van de geest’.

Alle auteurs verschillen we niet alleen in leeftijd – Tellegen is van 1937, Muntjewerf van 1979 en ik van 1947 – maar we verschillen ook in achtergrond. Tellegen is van vrijzinnig protestantse komaf, Muntjewerf van Joodse origine en ik kom uit een katholiek nest. Maar de secularisering heeft bij ieder van ons zijn sporen nagelaten. Verder hebben we als overeenkomst dat we alle drie – direct voorafgaande aan onze psychose – een visionaire tekst hebben geschreven, een ‘Manuscript’ (met een Hoofdletter) , een ‘bericht aan de wereld’, een soort ‘theorie over alles’ en over hoe het verder zou moeten.

Tellegen schreef die tekst in 1960 in negen schoolschriften, die hij in 1969 terugvond en een jaar later bij uitgeverij Ambo publiceerde onder de titel Waar was de dood nog meer… Autografie van een psychose. Dat boek trok destijds veel aandacht. Het waren de hoogtijdagen van de antipsychiatrie, toen ook Jan Foudraine een bestseller had met zijn boek Wie is van hout? Muntjewerf schreef zijn ‘Manuscript’ in 2003 en die tekst vormde voor hem het vertrekpunt voor zijn beschouwing in Tegen de tijdgeest. Ik ben de enige, van wie het ‘Manuscript’ niet bewaard is gebleven. Het werd door de psychiater, bij wie ik na mijn opname sinds 1966 jarenlang in behandeling was, bij het opruimen van zijn archief in 2002 vernietigd. In augustus 2009 schreef hij mij:

‘Ik heb tien jaar, de tijd die daarvoor staat 
mijn patiënten-archief bewaard en dit archief volledig aan de Firma Brantjes in Haarlem ter vernietiging gegeven. Ik bezit dus niets meer. Ik vind het erg jammer dat ik U niet van dienst kan zijn. Want het was een bijzondere tijd voor U. Ik denk heel zwaar, maar mogelijk toch ook met iets ‘rijks , wat je niet zo maar meemaakt. Ik hoop dat U met het gemis kan leven.‘

Alles wat ik destijds geschreven en beleefd heb moest ik dus uit mijn geheugen reconstrueren. Gelukkig was mijn patiëntendossier in Heiloo nog wel bewaard. Maar mijn ‘Manuscript’ was verbrand. Mijn ‘boodschap aan de wereld’ eindigde op de brandstapel bij de Firma Brantjes. Vanuit die optiek bezien is het een wonderlijke speling van het lot, dat dit boek vanavond juist in Haarlem gepresenteerd wordt. Mijn verhaal herrijst uit zijn as in dezelfde plaats, waar de oertekst ooit in vlammen is opgegaan. Hoe kan het mooier. Als Jeanne d’Arc, de figuur die zo’n belangrijke rol speelde in mijn psychotische waan destijds.

Tot slot een citaat uit het boek, een klein gedeelte van de passage die ik vanavond voor zal lezen:

‘Vaak heb ik mij afgevraagd wat de betekenis is geweest van mijn psychotische waan. Wat hadden die beelden te betekenen die destijds in mijn hoofd opkwamen? Kwamen ze van elders of diep uit mezelf? Zijn het brokstukken geweest van een eeuwige mythe, flarden misschien van oude archetypen die altijd al in de dromen van de mens hebben rondgespookt? Of was het slechts een weefsel van literaire reminiscenties of erger nog, een in elkaar geknutseld samenraapsel van vage indrukken in het hier en nu? Wat hebben dit soort messianistische grootheidswanen van doen met een plotseling breukvlak in de cultuur? Moet je dit alles alleen verklaren vanuit een verstoorde ontwikkeling van het individu, of is er ook een andere verklaring mogelijk, een verklaring die gezocht moet worden in dieptepsychologisch, sociologisch, theologisch of misschien wel antropologisch verband?’

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)