Where is my mind?

‘Piet was gewoon, net als iedereen met een zelfde achtergrond, op zoek naar God. De, terechte, conclusie, dat iemand iets dat groter is dan hemzelf, niet kan doorgronden, is iets dat hem ten gronde heeft gericht. Dat de Nederlandse televisie daar bovenop zat en het bracht als een klucht over ‘ de psycholoog die het leven niet aankon’ is een detail. Communicatief zeer vaardig, absoluut zeer hoog begaafd en met een ongelofelijk gevoel tot relativeren, zo zouden we aan hem terug moeten denken. Honden zien mensen als honden. Dat is hun beperking. Ze kunnen niet buiten hun belevingswereld treden. Dat maakt je tot roedelleider of ondergeschikte, maar meer als een hond zul je nooit worden.Dat is hetzelfde als wat een mens met God doet.  Hij vermenselijkt iets wat groter is (als Hij bestaat) omdat hij het binnen zijn beperkingen moet trekken om in te kleuren.

Het hele principe komt neer op het volgende: Stel dat je slechts een vierkante centimeter zie van een van de schilderijen van een groot schilder, wat weet je dan van die schepper? In onze opvoeding, ik kom uit dezelfde wereld, was het antwoord simpel. Je wist wat hij bedoelde, wat hij van jou verwachtte, wat je toekomst was, wat je moest doen, wat het schilderij eigenlijk inhield, wat er na het schilderij zou komen, wat de rest van het kunstwerk zou zijn, wie wel of niet aangemerkt zouden worden als uitverkorenen om het begrip te hebben, ga zo maar door. De treurige werkelijkheid is dat we nooit verder kunnen kijken dan ons bewustzijn. Iets groters dan een mens kunnen we niet doorzien. Daar is Piet op vastgelopen. Maakt hem dat tot het lachertje van de psychologie? Vergelijk hem met iedereen die elke avond “goede tijden, slechte tijden” kijkt en zijn leven voorbij laat kabbelen. Hij heeft het geprobeerd. En dat is meer dan de meesten kunnen zeggen.’

Aldus Willem Vee in een reactie op ene verhaal dat ik eerder schreef over Piet Vroon.  Piet Vroon (1939-1998) was een landelijk bekend psycholoog die zijn geestelijk evenwicht verloor, psychotisch werd en uiteindelijk – naar wordt aangenomen – zelfmoord pleegde. Het is een dramatisch verhaal dat past in de reeks van psychiaters en psychologen die zelf psychotisch of depressief raakten. Bekend in dit verband is is ook prof. dr. P.C. Kuiper. Hij kreeg bekendheid door zijn boeken over depressies, en werd zelf zwaar depressief. Kuiper werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, waaruit hij pas na drie jaar werd ontslagen. Hij genas uiteindelijk door het enige medicijn dat hij zelf – wegens risicovolle bijwerkingen – ernstig had afgeraden in zijn boek Hoofdsom der Psychiatrie (1973).

Wouter Kusters werd in 2007 opnieuw psychotisch nadat hij een boek – Pure waanzin (2004)  – over een eerdere psychose had geschreven. Ikzelf heb na mijn laatste psychose in 1979 nooit meer een echte psychische inzinking gehad, ook niet nadat ik er in 2011 – samen Egbert Tellegen en Daan Muntjewerf – een boek schreef over de eigen psychotische ervaringen. Als ervaringsdeskundige kun je de ervaring maar beter niet opzoeken, maar meestal heb je dat niet zelf in de hand. Een psychose overkomt je. In feite kan iedereen het overkomen, al is de een er meer vatbaar voor dan de ander.

Is het mogelijk om het fenomeen psychose te begrijpen vanuit je eigen ervaring van een psychose? Ik heb veel over mijn eigen ervaringen nagedacht, maar over de vraag wat over wat het nu precies is, tast ik eigenlijk nog altijd in het duister. Alle theorieën die ik eerder op schrift heb gesteld zijn uiteindelijk hypotheses. Ik kan het niet bewijzen en bovendien wordt de herinnering aan je eigen ervaringen ingekleurd door de tijd. Niets is onbetrouwbaarder dan de herinneringen aan een psychotische toestand.

Om die reden verbaas ik mij wel een beetje over het stellige, zo niet apodictische karakter van sommige uitspraken die Wouter Kusters doet over de deformaties in de ervaring van tijd en ruimte in een psychose. Hij baseert zich daarbij op eigen ervaringen en ervaringen van anderen (ook van mij).  Deels zijn die ervaringen opgetekend tijdens de psychose, maar deels ook achteraf (zoals in mijn geval).

Zo komt hij op fenomenologische – en vergelijkenderwijs – tot een karakterisering van wat de psychotische waan in feite zou kunnen inhouden. Zijn beschrijvingen, die niet zelden de beschouwingen van Husserl (over de tijdservaring) en Merleau-Ponty (over de visuele ruimte-waarneming) in herinnering roepen, lijken te tenderen naar een ideaaltypische structuurschets van de psychotische ervaring. Maar bestaat dat ideaaltype eigenlijk wel? Is iedere psychose niet wezenlijk anders? Veel van wat Kusters beschrijft herken ik uit eigen ervaring, maar veel ook niet. Het gevaar bestaat dat je op deze wijze vooral dié ervaringen verzamelt die overeenkomen met je eigen ervaring.

Er schuilt een methodische valkuil in deze werkwijze, ten eerste omdat de psychotische waan mogelijk niet op vergelijkbaar wijze als het alledaagse bewustzijn te analyseren valt. De mogelijkheid is niet denkbeeldig dat de psychose de absurditeit ten top is, de uitzondering bij uitstek, die zich in vele varianten kan manifesteren en dus niet tot een ideaaltype is terug te brengen.  En ten tweede: doordat allerlei bestaande theorieën over taal, tijd- en ruimte-ervaring aan de eigen en andermans psychotische ervaringen vastgeknoopt worden, ontstaat er een beeld van iets dat in werkelijkheid nooit heeft bestaan.

Op deze wijze verval je al gauw in de fout, die je nog het beste als de ‘omgekeerde attributiefout’ zou kunnen bestempelen.  Alles wat jezelf in een psychose ervaart – of wat anderen aan vergelijkbare ervaringen opdoen – ben je geneigd als structureel eigen aan het fenomeen ‘psychose’ op te vatten. Alles wat een ander in een psychose ervaart en niet overeenstemt met de eigen ervaring is dan al gauw toevallig en accidenteel. Kortom, de eigen ervaring kan een voordeel zijn, maar ook een belemmering bij een objectieve benadering van het fenomeen psychose.

Daarbij komt nog het volgende. Ook een psychose is een product van je eigen wereldbeeld en de typering van je eigen psychose is dat eens temeer. Ervaringen van ruimte en tijd zijn tijdgebonden. Ook de innerlijke tijdservaring is historisch variabel. In de jaren zestig had men een ander tijdsbesef dan tegenwoordig. Ook de verhouding tussen ‘binnen’ en ‘buiten’  kent een historische variabele. Een katholiek denkt anders over de structuur van de tijd dan een atheïst, en die noties zullen wellicht ook doorwerken in de deformaties van de tijd die optreden bij een psychose. Kusters doet veelvuldig een beroep op de fenomenologische methode, maar refereert opvallend weinig naar de ‘fenomenologie van de geschiedenis’ – ‘de metabletica’ van Van den Berg bijvoorbeeld.

Bovendien kom ik weinig methodische zelfkritiek tegen in het boek Filosofie van de waanzin van Kusters, terwijl de fenomenologie daartoe toch alle aanleiding geeft. Een standaardwerk als dat van Linschoten –  De idolen van de psycholoog (1964) – zou in de literatuurlijst van een dergelijk boek over de filosofie van de waanzin niet mogen ontbreken.  

Maar Kusters verwijst daar opvallend genoeg niet naar. Hij kiest  – à la Sloterdijk – vooral voor de filosofisch associatieve denkvorm en legt allerlei verrassende, soms zelfs spectaculaire verbanden. Maar hij lijkt weinig oog te hebben voor methodische eisen als verificatie en falsificatie. De ‘dubbele black box’, die Linschoten aanbeveelt als het gaat innerlijke waarneming en analyse van psychische fenomenen, kom ik tot nog toe in de beschrijvingen van Kusters niet tegen. Maar nogmaals ik ben het boek aan het lezen en nog lang niet aan het eind.

Wat de religie betreft stelt Kusters, dat de hedendaagse media – en vooral het internet – voor de psychoot in veel opzichten de functie van de religie in de waanwereld heeft overgenomen. Hij pleit in dat opzicht voor nader onderzoek: ‘Een studie naar de invloed van internet op de moderne waanzin zou bijzonder interessant zijn,’ zo stelt hij. (aar ben ik het volmondig mee eens, al zou ik daar dan maar meteen de invloed van de sociale media bij betrekken. Internet en sociale media staan tegenwoordig voor iedereen open.

Daarmee lijken deze media een religieuze dimensie te krijgen (religie betekent in oorsprong ‘verbinden)’. Het christendom bedacht constructies als ‘hemel’ en ‘hiernamaals’ voor iedereen die kiest voor de navolging van Christus.  Het hedendaagse communicatie-walhalla van internet (en de sociale media) heeft een meer primitief-religieus of wellicht post-christelijk karakter

Deze onbeperkte, virtuele ruimte opent zich voor iedereen die zich een computer of I-phone en het 
maandelijkse bedrag voor toegang tot het internet kan permitteren. Nog meer dan het ‘Koninkrijk Gods’ van het christendom creëert de nieuwe virtuele ruimte een ongrijpbare uitgestrektheid, waarin mensen van alle landen, rassen, religies en ideologieën
 zich in theorie met elkaar kunnen vermengen. In haar boek De hemelpoort van cyberspace, een geschiedenis van de ruimte van Dante tot Internet (1999) beschreef Margaret Wertheim het ontstaan van deze nieuwe –  in wezen religieus geaarde – ‘ruimte’.

Zo stelde zij: ‘De droom van een wereldgemeenschap is een van de belangrijkste fantasieën van de “religie” van cyberspace, een technologische versie van de wereldbroederschap van het Nieuwe Jeruzalem.’ Ook  Kusters laat zich in vergelijkbare bewoordingen uit, maar nu met het oog op de waanzin. Het is immers het internet dat de rol van de religie in de waanzin heeft overgenomen. Zo stelt hij in Filosofie van de waanzin:

‘Onze kennis over de wereld komt voor een aanzienlijk deel tot stand via
de media. Niet alleen feitelijke kennis, maar ook het leeuwendeel 
van de fictieve verhalen bereikt ons via media als televisie, internet, krant
en boek. Moderne media bemiddelen tussen onze persoonlijke ervaring ,
de ervaring van anderen en kennis van de wereld. Eigenlijk zijn media -
wanneer deze ook ’taal’ omvatten – de middelen waarmee (en waarin) we
onszelf en onze identiteit articuleren en onze verhouding tot het 
vormgeven.

Zo algemeen gesteld lijkt de rol van de media op de rol die religie speelde in vroeger tijden. Het opheffen van het onderscheid tussen het hier en het daar correspondeert met wat in religieuze termen het opheffen 
heet van het verschil tussen het aardse en het bovenaardse. Wat toen veel 
voorkwam waren bezoekingen en visioenen van heiligen, geesten, engelen, gesprekken met God en influisteringen door de duivel. Tegenwoordig 
bouwen waanzinnigen hun heilige plekken, rituelen en altaren rondom de televisie en het internet. In de waanzin overbruggen media en religie niet langer de afstand of kloof tussen hier en daar, ik en de ander, maar heffen 
het verschil eenvoudigweg op.’

De vergelijkingen tussen de nieuwe ruimte van internet en de boven-wereldse ruimte van de christelijke kosmologie waren kenmerkend voor de utopische beginfase van het internet. Toch is er nog altijd iets voor te zeggen. Er zijn meer  parallellen tussen het ontstaan van het christelijk ruimte-concept in de eerste eeuwen van de jaartelling en de hedendaagse revolutie die internet teweegbrengt in het denken over ruimte en tijd. Dergelijk omwentelingen brengen grote veranderingen teweeg in de bestaande machtsverhoudingen.

Augustinus scheef zijn boek De civitate Dei na de val van Rome, dat in het jaar 410 werd ingenomen door de oprukkende horde barbaren die Europa overspoelde. De gedachte was ontstaan dat het verval van Rome veroorzaakt was door de opkomst van het christendom. Om die  bewering te weerleggen ontwierp Augustinus de kosmologie van de dubbele ruimte. De ruimte van de aardse stad en de ruimte van het eeuwige Jeruzalem: de Stad Gods

Het eschatologisch perspectief van die twee steden was uniek. In de Bijbel was geen enkel voorbeeld te vinden die deze theorie kon rechtvaardigen. De stad van God was op aarde vermengd geraakt de wereldse ruimte, zo beweert Augustinus. De liefde tot God is gericht op het eeuwige Jeruzalem. De liefde tot de wereld op Babylon. Het was een strijd tussen de eeuwige vrede, die in het verschiet lag, en ‘het rijk van de chaos’ dat zo kenmerkend werd getypeerd door de Babylonische spraakverwarring.

Deze wereld was in ongerede geraakt en moest zich opnieuw richten op de eindtijd, het Laatste oordeel, als alle doden zouden opstaan om geoordeeld te worden. Ze zouden dan hun lichaam herkrijgen in de opstanding van het vlees. Dan zou ook de scheiding zich voltrekken tussen de good guys and the bad guys, niet alleen bij de mensen, maar ook bij alle geestelijke wezens boven hen, de demonen en de engelen, de Duivel en God. Dit nieuwe ruimte-concept van Augustinus zou de wereld gaan veranderen. Het Heilige Roomse Rijk, dat in de Middeleeuwen zou ontstaan, werd door de tijdgenoten gezien als een voorloper van het eeuwige Jeruzalem.

Ook internet brengt een revolutie teweeg in het denken over ruimte en tijd. Die revolutie gaat gepaard met mondiale machtsverschuiving. Kon de val van het voormalige Oostblok nog opgevat worden als een kortstondige overwinning van vrijheid en democratie, die door een reeks van factoren veroorzaakt werd – de opkomende middenklasse in het Oostblok, de wapenwedloop die door Reagan werd gewonnen, de verlokkingen van de westerse lifestyle, tegenwoordig zin we de reactie hier op.

De wereldwijde opkomende verleidingen van van autocratie, populisme en nationalisme wormen een reactie op de verwijding van het ruimteconcept dat internet teweeg had gebracht. Extreme vormen van virtualisering, hybridisering en individualisering worden uiteindelijk gesmoord in de opkomst van nieuwe waandenkbeelden en oorlogszucht.    

Ook de zogeheten ‘Facebook-revoluties’ in de Arabische landen werden aanvankelijk onmiskenbaar voor een groot deel veroorzaakt door internet en de nieuwe sociale media. Maar de opkomst van de radicale Islam is de conservatieve reactie op dit illusoire bevrijdingsproces in als een nieuw gewaand ruimte-concept.

Zoals de opkomst van het christelijke ruimte-concept gepaard ging met de val van Rome, zo gaat de hedendaagse botsing der beschavingen gepaard met een nieuw ruimteconcept, dat door internet wordt aangedragen… en uiteindelijk de machtsblokken in de wereld ingrijpend zal gaan veranderen.  

De nieuwe media leveren ‘een geniale streek’, zoals ooit het christendom (zoals Nietzsche beweerde) ‘een geniale streek’ heeft geleverd. Door Zijn Zoon aan het kruis te laten sterven absorbeerde God de erfzonde van de mens. Niet langer was het nodig te offeren aan de goden. God had zich zelf geofferd en daarmee het menselijk bestaan gereduceerd tot een aards leven for the time being: de paulinische tussentijd in afwachting van de terugkeer van de Verlosser. Alleen overgave in het geloof was nodig om gezuiverd en verlost te worden.

Met deze ‘geniale streek’ was de christelijke liefde veiliggesteld. De agapè zoog de menselijk liefde op naar God. Er opende zich een horizon van christelijk geluk, dat hier op aarde reeds beleefd kon worden. Dat is de kern van de christelijke allegria, een soort opgewonden vrolijkheid. Christus leeft! Christus is onder ons!

Vertaald naar onze tijd wordt dat : De media leven! De media zijn onder ons! De mondiale macro-societas treedt direct binnen in de levenssfeer van elk individu. Zo bezien heeft de huidige mediamaatschappij in mondiaal opzicht veel weg van het mystieke lichaam van Christus. En dat is voor menigeen tegenwoordig iets om letterlijk gek van te worden.

Door de almaar voortschrijdende virtualisering van de werkelijkheid, die het internet teweegbrengt, raakt een mens uiteindelijk los van zichzelf. Waar is mijn ziel? Waar is mijn geest? Maar er zijn ook krachten die  daar baat bij hebben. Wie al te snel aan dit verlies van geest wil ontsnappen, belandt in de waanwereld van de nieuwe despoten. Linksom of rechtsom, er is geen ontsnappen aan.

Herstel, herstel, herstel….Kyrie Eleison! Internet, ontferm u over ons! 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)