Tegenpolen in Fryslân

Hoewel mijn vader uit Friesland afkomstig was, ben ik zelf geen Fries van geboorte. Mijn wieg stond in Amsterdam, de stad die ik in 1977 na dertig jaar achter me liet. Sindsdien woon ik in Fryslân tussen de Friezen, wier taal ik kan lezen en verstaan, maar zelf niet spreek. Ik voel dan ook weinig bij woorden als ‘de strijd van de Friese mens’. Maar ‘ingetogen en hartstochtelijk’  herken ik als het om de Friezen gaat.  Meer wellicht dan de woorden die Slauerhoff in zijn gedicht In Memoriam Patris met enige verbetenheid aan zijn Friese vader wijdde: ‘Wie weet hoeveel teederheden je in jezelf hebt verstikt…’  

Slauerhoff noemde de Friese aard benepen. Maar daarmee was het laatste woord nog niet gezegd over Fryslân en de Friezen, ook niet voor Slauerhoff zelf. Hij ontvluchtte Fryslân en ging als scheepsarts varen over de wereldzeeën. Maar hij kwam ook altijd weer terug in deze contreien. Weggaan en thuiskomen, die twee kanten van de medaille zijn misschien ook wel eigen aan de Friese ziel, als er al zoiets als een volksziel bestaat. Volksaard en volksziel zijn immers glibberige begrippen, die niettemin in dit boek zo nu en dan opduiken. Bijvoorbeeld in het hoofdstuk De kleur van Fryslân, over stijl, identiteit en het verschijnsel autopoièsis

Insider en tegelijk outsider, dat was de houding van Slauerhoff, waarin ik iets van mezelf herken als het gaat om Fryslân en de Friezen. Weggaan en terugkeren, dat was ook het thema van de teruggekeerde emigranten in manifestatie Simmer 2000, waarvoor ik destijds het essay De Friese pelgrimage schreef. Hoe vaak nam ik niet afstand een al te Fries feestje, om er uiteindelijk wel aan deel te nemen.  

Zo verging het me ook met de festiviteiten van Leeuwarden/Fryslân Culturele Hoofdstad 2018, die ik in de aanloop fel bekritiseerde, maar waarvan ik mij nooit echt heb gedistantieerd. ‘Iepen mienskip‘ waren de woorden waarmee Fryslân zich profileerde in Europa, nota bene in hetzelfde jaar 2018, waarin het woord ‘blokkeerfries’ landelijk werd uitgeroepen tot het woord van het jaar.

Hoe kunnen die tegenpolen samengaan? Dat is een vraag die mij lang heeft beziggehouden. Met enige goede wil  zou je die vraag ook als rode draad kunnen herkennen in de voor dit boek bijeengeraapte verzameling teksten die in de afgelopen decennia zijn ontstaan. Aan de orde is een spagaat die altijd weer terugkeert als het over deze regio gaat. De Friese paradox in optima forma.

Het idee van dit boek ontstond na het lezen van Het wonder van 2018 van Geart de Vries. Daarnaast heeft de bundel Exit Fryslân van Goffe Jensma mij geïnspireerd om mijn eigen artikelen over Fryslân en de Friezen, die ik in de loop der jaren geschreven heb, nog eens op een rij te zetten. 

Dat is dan nu gebeurd in dit boek, waarbij tot mijn verwondering een rode draad haast als vanzelf aan het licht kwam. De bottomline van mijn betoog bleek een tendens te zijn, die ik al in 1997 had benoemd als ‘het Friese spagaat-denken.’ Dat deed ik in het hol van de leeuw, bij de jaarvergadering  van de FNP, die in dat jaar zijn 35-jarig bestaan vierde. Waar komt dat wonderlijke spagaat-denken vandaan? Hoe is die tendens kunnen ontstaan en hoe heeft zij zich geruisloos kunnen nestelen in de Friese cultuur? Op die vragen heb ik geen eensluidend antwoord kunnen vinden, maar ik heb wel een aanzet gegeven tot een mogelijk antwoord.

(Fragment uit het nog te verschijnen boek: De Friese spagaat. Gedachten over Fryslân en de Friezen).

Reageren is niet mogelijk.