Sanctus, Sanctus, Dominus Deus Sabaoth

Alkmaar, gisteren (rechts) en vijf jaar geleden. 

Omdat ik door omstandigheden, die hier verder niet ter zake doen, even weinig tijd heb voor mijn weblog, ben ik op een andere manier gaan schrijven. Mijn blogs van de laatste weken ontstaan door combinaties van bestaande teksten die ook elders op deze site te vinden zijn. Bestaande teksten en tekstfragmenten worden uit hun verband gerukt en in een nieuw verband geplaatst. De-contextualiseren en re-contextualiseren. Dat is een vorm van détournement (een methode ontdekt door Guy Debord). Het verschil met Debord is dat ik deze methode uitsluitend toepas op mijn eigen teksten op dit weblog, een corpus dat inmiddels zo’n 3.000.000 woorden omvat. Het resultaat is elke dag weer een nieuwe, maar tegelijk ook volstrekt overbodige tekst, wat nog niet wil zeggen dat deze overbodige tekst onzin zou zijn. Er is geen onzin onder de zon. Niets nieuws ook trouwens.

Integendeel. Alles is er al. Het is alleen zaak reeds bestaande zinnen in de juiste volgorde te plaatsen. Puzzelen dus. Zeer rustgevend bovendien. Je zou dit procedé van de détournement natuurlijk ook eens toe kunnen passen op alle reacties op dit weblog (in totaal 2245). Als je al deze reacties achter elkaar plaatst, tot één tekst samenvoegt en bovendien in het Fries laat vertalen, dan krijg je een tekst waarmee je geheid de Gysbert Japicxprijs zult winnen. Misschien moet je hier en daar wat stukjes tekst plakken en knippen en in een andere volgorde plaatsen, maar het is te doen. Bovendien helpt ChatGPT mij nu dagelijks met het schrijven, waardoor mijn oude blogs in no time kunnen worden opgepimpt tot verrassende verhalen die voor mijn lezers compleet nieuw lijken, maar in feite zijn ontstaan door oude teksten door elkaar te husselen met behulp van de kunstmatige intelligentie die tegenwoordig voor iedereen op afroep beschikbaar is. 

En nu nog wat:

Stel je voor dat de bewegingen die je om je heen ziet in omgekeerde volgorde plaatsvinden net zoals op een film die teruggedraaid wordt en waarin iemand sierlijk van de plank in het water duikt en dan met evenveel gemak van het water weer naar de duikplank terugvliegt. Keer functies om. Onder welke omstandigheden kun je een stoel gebruiken om van te eten en een tafel als iets waar je op kunt zitten? Kijk niet door een telescoop naar de maan maar laat het mannetje van de maan naar jou kijken. Stel je voor dat het plafond de kleur van de muur heeft en omgekeerd. Hou foto’s ondersteboven. Laat onderzeeboten en vissen door de lucht vliegen. Geef de schizofrene mogelijkheden van uw verbeelding de vrije loop want ze zijn meestal niet 
vreemder dan de ingebakken overtuiging dat mensen en ook de maatschappij als geheel rationeel te werk gaan.

Dat schrijft Fritz Perls in zijn boek Getalttherapie (1951). De uitnodiging om de wereld eens op zijn kop te zetten kan zeer effectief zijn om bestaande waarnemingspatronen te doorbreken. Het kan helpen om een onvoltooide Gestalt in de wijze waarop je jezelf en de wereld waarneemt af te ronden tot een voltooid geheel. De Gestalttheorie is gebaseerd op ‘het gehele beeld’ dat aan de fragmentatie voorafgaat. Het geheel dat meer is dan de som der delen. Een mens bestaat uit talloze onvoltooide ‘Gestalten’ die hardnekkig in stand worden gehouden door vastgeroeste waarnemingspatronen.Ook wat wij een ‘wereldbeeld’ noemen is in feite een vastgeroest patroon van gestandaardiseerde waarnemingen. Zelfs de wetenschap is een allegaartje van voltooide en onvoltooide Gestalten. Het beroerde alleen is dat we nooit alle onvoltooide Gestalten kunnen afronden. Sommige onvoltooide Gestalten trekken een reeks van voltooide Gestalten omver, zodra we ze afronden tot een geheel. De wereld is nooit tot één geheel te maken. Sterker nog: de wereld is per definitie één grote onvoltooide Gestalt.

Als je de consequentie van deze ontdekking serieus neemt, ga je argwanend worden voor beweringen dat de wereld wel degelijk een afgerond of consistent totaalbeeld heeft. De wereld klopt niet. De wereld klopt nooit. Ook het veronderstelde afgeronde format dat aan de wereld ten grondslag ligt – de ratio, de rede of wat het ook moge zijn – is geen afgerond geheel. Ook de ratio klopt niet. Fritz Perls, die geldt als een van de grondleggers van de Gestalttherapie, ontmoette in de jaren twintig de filosoof van het expressionisme Salomon Friedlander, die hem houvast heeft gegeven in een periode waarin hijzelf in grote verwarring verkeerde. Perls die begon als psychoanalyticus verwierp de libidotheorie van Freud, die de drift en driftverzaking op bijna fundamentalistische wijze centraal had gesteld in het psychisch functioneren van de mens. Perls voelde meer voor Friedländers concept van de ‘creatieve indifferentie’.

Wat is creatieve indifferentie? Het punt van balans, van waaruit een splitsing in tegenstellingen wordt gemaakt, wordt van oudsher bepaald wordt door twee polariteiten. Bij creatieve indifferentie staat de gedachte centraal dat de onvermijdelijke splitsing, die de mens in de wereld aanbrengt door zijn eigen bewustzijn, de splitsing dus tussen het ik en de wereld, tussen subject en object, slechts een illusie is. De hardnekkige splitsing kan doorbroken worden door de wereld op te vatten vanuit een nulpunt, het niets, het absolute, de oorsprong. Dit nulpunt is de mogelijkheidsvoorwaarde van de splitsing zelf. Anders gezegd: het bewustzijn zelf ‘maakt het verschil dat het verschil maakt’. Perls zag in de theorie van de creatieve indifferentie een oerprincipe, dat ook terug te vinden in Oosterse filosofieën als zenboeddhisme en taoïsme. Er is altijd sprake van een wisselwerking tussen voor- en achtergrond bij de vorming van een beeld. Er is geen Gestalt zonder achtergrond en omgekeerd. De intentie van het zien creëert de Gestalt, maar de Gestalt zelf heeft geen bestaan uit zichzelf. Dat geldt niet alleen voor de visuele waarneming, maar voor alles waar het bewustzijn aan te pas komt.

Deze basale ontdekking was eerder ook opgedoken in het dadaïsme. Richard Huelsenbeck verwijst in zijn geschriften over dada zelfs expliciet naar de theorie van de ‘creatieve indifferentie’ van Friedländer. Dada is het opheffen van alle opposities en de terugkeer naar het absolute nulpunt dat aan alle splitsingen voorafgaat. Dada geeft zich over aan de beweging van het leven, zo schrijft Huelsenbeck. Dada ontstaat uit het niets. Dada was een maagdelijke geboorte, een ‘conceptio immaculata’. Men had het zelf niet door. De ware betekenis werd pas later ingezien. De dadaïstiche ontdekking van de creatieve indifferentie heeft een bijna religieuze dimensie, ondanks het feit dat elke dadaïst atheïst is uit instinct. Voortdurend spreekt Huelsenbeck in dubbelzinnige termen als het gaat om de oerontdekking van dada. Bij het opheffen van de opposities ontstaat de vervoering van het nulpunt, die grenst aan de extase. De eerste dada-seance in Zürich was een soort heksensabbat. Steevast wordt ook over de geboorte van Dada in religieuze termen gesproken. ‘Het is een zeldzaam geschenk uit de hemel wanneer het een mens is gegeven om bij de geboorte van een religie of een idee aanwezig te zijn die vervolgens de aardbol verovert’, zo schrijft Huelsenbeck letterlijk.

Dada is het eerste woord dat een baby stamelt, maar dada betekent ook ‘stokpaardje’ in het Frans. Dada is het een rituele woord dat telkens weer gestameld wordt om de ratio te laten ontsporen. Dada is de radicale ontregelaar van de laatste religie op aarde die ‘ratio’ heet. Intellect is niet bedoeld voor de verbetering van het menselijk bestaan. Dada is principieel tegen verbetering. Dat basale proces van ontregeling van de ‘religieuze ratio’ kan per definitie alleen in religieuze termen worden benoemd. Wanneer iemand met een weids gebaar een woord tussen de mensen gooit maken ze daar een religie van. ‘Credo quia absurdum’, dat is dada. Apolinaire beweerde niet voor niets dat zijn vader portier van het Vaticaan was geweest. Huelsenbeck eist het openstellen van de Kerk voor de opvoering van simultaneïstische en dadaïstische gedichten.

gadji beri bimba glandridi laula lonni cadori gadjama gramma berida bimbala glandri galassassa laulitalomini gadji beri bin blassa glassala laula lonni cadorsu sassala bim gadjama tuffm i zimzalla binban gligla wowolimai bin beri ban o katalominai rhinozerossola hopsamen laulitalomini hoooo gadjama rhinozerossola hopsamen bluku terullala blaulala loooo

Dada is het maken van oergeluiden en liefst allemaal tegelijk, simultaan zoals dat heet. Simultaneïteit en bruïtisme dat zijn de methoden van dada. De honden moeten blaffen maar wel in de maat als het kan. Het pure geluid dat uit je strottenhoofd komt is een bezwering van de leegte. Dada is als het gillen in een donkere tunnel en het luisteren naar je eigen echo. Of zoals Huelsenbeck het zegt:

De introductie van het pure geluid heeft een heel specifieke metafysische waarde. Het is in zekere zin een transcendente opstand tegen de lege ruimte, het resultaat van de angst die mede het psychologisch fundament van alle kunst uitmaakt en in dit speciale geval met een soort horror vacui kan worden gelijkgesteld.’

Het opheffen van de opposities geldt ook voor het onderscheid tussen goed en kwaad. Huelsenbeck plaats de dadaïstische mens tegenover de ethische mens. De dadaïst heeft zijn blik op een transcendent of utopisch verschiet laten varen. Er bestaat ook geen geen platonische ‘achterwereld’, geen ongrijpbaarheid, geen Ding an sich, laat staan een hemels baldakijn of een Laatste Oordeel. ‘Sigarenpijp en paraplu hebben dezelfde tijdloze waarde als het ‘Ding an sich’. Het goede is bijgevolg niet beter dan het kwade. Er is slechts een voortdurende en alom aanwezige gelijktijdigheid in het hier en nu. ‘Als die fundamentele gelijktijdigheid doortrekt naar de wareneconomie dan heb je communisme’, zo laat Huelsenbeck in al zijn eenvoud weten. Er is geen materie maar ook geen ziel. Er zijn immers geen tegenstellingen. Kort gezegd:

‘Beweging veroorzaakt ontsteltenis. Het probleem van de ziel is vulkanisch van aard. Bruïtisme is terugkeer naar de natuur, maar het doet zich voor als een hemelse muziek van atomen, zodat de dood niet zozeer een ontsnappen van de ziel uit het aardse jammerdal is, als wel een braken, schreeuwen en stikken.’

Kortom: De dadaïst speelt va banque. Hij maakt anti-kunst met een revolver op zak. Maar een dadaïst houdt als geen ander van het leven, omdat hij het elke dag kan weggooien. Voor hem is de dood een dadaïstische kwestie. De dood is een op en top dadaïstisch gebeuren, omdat de dood niet de minste betekenis heeft. Maar dat wil niet zeggen dat dada zelf ten dode is opgeschreven. Dada – zo stelt Huelsenbeck – zal altijd weer opduiken, waar ook ter wereld. En als dada dood is in deze uithoek van het heelal…’dan zal het er de oude God op een andere planeet met rammelaars en keteltrommels, potdeksels en simultaangedichten, aan herinneren dat er mensen zijn die de stompzinnigheid van de wereld perfect door hebben.’ DADA SIEGT !. Alleen de creatieve indifferentie kan deze stompzinnige en versplinterde wereld voor eeuwig tot één geheel maken. Dada vernietigt elke religie, want dada is diep religieus, dieper dan de diepste oceaan. Dada heeft de ultieme diepte van het oppervlak. Dada woekert en vermenigvuldigt zich als een oliedruppel op de golven van de tijd.

zimzim urullala zimzim urullala zimzim zanzibar zimzalla zam elifantolim brussala bulomen brussala bulomen tromtata velo da bang band affalo purzamai affalo purzamai lengado tor gadjama bimbalo glandridi glassala zingtata pimpalo ögrögöööö viola laxato viola zimbrabim viola uli paluji malooo

Ziezo, dat was dada. Maar nu, wat doen we ermee. Dada is als Fluxus. It flows wherever you go. De essentie is tijdloos en leeft eeuwig voort in het hier en nu. Dada is een probaat antivirus voor de doorgeschoten ratio. En omdat de ratio altijd weer de neiging heeft om door te schieten, is dada altijd weer broodnodig. Dada is een signaal van ultieme overbodigheid in een wereld die het overbodige niet serieus neemt. Sterker nog: dada is een wondermiddel in een verworden wereld die het overbodige wil vernietigen. Dada is de broodnodige drang om de vernietiging van het overbodige te vernietigen. Dada is dus het overbodige in het kwadraat. Dada laat het groteske van het overbodige zien, met als doel om het te behouden. Dada is wezen een uiting van conservatisme. Dada wil geen vooruitgang, maar stoppen, stilhouden. HALT! Tot zover en niet verder. Dat is dada. Daarom is het zo raadselachtig, dat dada tegenwoordig zo ver weg lijkt. Als iets nu broodnodig is, dan is het dada. Dat wil zeggen: een noodkreet voor het behoud van het overbodige.

Veel van onze hedendaagse efficiency-cultuur is nog op de oude leest geschoeid. Dat wil zeggen op reductie. Al het overbodige wordt weldra weggesaneerd. Overal wordt de tijd ingepakt, niet alleen door de om zich heen grijpende elektronische netwerken, maar ook door de economie die in toenemende mate alles met alles verbindt. Elk bedrijf of maatschappelijk subsysteem wordt gereduceerd tot zijn ogenschijnlijk meest functionele staat, dat wil zeggen, ontdaan van alle overbodige schakels die tot voor kort misschien wel de cruciale buffers vormden van het organisch geordend totaalsysteem. Hoe nuttig is het niet om af en toe volkomen doelloos uit het raam te staren, een onderneming te starten die totaal geen zin heeft, om onzin uit te slaan of zomaar een blokje om te lopen. Vandaar dit dadaïstisch pleidooi voor het behoud van het overbodige. Dit is mijn pleitrede voor het verlummelen van tijd. Voor al het ogenschijnlijk nutteloze, waartoe ieder mens geneigd is en dat de wereld uiteindelijk in stand houdt. Als het overbodige verdwijnt, verwildert het volk. Het overbodige is nodig om een ster te laten dansen.

U bent gewaarschuwd. De rest van deze tekst is volkomen overbodig. Het is zonde van uw tijd als u nu nog verder leest. Die tijd kunt u beter aan iets nuttigs besteden. Overigens bestaat dit weblog voor het merendeel uit volkomen overbodige teksten. De meeste weblogs bestaan uit volkomen overbodige teksten. Zelfs de meeste boeken zijn volkomen overbodig. Ik denk dat je 98 procent heel makkelijk kunt missen, niet alleen van alle boeken die er zijn, maar ook van alle boeken die een mens in een mensenleven leest. Van die mensenlevens op zich is ook het merendeel volkomen overbodig. Ook de tijd van één enkel mensenleven is voor het merendeel volkomen overbodig: de kindertijd, het slapen, het luieren en niets doen, het ziek zijn, het oud en dement zijn, noem maar op. Wat er overblijft zijn een paar gelukkige dagen. Misschien zijn het slechts een paar gelukkige momenten. De rest kan eigenlijk gestolen worden. Het is niet nodig. Het leven is een woekering van het overbodige. Sterker nog, het hele universum is een overlopende badkuip van overbodige tijd. Het heelal is één grote tijdverspilling.

En dan nog iets. Slechts 2 procent van het menselijk DNA bestaat uit genen. De overige 98 procent heeft geen functie, zo werd lange tijd gedacht. Biochemici spraken dan ook van ‘junk-DNA’ of wel de ‘donkere materie’ van het genoom. Recentelijk werd ontdekt dat dit ‘junk-DNA’ wel degelijk een functie heeft. Het beeld van het menselijk genoom is tegenwoordig drastisch aan het veranderen. De Australische geneticus John Mattick verwoordt het als volgt:

‘Er rijst een beeld op van het menselijk genoom, waarbij het niet langer een lege woestijn is met hier en daar wat eiwit producerende eilandjes, maar een complex netwerk van verweven, actieve elementen die zich uitstrekken over een groot deel van het genoom, inclusief de regio’s tussen de genen die voorheen als inactief werden beschouwd.’

Vooral deze laatste zin heeft mij aan het denken gezet. Deze constatering lijkt exemplarisch te zijn voor een ingrijpende omwenteling die zich tegenwoordig haast ongemerkt op vele terreinen voltrekt. Het is de overgang van hiërarchie naar netwerk, van reductie naar complexiteit, van lineair naar non-lineair, van geïdealiseerde orde naar structurerende chaos. Niets in de natuur is te isoleren of vast te pinnen op één moment, maar alles maakt deel uit van een kluwen van uiterst complexe processen die zich voltrekken in de tijd. Dat soort processen, waarin alles met alles samenhangt en het geheel meer is dan de som der delen, is te beschrijven en mogelijk zelfs tot op zekere hoogte te verklaren, maar de uitkomst ervan blijft onvoorspelbaar. Wat is het dan, zo vraag ik me af, dat dit alles structuur geeft? Is het soms een blinde drang tot ordening die in het systeem zelf zit ingebakken?

De gedachte dat een nog onbekende structuurdrift in alle schaalniveaus van natuur en cultuur werkzaam kan zijn, vanaf moleculen en neuronen tot aan de economie en het gedrag van een menigte, de gedachte ook dat er mogelijk een nieuwe hoofdwet in de maak is die deze structuurdrift geheel inzichtelijk maakt, een principe dat complementair zou zijn aan de tweede hoofdwet van de thermodynamica, dat alles doet mij duizelen. Eén ding lijkt steeds duidelijker te worden: bij hogere organismen heeft efficiency niet de hoogste prioriteit. Alleen bacteriën hebben zich ontdaan van alle junk-DNA. In feite bestaat er niet zoeits als ‘junk’, geen overschot, geen zwarte materie of donkere DNA. Zelfs het ogenschijnlijk meest onnuttige speelt op een of andere wijze een rol van enige betekenis, een functie die zelfs van cruciaal belang kan zijn voor de complexiteit van het geheel. Het ‘overbodige’ is dus broodnodig. Het onderkennen van de gevolgen van deze basale ontdekking zal nog heel wat tijd vergen in een systeem dat louter en alleen op nut en efficiency is gericht. Mijn stelling is dan ook: ALLES IS ER AL, NIETS IS OVERBODIG. Zegt het voort: DADA SIEGT!  CHRISTUS VINCIT!

tuffm im zimbrabim negramai bumbalo negramai bumbalo tuffm i zim gadjama bimbala oo beri gadjama gaga di gadjama affalo pinx gaga di bumbalo bumbalo gadjamen gaga di bling blong gaga blung.

Oftewel:

Sanctus, Sanctus, Sanctus, Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt cæli et terra gloria tua. Hosanna in excelsis. Benedictus, qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis.

 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)