In het land van denkers en dichters

 

‘En het is volkomen duidelijk, dat een dergelijke romantische, anti-rationalistische levenshouding, maar ook anti-humanistische menschbeschouwing leidt naar de groote stroming, die thans Nationaal-Socialisme heet en wier ontzaglijken invloed wij ook in ons land bespeuren bij de menschen, met wie wij als predikanten in aanraking komen. Deze mensbeschouwing geeft aan het bewust-verstandige, het geestelijke niet het laatste woord, hoewel ze in haar rashoogmoed geneigd is, den klaren geest van het Noordsche ras te roemen. Uiteindelijk weet zij zich weer geworteld in het onbewuste, het instinctieve, het bloed ”Der Mythus des zwanzigsten Jahrhundert.”’

Aldus Johan Carel Fetter (1885-1959) in zijn boek Menschbeschouwing en zielzorg, dat in 1933 verscheen, het jaar dat Hitler in Duitsland aan de macht kwam. Ik heb het onlangs gelezen, het is een helder geschreven boek. Fetter was voor de oorlog een Remonstrants predikant o.a. in Rotterdam en Den Haag. In 1928 verbleef hij zowat een jaar in Zürich om zich daar te verdiepen in de relatie tussen dieptepsychologie en zielzorg. Zo kwam hij ook in contact met Jung. ‘Fetter was de man die Jung in Nederland populair maakte,’ zo stelt Tjeu van den Berk in zijn boek In de ban van Jung (2014). In 1925 had hij Jungs naaste collega Alphonse Maeder leren kennen, die toen een lezing hield in de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden, die ooit gesticht werd door Frederik van Eeden.

Tussen 2013 en 2015 mocht ik daar zelf een drietal lezingen geven over het onderwerp ‘Romantische wortels van het fascisme’ (zie: hier) Het is een onderwerp dat mij de laatste jaren opnieuw bezig heeft gehouden, wat resulteerde in het boek Het algoritme van de waan, dat binnenkort gaat verschijnen bij Uitgeverij Aspekt. Eerder had ik mijn manuscript voorgelegd aan het ISVW, want ze hebben daar ook een eigen uitgeverij. Maar ze zagen het niet zitten. Als reden gaven ze op dat ik teveel nadruk had gelegd op Adolf Hitler en daarnaast op mijn eigen autobiografie en eigen interesses, en te weinig aansluiting had gezocht bij de interesses van de doelgroep van de ISVW-uitgeverij. En dat ik zelf daar ooit lezingen hield over dit onderwerp dat alleen maar actueler wordt gezien de huidige ontwikkelingen in Rusland. Kennelijk wilde men er zijn vingers er niet aan branden uit angst om het eigen publiek voor het hoofd te stoten. 

Maar terug naar dominee Fetter.  Bovenstaand citaat is opmerkelijk, omdat Fetter dit verband al in 1933 legde. Hij maakt onderscheid tussen vier verschillende levensbeschouwingen: de romantische, de marxistische, de christelijke en de humanistische. De ideologie van het nationaalsocialisme stond volgens hem duidelijk in de traditie van de romantische levensbeschouwing. Ook de verwijzing naar het boek Der Mythus des 20. Jahrhunderts is opmerkelijk. Dit boek van van Alfred Rosenberg was nog pas drie jaar tevoren, in 1930, verschenen en zou een belangrijke bron worden voor de nazi-ideologie. Dit boek is nog gewoon in de handel verkrijgbaar, net zoals Mein Kampf overigens waarvan tegenwoordig zelfs een nieuwe Nederlandse vertaling in de boekhandel ligt. Het nazi-gedachtegoed is weer openbaar toegankelijk, waar op zich niets mis mee is.

Hoe zat het ook al weer met die relatie tussen de Romantiek en het fascisme? De romantische fascinatie voor het esthetische is een bron van het nationaalsocialisme, maar niet de enige bron. Bovendien ligt die  fascinatie voor het esthetische niet alleen aan de basis van het nationaalsocialisme. Ook ons huidige wereldbeeld is nog altijd in wezen romantisch. Onze wereld draait op het geloof in het schone, maar we zijn ook nog altijd gevoelig voor het irrationele.

Onze moderne tijd leed misschien niet zozeer aan een teveel aan rationalisme en functionaliteit, maar eerder aan een overschot aan irrationaliteit. De machinerie van moderniteit kon alleen draaien, omdat het zich voortdurend voedde met de benzine van het irrationele. De Romantiek wilde de werkelijkheid esthetiseren en poëtiseren als reactie op de monotonie van het rationele die het leven vaal en eentonig maakte. Maar het esthetische werd door het project van de moderniteit ook zelf geïncorporeerd in machinerie van de vooruitgang. Of – zoals Rüdiger Safranski beweert in zijn boek Romantiek, een Duitse affaire? (2007):

‘In begin van moderne tijdperk begon de geschiedenis van de bevrijding zelf als een machine te functioneren.’ Het denken van Hegel is daar een goed voorbeeld van. De vooruitgang werd een wetmatigheid, eerst door een zich allengs in de dialectiek manifesterende ‘Wereldgeest’, en dan – zoals Marx meende – door de klassenstrijd die noodzakelijkerwijs zou leiden tot de triomf van het proletariaat.’

Het is een erfenis van de Romantiek om te denken dat mens een organisch onderdeel is van de natuur die op zichzelf een bron is van waarheid en natuurlijkheid is. Zo ontstond de verbondenheid met een grotere orde, ‘waarin God en mens niet gescheiden zijn in twee registers: natuur en bovennatuur.‘ God werd immanent als een onlosmakelijk onderdeel van de natuur. Die ingrijpende overgang van een verticale gescheidenheid tussen God en wereld in een horizontale verstrengeling tussen het religieuze en de natuur, kwam in de Romantiek rond het jaar 1800 tot stand. Dat alles kon je nog afdoen als romantische gedweep, maar het werd anders toen latere romantici als Marx, Wagner en Nietzsche dit verlangen daadwerkelijk gingen realiseren. Jos de Mul wijst hierop in zijn boek Paniek in de polder, polytiek en populisme in Nederland (2011), waarin hij een hoofdstuk wijdt aan wat hij noemt ‘Radicale Romantiek’. De Mul vat het verband, dat Safranski legt tussen Romantiek en terreur, als volgt samen:

‘Vandaar is het volgens Safranski nog maar een kleine stap naar de ‘gestaalde romantiek’ (Goebbels) van het nationaalsocialisme. De daaruit voortkomende catastrofe leek de Duitsers hardhandig te hebben gewekt uit 
hun romantische roes. Volgens Safranski leert de maatschappijkritische tegencultuur van de jaren zestig, die uitliep in het terroristisch 
geweld van de Rote Armee Fraktion, dat het romantische verlangen 
een blijvende bedreiging vormt van de in de Verlichting wortelende 
democratische cultuur. ‘

Maar er is nog iets. Niet alleen de natuur werd door de romantici herontdekt als een ‘bezield verband van waarheid’. Ook de kunst kreeg een nieuwe plaats toebedeeld. Juist in de tijd van de Romantiek werd de kunst opgewaardeerd tot bron van waarheid bij uitstek. Kunst werd natuur in het kwadraat. Bij Friedrich Wilhelm Joseph Schelling (1775-1854) kreeg de kunst een centrale plaats toebedeeld in een filosofische systeem. Sterker nog, de kunst werd door Schelling uitgeroepen tot ‘het enig ware en eeuwige organon’ van de filosofie. Waarheid en goedheid waren slechts in de schoonheid nauw met elkaar verbonden. De wereld was  een zichzelf producerend kunstwerk en zou pas in een kunstwerk zelf definitief geopenbaard worden.

Als je die gedachtegang doortrekt naar de ideologie van de nazi’s, dan lijkt de afstand op het eerste gezicht niet zo groot. In het nationaalsocialisme werd de politiek de hoogste en meest omvattende kunstvorm die er is. In het nieuwe Haus der Deutschen Kunst, dat Hitler in 1937 officieel in gebruik stelde, stond boven de ingang in bronzen blokletters: ‘Die Kunst ist eine erhabene und zum Fanatismus verpflichtende Mission.’ Waar kwam dat fanatisme vandaan? Hoe kon een hoog overheven idealisme zo omslaan in haar tegendeel? Het antwoord is alleen te vinden in de Duitse Romantiek, die in Duitsland duurde van pakweg 1770 tot 1830. Die periode  behoort tot de absolute hoogtepunten van de Europese cultuurgeschiedenis, vergelijkbaar met de Renaissance in Italië, de ‘Zwarte Renaissance‘ in Spanje, de Verlichting in Frankrijk en de Gouden Eeuw in Nederland.

Waarom weten we daar zo weinig van? Afijn, laat ik voor me zelf spreken. Ik weet er weinig van. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de Duitse geschiedenis voor veel Nederlanders nog altijd besmet is door de gebeurtenissen in de periode van 1933 tot 1945. Maar is dat terecht? Na 1945 vond Duitsland zichzelf opnieuw uit. Het maakte schoon schip en werd een zeer stabiele democratische staat die anno 2020 in veel opzichten als voorbeeld dient voor Europa. Onze politieke leiders hebben in vergelijking met Duitsland weinig cultureel besef, geen Bildung. Duitsland geeft wat dat betreft de toon aan in Europa. Daar helpt geen lieve moeder aan.

Alleen is het even slikken als je het Hermannsdenkmal ziet. Ik ben er ooit geweest. Tenminste, ik heb het alleen gezien vanaf de Autobahn. Imposant, dat zeker. Maar dit pompeuze monument bevestigt wel al je vooroordelen over Duitsland en de oermythe van de Duitse geschiedenis. Eigenlijk, als je het goed bekijkt, is het een beetje een knullig monument. Het is de gestolde Romantiek van de 19de eeuw, die de tovenaarsleerling Adolf Hitler uiteindelijk uit zijn verstarring wist te bevrijden. Het raadsel hoe het ‘land van denkers en dichters’ kon afglijden tot complete barbarij, blijft mij intrigeren. Elke verklaring is een verklaring, maar meer ook niet. Wie zei het ook wel weer: de geschiedenis is een echoput, waar je telkens weer je eigen stem in terughoort.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)