Adam in Amsterdam

In het voorjaar van 1969 heb ik een hoorspel geschreven. Het heette Herinneringen aan Rouen. Eigenlijk was het geen hoorspel, maar een kort verhaal. Ik heb het hardop gelezen en opgenomen op geluidsband, afgewisseld met allerlei muziekfragmenten die ik voornamelijk ontleende aan grammofoonplaat Miles at Berlin, een liveconcert van Miles Davis in Berlijn. Het was de enige jazzplaat die ik had destijds. Die muziek paste wonderwel bij de tekst. De meeste effecten waren op toeval gebaseerd, maar vaak leek het of de geluiden letterlijk de woorden illustreerden. Zo hoorde je soms een tram rijden als dat in het verhaal ook inderdaad aan de orde was. Of een klok slaan precies op het juiste moment. Jazzmuziek kan soms veel meer suggereren dat het daadwerkelijk laat horen.

Maar terug naar het verhaal. Het ging over een herinnering aan een reis, waarvan ik verslag deed aan een jongen in een café dicht bij de haven van Amsterdam. Het was op een ochtend in het voorjaar. Ik had die nacht gedwaald door de stad. Bij het eerste licht van de opkomende zon had ik brood gekocht bij een bakker in de binnenstad die al open was. De stad ontwaakte. Het was een beetje de sfeer van Paris s’éveille van Jacques Dutronc, maar dan verplaatst naar Amsterdam. Het decor van zeelui die terugkwamen van de hoeren en de kroegen aan de Zeedijk, maar ook over een krant die ik zomaar kreeg van een voorbijfietsende krantenjongen.

Op de voorpagina stond het nieuws van Jane Mansfield. Zij was verongelukt bij een auto-ongeval. In het gesprek dat zich ontvouwt in het café, vertel ik over een bezoek aan Rouen, waar ik verliefd werd op een jonge vrouw. Ze heette – hoe kan het ook anders – Jeanne. We slenteren door de stad, en terwijl we beiden herinneringen ophalen aan onze jeugd, komt langzaam het verhaal van Jeanne d’Arc tot leven. De brandstapel, de stank die nog in de straten hangt, de klokken van de Tour de Beurre. Alles vermengt zich in bijna filmische beelden waarin heden en verleden, waan en werkelijkheid dwars door elkaar heen gaan lopen.

In die tijd heb ik ook een gedichtenbundel geschreven: Dithyramben in hifi stereo. Ik studeerde Nederlands, maar dat interesseerde mij niet meer. Het was een roerige tijd en Amsterdam bruiste. John en Yoko bleven een week lang op bed in het Hiltonhotel en het Maagdenhuis werd bezet. Elke dag ging ik dwalen door de stad en schreef ik mijn verzen in kantines, bibliotheken en kroegen. Het waren geen treurige gedichten, integendeel. Eerder een soort lofzangen op de stad die ik zag als een heidens labyrint waarin ik gevangen zat. Het is nooit wat geworden met die bundel. Ik kreeg hem steeds weer teruggestuurd met een vriendelijk briefje van de uitgeverij.

Onlangs zag ik bij de Emmaüsgangers een Akay-bandrecorder staan. Die heb ik toen meteen gekocht voor 35 Euro. Zo kan ik nu al mijn banden uit de jaren zestig weer terughoren. Het hoorspel Herinneringen aan Rouen bijvoorbeeld, maar ook Dithyramben in hifi-stereo. Het zijn wat romantische ontboezemingen, waarvan de meeste mij nu het schaamrood op de kaken brengen. Ze houden het midden tussen naoorlogse Weltschmerz en neoromantiek uit de sixties, met veel echo’s van Hans Lodeizen. Niet veel soeps dus. Alleen deze gaat nog misschien:

Adam in Amsterdam

Naakt tussen de klaprozen
rookte ik een filtersigaret.
De rook schoof langs de wolken
en de wolken langs mijn netvlies.
In de verte golven van muziek.
Paganini en Bach,
een giraf en een hinde.
Op de dunne lippen
de smaak van klaverhoning.
Achter transparant cellofaan
zag en proefde ik
een oceaan van champagne.

.

Reageren is niet mogelijk.