De verschijning van het zwarte licht
‘Op elk moment vroeg ik me af wat ik kon zijn in de ogen van God. Nu wist ik het antwoord. God ziet me niet. God hoort me niet. God kende me niet. Zie die leegte op onze gezichten? Dat is God. Zie je die kier in de deur? Dat is God. Zie je dat gat in de grond? Dat is weer God. De stilte, dat is God. God is de eenzaamheid van de mensen.’
Het is deze passage in Sartre’s toneelstuk De duivel en God (1951) die nog al eens opduikt in het hedendaagse vertoog over de opkomst van het terrorisme van de fundamentalistische islam. Zowel Jessica Stern als Karen Armstrong verwijzen ernaar Sartre zou het bestaan erkend hebben van een ‘gat met een vorm van God in het moderne bewustzijn’. Desalniettemin verwierp Sartre elke vorm van goddelijkheid, die onze vrijheid loochende. Die verwerping van God als fundament voorde menselelijke vrijheid, zou volgen Armstrong en belangrijke oorzaak zijn voor de huidige jihad van het moslimextremisme. Zij beweert dat het seculiere westen zich lange tijd niet bewust van de woede die zij oproept. Fundamentalisme, zo stelt zij, is een vaak verkeerd begrepen fenomeen. Het dient zich aan als interne strijd binnen religie. Het komt voort uit angst voor modernisering, angst om weggevaagd te worden door de moderniteit, dat wil zeggen: door fenomenen als wetenschap, secularisering en liberalisering.
In haar boek De strijd om God stelt zij: ‘Zonder de restrictie van een hogere mythische waarheid kan de rede bij gelegenheid demonisch worden en tot misdaden komen die even ernstig zijn, zo niet ernstiger, als iedere willekeurige gruweldaad die fundamentalisten plegen.’ Extreem conservatisme is in aanleg altijd een kiem voor een radicaal tegenoffensief op de moderniteit. Een belangrijk symptoom van het fundamentalisme is het extreem formaliseren, wat zich uit in het letterlijk lezen van heilige boeken als Bijbel, Koran en Thora. Armstrong wijst in dit verband op een proces van omkering. De extreme formalisering van het fundamentalisme is ook volgens Armstrong in wezen modern, zelfs positivistisch, omdat het zelf ook duidt op een verlies van ontvankelijkheid voor de waarden van symbool en mythe. Kortom, fundamentalisme wordt niet gekenmerkt door irrationaliteit, maar door een surplus aan rationaliteit. Teveel ‘logos’ is telkens weer de reactie op het verdwijnen van de ‘mythos’.
Maar dat een vergelijkbare ontsporing die ook in de moderniteit te herkennen valt: objectieve rationaliteit wordt overwoekerd de functionele rationaliteit. Het is een proces dat sociologen al een eeuw lang waarnemen en onderzoeken. Het zou aan de basis liggen van het ontstaan van de moderniteit zelf. Het is verwant aan ‘de ontroering van de wereld’, zoals Max Weber dat noemde. Louis Sass en Iain McGilchrist zijn twee Engelse psychiaters die zich als laatste der Mohikanen tegenwoordig nog begeven op het terrein van de cultuurbeschouwing.
Zo beweert Sass dat de overwoekering van de functionele rationaliteit, die eigen zou zijn aan de moderne tijd, ook te herkennen is in de waanwereld van schizofrenen als een vorm van ‘hyperreflectie’ – d.w.z.: een surplus aan rationaliteit dat gaat samenvallen met een ‘gebeuren’ in de tijd. McGilchrist ziet in de afwisseling van letterlijk- functionele en symbolisch-holistische denkvormen en benaderingswijzen een dynamisch beginsel opduiken in de historische dynamiek van cultuurperioden, een dynamiek die zou samenhangen met een instabiele balans tussen de specifieke functies van de beide hersenhelften. Wonderlijk genoeg worden in dit soort speculatieve vergezichten noch door Sass, noch door McGilchrist de lijn doorgetrokken naar het verschijning van het nationaalsocialisme in het interbellum en vormen van hedendaags terrorisme als ultramoderne verschijnselen.
Wat de relaties tussen moderniteit, secularisatie en waanzin ook moge zijn, fundamentalisme gaat telkens weer een symbiotische relatie aan met agressieve secularisering en liberalisering. Goden blijven breken ook als God uit de wereld verdwenen lijkt. Het proces van radicale omkering blijft zich herhalen, wellicht ook binnen het fundamentalisme zelf. Haar boek De strijd om God voltooide Armstrong kort voor de aanslagen van 9/11. In haar inleiding ging zij daar nog eens expliciet op in, waarbij zij haar betoog als volgt op scherp zette:
‘Misschien hadden de kapers van 11 september een punt bereikt waarop ook zij een vorm van islamitisch antinomisch postfundamentalisme begonnen te ontwikkelen en het gevoel hadden dat niets nog heilig was. Als ja dat punt eenmaal hebt bereikt, kan het wreedste en meest kwaadaardige gedrag worden gezien als een positief goed. In elk geval maakt de afschuwelijke septemberaanval duidelijk dat als mensen religie eenmaal beginnen te gebruiken ter rechtvaardiging van haat en het moorden en zo de meedogende ethiek van de belangrijke wereldreligies loslaten, zij een koers zijn ingeslagen die staat voor een nederlaag van het geloof. Die agressieve vroomheid kan enkele van haar extreme voorstanders in een morele duisternis werpen die een gevaar vormt voor ons allen. Als fundamentalisten binnen deze drie godsdiensten radicalere en meer nihilistische geloofsovertuigingen beginnen aan te hangen, dan is dat een waarlijk gevaarlijke ontwikkeling. Des te belangrijker echter is dat wij leren te begrijpen wat er schuil gaat achter deze diepe wanhoop en dat wij begrijpen wat fundamentalisten noopt te handelen zoals zij doen.’
Wie de ontheiligde wereld weer heilig wil maken en het heilige wil bevrijden uit zijn afgesloten domein gaat daarmee de goden verzoeken. Dan gebeurt er iets eigenaardigs. Dan voltrekt zich de omkering van alle waarden, de doorbraak van het absolute, de verschijning vanuit ‘iets vreemds’ op aarde, ‘iets’ dat daar niet thuishoort en er beter ver uit de buurt kan blijven. Je zou ‘dat vreemde’ de openbaring van God kunnen noemen in zijn negatieve gedaante. Het is de absolute doorbraak van het heilige waar de religie naar uitkijkt, maar dat nu alsnog verschijnt bij als het zwarte licht bij een totale eclips van de zon. De God van het monotheïsme kan immers ook een wrede God zijn. De openbaring van het heilige heeft dan niets met de manifestatie van het goede van doen. Zo bezien is ook een daad van terreur een nieuwe manifestatie van het heilige in een ontheiligde wereld. Het is de totale verduistering door het kwaad als het laatste licht is gedoofd.