Eerbetoon aan Gjalt Walstra

Gistermiddag bij Kunstlokaal 08, Jubbega (Foto: Marcel Prins)

‘In diepste duisternis blijft altijd iets van het licht bewaard’ Deze woorden schreef ik op de kop af 25 jaar geleden op papier. Ze waren bestemd voor de opening van een tentoonstelling van Gjalt Walstra in Galerie Ooggetuige in Beetsterzwaag. Van de week las ik ze terug, toen ik mij voorbereidde voor dit eerbetoon aan Gjalt, dat ik vandaag voor u mag inleiden. Ik besefte opeens dat in deze woorden niet alleen de essentie van het werk van Gjalt is samengevat, maar ook een glimp van hoop schuilt nu Gjalt er zelf niet meer is. In de diepste duisternis blijft altijd iets het licht bewaard. 

Afgelopen dinsdag had ik het voorrecht om de opstelling van deze tentoonstelling voor het eerst te mogen bekijken. Het was stralend weer toen ik hierheen fietste en ik realiseerde mij eens te meer dat het werk van Gjalt in feite gaat over licht. Het zijn geen landschappen van verf, maar ‘lichtschappen’. Lightscapes zoals hij het zelf wel eens noemde. Er was iets raars aan de hand met dat licht. Gjalt wist dat het totaal gedoofde licht– als je maar lang genoeg wacht  – toch altijd weer de bron kan zijn voor een nieuw schijnsel. Hij had iets ontdekt wat hij altijd al vermoedde. Als je het houtskool laag over laag aanbrengt op papier, gaat het stralen aan het oppervlak. En zo gaat  het ook met de verf. Het diepste zwart kan dan zelfs zoiets als een rode gloed gaan krijgen. Op de bodem van het zwart ligt het begin van alle kleur. Het lijkt pure magie, een vorm van alchemie misschien wel, maar het is ook een geheim dat al eeuwenlang bij schilders bekend is. 

Ik herinner mij Gjalt als een tovenaar met verf, kleur en licht, die zich bij voorkeur bediende van eeuwenoude kennis van dit soort zaken. Maar daarnaast herinner ik hem ook als een avant-gardist, iemand die altijd de grenzen opzocht van wat in de schilderkunst op de rand van het zichtbare en onzichtbare nog is uit te drukken. Als zou het gaan om een ophanden zijnde onthulling, die zich aankondigt als een schijnsel aan het oppervlak, maar zich uiteindelijk niet voltrekt. Ik herinner mij hem bovendien door zijn  bevlogenheid, waarmee hij over zijn eigen toverkunst kon speken, maar ook over de kunst als zodanig, die zijn eigen, autonome waarde heeft en uit de klauwen moet blijven van lieden die van de kunst iets willen maken wat het per niet is. 

Kunst was volgens Gjalt per definitie moeilijk. Kunst doet je reiken naar iets hogers, iets waarvan je vermoedt dat het zou kunnen bestaan, maar waar je nooit echt bij zou kunnen komen. Je kunt alleen hopen op die ene glimp in de duisternis, dat vage schijnsel van licht, dat zich ontvouwt in het hermetisch zwart, die schemer van het begin van de kleur die in de alchemie staat vol de beslissende fase van het scheiden en oplossen van de stof, die magische transitie op weg naar verlichting, naar wijsheid, naar de Steen der Wijzen 

Ik herinner mij Gjalt vooral ook als een vernieuwer van de kunst, een pionier die het grensgebied verkende tussen de beeldende kunst en tal van andere disciplines zoals, performance, dans, muziek, bewegingstheater, video en andere nieuwe media. Ik herinner mij de indringende voorstellingen, die hij samen met Minneke maakte, vooral in de jaren tachtig. Leeuwarden was bijna te klein voor deze golf van vernieuwing die zich overal in de stad afspeelde in alternatieve ruimtes zoals Hippo, De Arendstuinschool, Theater Romein, de grote zaal van de leegstaande Kanselarij, het kunstenaarscollectief  De Galerie, maar ook elders in het land, op de podia van Amsterdam, De IJsbreker, het Shaffy-theater, in Groningen en waar dan ook. Gjalt was een alleskunner met een speciale liefde voor de podiumkunst. Zo ontwierp hij ooit een spectaculair toneelbeeld voor een voorstelling van Kurt Schwitters in het Holland Festival. 

Als het even kon bemoeide hij zich ook overal mee. Niet alleen met de kunst,  maar ook met het beleid, vooral in die jaren na Bestek ’81, toen de  overheid niet het beste met de kunst voor had, integendeel. De veelal socialistische bestuurders, die destijds in Friesland aan het roer stonden, wilden de mensen het liefst bij de hand nemen om hen de kunst bij te brengen als ging het om spiegeltjes en kraaltjes voor de inboorlingen. Gjalt werd dan furieus. Kunst heeft geen blindengeleidehond nodig, zo hoorde ik hem ooit fulmineren over dit soort onzin. Het zijn woorden die nog altijd actueel zijn, zeker in deze tijd, waarin de overheid de kunst wil misbruiken voor andere dingen. Voor gemeenschapszin of het ervaren van de collectieve identiteit. Gjalt moest daar niets van hebben.

Ik herinner mij een prachtige voorstelling, waarin meerdere disciplines samenkwamen. Untitled Moments, zo luidde  de titel. Op een scherm waren alledaagse voorbijgangers te zien op zomaar een boulevard in Cardiff . Foto’s van zomaar een plek, waar alles zomaar verandert, behalve het nietszeggende karakter van de plek zelf. Untitled Moments, onbenoemde momenten. Met andere woorden: er is geen kader, geen frame. Geen narratief, zoals dat tegenwoordig wel met een modieus wordt genoemd. De dingen  staan puur op zichzelf en gebeuren gewoon, ze manifesteren zich in ruimte en tijd, in een samenhang die niet te vatten is en daarom om ook niet mag worden benoemd of gevat in een kader, frame of narratief. 

Gjalt was niet alleen een avant-gardist, maar ook een modernist. In onze tijd van doorgeschoten postmodernisme, waarin alles herleid moet worden tot een narratief of erger nog tot een sociale constructie, werd Gjalt gaandeweg een vreemdeling in zijn eigen tijd. Tegen de tijdgeest in bleef Gjalt tot het laatste toe op zoek naar het ongearticuleerde, het onbenoemde en onbenoembare, het ongeconstrueerde. Kortom naar alles wat zich zomaar aandient voor wie zich daarvoor open wil stellen, voor wie zichzelf leeg wil maken voor het onbenoembare, dat telkens weer onder onze ogen gebeurt.  

(Foto’s Marcel Prins)

Een eerbetoon, zo luidt de de titel van deze tentoonstelling. En ook dat is een kader, een frame, een  narratief zo u wilt, waaraan ook ik mij gebonden heb door deze tentoonstelling te willen openen. En hoe bijzonder het ook is, het eerbetoon dat hier plaatsvindt in deze galerie, Lokaal 08, die dwars tegen de verdrukking en pandemie-perikelen in, het lovenswaardig initiatief heeft genomen tot dit eerbetoon, toch vraag ik mij af wat Gjalt hier zelf van gevonden had. Natuurlijk, hij zou het een eer vinden. Zoals ik het een eer vind om hier over hem te mogen spreken. Erkenning had er tijdens zijn leven wel iets meer mogen zijn, zo heeft hij misschien wel eens bij zichzelf gedacht. Maar het frame, daar zou hij wellicht wat moeite mee hebben, zo schat ik in. 

Ik moest hier aan denken toen ik van de week de prachtige tekeningen zag, die u ook de tentoonstelling kunt zien. Zomaar wat lijntjes op papier, krabbels bijna, met houtskool ogenschijnlijk at random aangebracht, als zen-achtige notities van een iemand die de dingen op het moment laat gebeuren. Zoals de dingen komen en gaan, als untiteld moments in ruimte en tijd. Want dat is het leven uiteindelijk, niet meer er en niet minder: een stroom van onbenoembare momenten in de tijd, die wij alsmaar willen benoemen. Deze tekeningen zijn 25 jaar geleden gemaakt naar aanleiding van de reis, die Gjalt toen maakte langs de rivier de Taag, op zoek naar het ‘ont-duisterende’ licht van Goya, dat zich ontvouwde op de rand van het hermetisch zwart. Deze tekeningen zijn naar alle waarschijnlijkheid ook op die tentoonstelling van Galerie Ooggetuige te zien geweest, die ik destijds mocht openen.

Maar er is een groot verschil tussen toen en nu. Gjalt is er niet meer. Het enige wat mis in dit eerbetoon aan hem, is toch vooral de persoon zelf. Op openingen van welke tentoonstelling dan ook, was Gjalt altijd nadrukkelijk aanwezig. Vooral in de afterparty, als de glazen nog eens werden gevuld en de tongen pas goed loskwamen. Want met alle respect, ouwehoeren kon Gjalt als geen ander, vooral als hij – net als ik – wellicht wel eens te diep in het glaasje keek. Als de openaar van de tentoonstelling dan eindelijk was uitgesproken, zagen wij elkaar al staan, verlangend naar ons geouwehoer dat een aanvang kon nemen, en door zou gaan totdat de laatste gast vertrok en alleen wij samen nog achterbleven in een lege tentoonstellingszaal.  

Die zaal is vandaag niet leeg, en dat zou Gjalt goed hebben gedaan. Maar ik vind het triest, dat hij hier zelf niet meer aanwezig kan zijn, en met mij samen als laatste hier weg kan gaan. Gjalt is er niet meer, maar zijn werk wel. De kleur in al zijn gelaagdheid straalt daarin als nooit tevoren. Zelfs het wit is geen wit, maar een subtiele opeenhoping van kleur, beweging, verf, pigment en licht. Niet alleen het licht, dat door de vensters naar binnen valt, maar ook het licht in het werk zelf, dat zich ont-duistert. Want ook in de diepste duisternis blijft altijd iets van het licht bewaard.

Reageren is niet mogelijk.