Fietsen over de Afsluitdijk

Afsluitdijk, 24 september j.l.

Sinds 1 april is de Afsluitdijk voor drie jaar afgesloten voor fietsers. Dat is een belachelijke maatregel die met een beetje extra aandacht voor de fietsers helemaal niet had gehoeven. Vorig jaar ben ik drie keer over de Afsluitdijk gefietst. Ik verheugde me al op de tochten die ik van de zomer opnieuw zou maken. Vanochtend las ik in de krant dat er nog een kleine kans is dat de Afsluitdijk op een beperkt aantal dagen voor fietsers wordt opengesteld. Maar wie fietst er nog tegenwoordig? Iedereen heeft zijn mond vol over de klimaatproblemen en stapt vervolgens in de auto. Ik heb geen auto. Ik vlieg niet. Ik zeur ook niet over klimaatproblemen. Maar ik hou er wel van om over de Afsluitdijk te fietsen.

De Afsluitdijk moet de Afsluitdijk blijven. Een kale, eindeloze weg in een weerbarstig landschap van water en lucht. Dit is Holland zoals het hoort te zijn, één rechte streep tot aan de horizon. Zie daar onze ultieme beheersing van het landschap na een eeuwenlange gevecht met het water. Wie zich op deze dijk begeeft, moet zich niet alleen volledig overgeven aan de elementen, maar ook aan een gevoel van totale verlatenheid. Er is dan ook enige moed voor nodig om de Afsluitdijk met de fiets te bedwingen. Ikzelf heb dat meerdere malen gedaan. Het is een louterende ervaring. Alleen zo kun je leren wat het is om je blik op oneindig te zetten. Je ziet de kleur van de lucht zich spiegelen in het water. En vooral zie je het licht. Puur Hollands licht, zoals dat nergens anders ter wereld is te zien.

Aldous Huxley maakte omstreeks 1920 per automobiel een reis door Nederland. De Afsluitdijk was er toen nog niet. Toch raakte hij onder de indruk van een kwaliteit in het Hollandse landschap, die we zelf nogal eens geneigd zijn over het hoofd te zien. ‘Een reis door Nederland’, zo schreef Huxley, ’is een reis door de eerste boeken van Euclides. Op een land dat het ideale platte vlak van geometrieboeken is, zijn de wegen en kanalen de kortste afstanden tussen twee punten. In de eindeloze polders snijden de dijkwegen de weerkaatsende sloten in rechte hoeken, en netwerk van volmaakt evenwijdige lijnen. Aan de horizon zwaait een rij molens hun armen als dansers bij een geometrisch ballet. Onafwendbaar leiden de wetten van het perspectief de lange wegen en het glanzende water naar een vaag verdwijnpunt (..) Geometrie vraagt om poëzie; met een gevoel voor esthetische kenmerken die je niet hoog genoeg kunt schatten hebben de Nederlanders gevolg gegeven aan de roep van het landschap en hebben zij het platte vlak van hun landschap bezaaid met kubussen en piramiden. Heerlijk landschap! Ik ken geen enkel landschap waar het geestelijk opbeurender is om in rond te reizen.”

Het is tegenwoordig niet meer ‘bon ton’ om te spreken over zoiets troebels als volksaard of volkziel. Toch zetten deze woorden van Huxley mij aan het denken. Ze deden me het verhaal herinneren dat ik ooit van een Duitser hoorde, die beweerde dat – telkens als hij boven Nederland vloog op weg naar Schiphol en uit het raampje beneden de geometrische vlakken in het landschap zag – hij aan Mondriaan moest denken. Ook kwamen woorden bij mij in herinnering van mijn leermeester, professor Hans Jaffé, die ooit een boek schreef over de kunst van De Stijl en ronduit stelde: “De geografische structuur van Nederland heeft bij het Nederlandse volk hoedanigheden ontwikkeld, die ook in Mondriaans kunst een belangrijke rol hebben gespeeld: precisie, abstracte berekening en mathematische discipline.”

Dat alles zie je terug in de Afsluitdijk. Er wordt wel eens gesproken over de oude Hollandse VOC-mentaliteit, die tegenwoordig zou ontbreken. Tot maakte een president zich niet geliefd mee toen hij de Tweede Kamer hierop wees. En terecht. Die VOC-ers waren gewoon boeven die de halve wereld hebben leeggestolen uit zucht naar zelfverrijking. Om van de slavenhandel maar te zwijgen. Als we dan toch wat meer trots moeten zijn, laten we dan naar onze polder- en dijkenbouwers kijken. Daarin is Nederland echt groot geweest en de gevolgen van die heroïsche ingrepen zijn nog altijd in het landschap te zien. De VOC was de koopman. De Afsluitdijk is de dominee. Samen zijn ze – ieder op hun eigen wijze – Holland op zijn smalst.

De Afsluitdijk is de navelstreng tussen Holland en Friesland. Tussen Dutch en dubbel-Dutch, tussen het trotse Nederland en zijn nuchtere spiegelbeeld. Deze dijk stemt tot nederigheid tegenover het Al, God, de kosmos, het water. Sterker nog, de strijd tegen het water heeft gemaakt tot wat we zijn: koel en berekenend, maar ook voortvarend en doortastend, waarbij nooit een zee te hoog is geweest. Van dat alles is de Afsluitdijk de belichaming bij uitstek. Daar moeten we met zijn allen heel zuinig op zijn. Het is misschien wel het kostbaarste wat we hebben.

Handen af dus van de Afsluitdijk. ‘Hier ligt hij nu hier ligt hij later.’ Dat heeft de dichter Jan Engelman begin jaren dertig al eens geschreven en hij had gloeiend gelijk, net als Jouke van den Bout.

DE DIJK

 

De dijk ligt tussen ‘t land en ’t water
met palen van bazalt;
Hier ligt hij nu, hier ligt hij later,
totdat de aarde valt.

 

Hij heeft de zee het land ontstolen:
haal op, haal op die hei!
gespoten tongen, vette zolen
gewassen in de klei.

 

Hij is gestegen uit de vloeden
met norse langzaamheid;
hij is tot schimmen en tot hoeden,
tot worstelen bereid.

 

Vooraan waar d’elementen woelen,
de schelle noodhoorn schalt,
schijnt hij voorwereldlijk te stoelen,
en ’t water, dat vervalt

 

van stortzee tot de drift der kolken,
waar nimmer onvermocht,
moet waaiers vouwen naar de wolken
van zilt en glinsterend vocht.

 

De golven mogen rijzen, dalen,
hij heeft ze steeds geveld.
De dijk zal nimmer, nimmer falen
bij water en geweld.

 

Hij ligt er met zijn taaie wieren
gelijk een donker dier,
De wond kan langs zijn flanken gieren
of fluiten in een kier.

 

Hij kan in grondzee onderduiken
gekranst in lillend schuim –
geen kracht kan deze kracht verbruiken,
Hij staat er groot en ruim.

 

Jan Engelman

 

 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)