Tv-programma Morgen gebeurt het ( Foto: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid)
Al in 1954 hadden wij tv in huis. Het was een hele grote kast met een klein, vrij rond scherm. ‘Erres’ was het merk, een dochtermerk van Philips. De naam Erres stond voor R.S. Stokvis. Mijn vader had het apparaat tegen inkoopsprijs kunnen kopen bij mijn oom die in Sint Nicolaasga een elektriciteitszaak had. Als ‘s avonds het Journaal begon, zat het hele gezin steevast rond de tafel te kijken, want de TV stond in de huiskamer die daar nog niet op was ingericht. Vriendjes van school bleven op woensdagmiddag vaak bij mij thuis kijken, naar de kinderserie Morgen gebeurt het bijvoorbeeld.
Het verhaal werd elke week spannender. Ton Lensink speelde de hoofdrol als de geleerde professor in de sterrenkunde. Hij experimenteerde in een soort observatie-station met allerlei vernuftige apparaten en machines. Zo kreeg hij contact met een andere planeet, waarvan de bewoners van plan waren de aarde aan te vallen en te veroveren. Doodeng vond ik dat. Het was typisch een Koude-Oorlog-fantasie, maar dan verplaatst naar de ruimte. En Manfred Schulte had een soort Kuifje-achtige bijrol, waarin je jezelf als kind heel goed kon verplaatsen. Manfred was de oudere broer van Noortje Schulte, met wie ik samen in de klas zat op de Peetersschool.
Aldus schreef ik op 13 augustus vorig jaar in mijn blog Kind tussen vier vrouwen. Vorige week werd ik benaderd door Maarten Blokzijl, hij is researcher voor het televisieprogramma Andere tijden. Hij had een rare vraag zo schreef hij.. ‘In uw blog schrijft u over ‘Morgen Gebeurt Het’, en ook over Manfred Schulte, de broer van een klasgenote van u. Dit is uiteraard decennia terug, maar ik ben op zoek naar Manfred Schulte en kan hem nergens vinden. Zou u mij op enige manier verder kunnen helpen?’
Tsja, daar gaan we weer. Dacht ik, de televisie zit weer achter hem aan. Onlangs og werd ik benaderd door Timo Jekkema die voor het programma FryslânDok van Omrop Fryslân met een ‘research’ bezig was naar de Friese identiteit. Research betekent tegenwoordig vooral googelen. Iedereen kan googelen dus iedere is een researcher geworden. Ik wel mezelf niet op de borst slaan, maar ik moet toch constateren dat ik steeds meer benaderd wordt door ‘researchers’ die al googelend terechtkomen op mijn site.
Ik schrijf al tien jaar lang verhalen, elke dag opnieuw, en meestal gaan die op een of andere manier over wat ik beleefd heb in mijn jeugd. Zo is een databank ontstaan van ditjes en datjes waar menig researcher een beroep op doet. Ik kom ook geregeld publicaties tegen waarin verwezen wordt naar een weblog van mij. Dat is een beetje linkse soep want ik herschrijf nog al eens een oud blog zodat de link dan niet meer klopt. Linkrot het zoiets, en ook aan dat fenomeen heb ik al eens een blog gewijd. Alleen kan ik het niet meer terugvinden. Afijn, linkrot dus.
Eigenlijk moet je als citeert uit een blog altijd de datum vermelden waarop je dat blog gelezen hebt. Zo leren studenten tegenwoordig dat ook op de universiteit. Want ook wetenschappers googelen tegenwoordig. Wetenschappelijk onderzoek kan niet langer meer zonder de gigantische databank van het internet, met alle mogelijk kwalijke gevolgen van dien. Ook de journalistiek heeft steeds meer met onbetrouwbare bronnen te maken. Bloggers spreken niet altijd de waarheid om de feitelijkheid maar te zwijgen. Internet is een zegen, maar houdt ook een groot gevaar in. Straks weet niemand meer het verschil tussen wat er werkelijk gebeurd is en wat door een blogger uit zijn duim is gezogen. Morgen gebeurt het, let op mijn woorden.
‘Morgen gebeurt het’, zo heette ook het programma waarin Manfred Schulte een rol speelde samen met Ton Lensink. Nadat mij die vraag was gesteld ben ik zelf ook op zoek gegaan want opeens wilde ik ook weten waar Manfred Schulte na al die jaren is gebleven en wat er van hem geworden is. Zo heb ik eerst mijn oudere zus Trees opgebeld. Zij was vier jaar ouder dan ik en zat met Manfred in de klas. Trees kon zich hem nog wel herinneren, maar had nadien nooit meer wat van hem gehoord. Ik zat dus bj zijn zus bij Noortje in de klas op de Peetersschool, in ed jaren 1954 tot 1960). Op bijgaande klassenfoto, die genomen is in de Breitnerstraat in 1958, staat Noortje staat helemaal rechts.
Ook ontdekte ik dat ik zo’n acht jaar geleden een wonderlijk mailtje kreeg van een mijnheer die ik niet kende. Ik zal zijn naam niet noemen. Hij had als kind bij de familie Schulte thuis gewoond, maar wist toen ook niet waar Manfred gebleven was. Hij schreef me dat hij een paar dagen tevoren een bijzonder indringende droom over zijn eigen jeugd had gehad. Als pleegkind had hij bij de familie Schulte gewoond. Hij was daar op circa 1-jarige leeftijd in 1959 gekomen en zo’n drie-en-een-half jaar later weer vertrokken, naar zijn moeder die toen in de Pijp in Amsterdam woonde. Voor hem was het een heel belangrijke ervaring geweest die zijn leven heeft bepaald. Daarna was het alsof een deel van zijn leven hem ontnomen was, vooral ook omdat hij nadien niemand meer van de familie Schultes had teruggezien.
De herinneringen aan die tijd zaten grotendeels een ”mist” verstopt. N iemand kon hem echt vertellen wat voor een kind hij was op die leeftijd. Daarom vroeg hij aan mij of ik me iets meer van Manfred of Noortje kon herinneren. Zelf had hij ze ongeveer 20 jaar geleden nog eens ontmoet. Hij hoopte dan ook dat hij ze weer op kon opsporen om zo een ”verbinding” te kunnen maken tussen heden en het kind dat hij destijds was. Kortom, het was een ontroerend verhaal dat geknipt zou zijn geweest voor het programma Spoorloos, waar ze overigens een uittekende researchafdeling hebben. Daar vinden ze iedereen terug. Maar wie weet heeft deze mijnheer Manfred en Noortje zelf inmiddels al weer teruggevonden.
Dit alles heb ik natuurlijk aan Maarten Blokzijl laten weten, inclusief het mailadres en het telefoonnummer van die onbekende mijnheer met zijn ontroerende verhaal. Ook ontdekte ik dat Manfred Schulte waarschijnlijk destijds al familie moet zijn geweest van Ton Lensink. In het Delpher krantenarchief vond ik een familiebericht dat hierop wijst (zie hier). Zo zie je maar weer, research is googelen geworden. Maar daarmee was Manfred Schulte zelf nog niet boven water. Maarten Blokzijl bedankte mij voor de tips. Een paar dagen later meldde hij mij dat hij Manfred had opgespoord. Tenminste, hij weet nu waar hij woont en alles komt goed, zei hij. Of mijn tips daarbij van cruciaal belang zijn geweest, weet ik niet. Ik ben benieuwd wat dat programma Andere tijden gaat worden straks. Misschien vermelden ze me nog wel even in de aftiteling. Dat zou leuk zijn natuurlijk, maar voor mij hoeft het niet. Ik vind het al leuk dat je op deze wijze minieme feiten uit het verleden toch weer boven water kunt krijgen.
Eergisteravond zag ik het programma Andere tijden Sport over de honkballer Han Urbanus, dat zich voor een groot deel afspeelde in de Amsterdamse Watergraafsmeer. Daar bevond zich het terrein van OVVO, waar eind jaren vijftig, begin zestig, de Europese kampioenschappen honkbal zich afspeelden. In deze documentaire zag ik veel beelden uit mijn jeugd passeren Ik was als jongen vaak bij die honkbalwedstrijden aanwezig. Ieder jongetje in de Watergraafsmeer van de jaren vijftig was niet alleen gek op voetballen (door Ajax), maar ook op honkballen (door OVVO en Han Urbanus). We hadden een knuppel en echte honkbalhandschoenen. Menig ruit bij ons in de straat is destijds gesneuveld door een afzwaaiende honkbal. Ook daarover schreef ik al eens eerder op mijn blog, o.a. in Diefje zonder verlos en De zomer van 1960.
Maar de redactie van Andere tijden Sport had mij voor dit programma niet benaderd. Dat hoefde ook niet. Han Urbanus leeft immers nog, 88 jaar oud inmiddels, maar alive and kicking. De afdeling research had zijn werk overigens goed gedaan. Ze hadden in Amerika zelfs een verloren gewaande instructiefilm opgespoord die Han Urbanus in de jaren vijftig uit New York had meegenomen, waarin een nieuwe vorm van werpen werd getoond. Han Urbanus speelde daar voor The New York Giants. Die film werd nu op een scherm geprojecteerd op het oude OVVO-terrein, waar ik als kind naar de wedstrijden keek. Opeens kwamen ook bij mij oude beelden weer boven. Soms vloog er een honkbal over de bomen heen en die was dan voor de eerste jongen die hem vond. Als een honkbalknuppel brak werd hij over de bosjes gegooid. Die pikten wij dan op, want zo’n gebroken knuppel kon je thuis weer lijmen en met wat ijzerdraad weer vastzetten.
En opeens schoven twee werelden over elkaar heen, de wereld van de jaren vijftig en die van nu. Het kind in mij keerde even terug door het wonder van de techniek. Het was of een soort ’teletransit-camera’ uit de televisieserie Morgen gebeurt het de grenzen tussen ruimte en tijd heel even had opgeheven. Sciencefiction, maar dan omgekeerd, alsof je keek door het andere uiteinde van de verrekijker. De fictie van het verleden was in het heden werkelijkheid geworden. Ik zat weer even daar op de tribune. Han Urbanus keek naar de teruggevonden beelden op het nachtelijk scherm van het honkbalveld en was ontroerd. Het was een prachtig programma. Inderdaad. Andere tijden.