Het geheim van de stilte
Er zijn mensen die een gruwelijke hekel hebben aan het spreken in het openbaar. Ik niet. Misschien wel omdat ik jarenlang heel verlegen ben geweest. Misschien ook wel omdat ik als een acteur wil ontsnappen aan mezelf. Hoe dan ook, ik vind leuk om het spreken in het openbaar en ik heb het ook vaak gedaan. Soms van papier, maar soms ook zonder, want dat laatste is eigenlijk het spannendst. Onderstaande tekst schreef ik vier jaar geleden op dit weblog. Ik kreeg er positieve reacties op. De angst zit er bij veel mensen diep in, dus een paar nuttige tips zijn nooit weg.
*
Een spreker die het contact met zichzelf kwijt raakt, verliest het contact met zijn publiek. Dat is de belangrijkste les voor het spreken in het openbaar. Ik heb nooit op zo’n cursus gezeten, maar ik heb wel eens gedacht om zo’n cursus te gaan geven. Hoe vaak zie je iemand niet schutteren, als hij iets in het openbaar moet zeggen. Mensen die doorgaans geen enkele moeite hebben om zich verbaal uit te drukken staan opeens met hun mond vol tanden als ze op een spreekgestoelte staan. Ze lijken dan te worden bevangen door een panische angst en gaan dingen zeggen op een manier waarop ze dat anders nooit zouden doen. Ik heb voor mijn werk altijd veel moeten spreken in het openbaar dus de praktijk is een harde leerschool geweest. Niet dat dit bij mij altijd van een leien dakje is gegaan. Vooral in de begintijd had ik er moeite mee.
Zo kan ik me herinneren dat ik heel lang geleden een keer een speech moest voor een volle zaal met mensen. In het begin leek alles goed te gaan, maar toen hoorde ik opeens mezelf spreken. Ik stond er nog wel en ik sprak ook, maar het was of iemand anders de geluiden uit zijn mond liet gaan. Kennelijk was ik ten prooi gevallen aan het gevreesde dissociatieproces van de spreker in het openbaar. Zo heftig zelfs dat het langzaamaan zwart voor mijn ogen werd. Ik heb toen even een paar keer diep uitgeademd en toen ging het weer een beetje. Daarna heb ik nooit meer last gehad van dat soort kwalen. Zelfs les geven, waar ik vroeger als de dood voor was, ging me steeds beter af. Spreken in het openbaar is vooral contact houden met jezelf.
Dat is ook het enige wat er in feite toe doet. Ik heb er me eigenlijk ook nooit zo om bekommerd of mijn gehoor het wel interessant vond ik wat ik allemaal zei. Ik probeerde me voor die vraag af zoveel mogelijk af te sluiten. Als ìk het interessant vind, dan ben je een rund als je daar anders over denkt, zo dacht ik altijd bij mezelf. Omgekeerd vond ik het een uitdaging om mensen stil te krijgen. Je moet ergens een snaar weten te raken, zodat mensen geboeid gaan luisteren. Een truc daarbij is om af en toe even een stilte te laten vallen. Stiltes verhogen de aandacht. Zo’n stilte moet je ook altijd net iets langer laten duren dan je gehoor verwacht. Op de rand van een pijnlijke stilte wordt de aandacht optimaal. Natuurlijk kent die regel zijn grens. Ik heb eens een spreker gezien die zowat een minuut stilte in acht nam, voordat hij met zijn betoog begon. Dat is natuurlijk wat overdreven, maar het werkte wel.
Het begin van je betoog is überhaupt heel belangrijk. Begin nooit meteen te spreken. Kijk altijd eerst even naar links en naar rechts, alsof je wilt checken of iedereen wel aanwezig is. Meestal wordt het dan vanzelf ook stil in de zaal. De mensen gaan denken, wanneer begint hij nou? En dan heb je ze te pakken en daar gaat het om. Pim Fortuyn heb ik eens horen zeggen dat hij als hij sprak altijd een klein wondertje wilde laten gebeuren. Er moest heel even een luikje open gaan in het hart van zijn toehoorders. Dat hoeft niet de hele tijd natuurlijk, maar heel even een magisch moment, dat is heel belangrijk. Dat lukt natuurlijk ook lang niet altijd. Het is ook het moeilijkste wat er is en je hebt er jarenlange ervaring voor nodig. Fortuyn was een begenadigd spreker. Voordat hij zich in de politiek stortte heeft hij er jarenlang zijn brood mee verdient op symposia en congressen.
Spreken is toneelspelen terwijl je de mensen doet vergeten dat je toneel speelt. Eigenlijk is dat alleen mogelijk door niet te acteren, maar gewoon jezelf te zijn. Je moet jezelf spelen door zo dicht mogelijk bij je zelf te blijven. Want er is en blijft natuurlijk een groot verschil of je op een podium spreekt of in de gewone werkelijkheid. Een podium is een buitengewone situatie, daar kun je dus niet zomaar jezelf zijn. Je hebt de spanning nodig van de plankenkoorts. Die spanning moet omgesmeed worden tot een vibrerende energie die de zaal in bezit neemt. Dan kan het wonder gebeuren. Er zijn maar weinig mensen die zo’n charismatisch moment kunnen afdwingen. Paus Johannes Paulus II deed het een keer, toen hij sprak voor zaal met 20.000 jongeren in de The Madison Square Garden in New York. Hij stak ogenschijnlijk de draak met zijn publiek door minutenlang te blijven zwijgen en af en toe rare geluiden te maken. Met stiltes kun je een zaal helemaal uit zijn dak laten gaan, maar dan moet de Heilige Geest wel neerdalen natuurlijk.