Occupy en de hippies

‘Dat we het werkelijke protest overlaten aan wereldvreemde hippies is tekenend voor ons eigen gebrek aan verbeeldingskracht. Een generatie die niet wil dromen verliest het recht op een betere wereld.’

Zo besloot  Rutger Bregman zijn artikel op de opiniepagina van de Volkskrant van zaterdag j.l.: ‘Geef ‘ononuitvoerbare’ dromen weer de ruimte; fantasten hebben vaak gelijk.’ Bregman onderscheidt twee soorten utopieën: de blauwdruk-utopieën, waarbij het ideaal weldra omslaat in totalitaire dwang. En het iconoclastisch utopisme dat niets letterlijk voorschrijft, maar het ideaal overlaat aan de verbeelding van de fantasten en de dromers. ‘Niemand weet hoe de hemel eruit ziet,’ zo stelt Bregman, ‘maar we weten donders goed hoe die er niet uitziet.‘ Anders gezegd: je kunt heel goed een ideaal hebben, zonder direct te hoeven weten hoe je dat ideaal in de praktijk realiseert.

Dat laatste hebben de hedendaagse de actievoerders van de Occupy-beweging gemeen met de hippies uit de jaren zestig. Ze zijn anti-politiek, terwijl zij in feite een politieke boodschap hebben. Sinds het uitbreken van de financiële crisis lijkt onder de straatstenen weer het strand te liggen. Er waait kennelijk een nieuwe wind door de wereld. De vlag van de utopie, die in de jaren zestig in top werd gehesen, lijkt opeens weer te gaan wapperen. Dromen mag weer. Sterker nog, dromen moet, want de fantasten hebben vaak gelijk. Maar is dat ook zo? Deze plotselinge terugkeer van de buitenparlementaire actie heeft geen duidelijke focus.

Ergens in het midden van de jaren tachtig is de radicale onderstroom uit de Nederlandse samenleving ver­dwenen. Aan de andere kant gaf het ledental van organisaties zoals Greenpeace en Amne­sty International in de laatste decennia een sterke groei te zien. De radicale onderstroom was dus niet verdwenen, eerder geïnstitutionaliseerd. Men ging niet meer zelf de straat op, maar stort jaarlijks een bedrag op de giro. De plotselinge opkomst van Occupy-beweging is niet alleen een reactie op de mondiale financiële crisis, maar ook een trendbreuk in het proces van institutionalisering van het protest.

De Occupybeweging doet me denken aan een oudejaarsconference van Wim Kan, waarin hij een oproep deed om massaal te gaan demonstreren. Onderweg zou dan wel bedacht kunnen worden wat er op de spandoeken moest staan. Het lijk mij verstandiger om eerst eens kritisch te evalueren wat er in de jaren zestig is misgegaan met al dat ongerichte protest, alvorens in  de winterkou in een tentje te gaan bivakkeren. Waar staat de Occupy-beweging eigenlijk voor? Ze zijn boos op het mondiale casinokapitalisme dat onze financiële sector beheerst, maar zouden ze onderdak bieden aan een zwerver die geen dak boven zijn hoofd heeft?  Hoe sociaal zijn deze actievoerders eigenlijk?

Vorige week was ik aan het winkelen bij Albert Heijn. Plotseling hoorde ik mijn naam roepen. Ik draaide me om en zag een man staan, een dakloze zo te zien. Hij zag er oud uit, rimpels in het gezicht en een ongezonde gelaatstint. Opeens herkende ik hem. Ooit was hij beeldend kunstenaar. Misschien is hij dat nog steeds, maar tegenwoordig zwerft hij op straat, zo vertelde hij mij. Jaren geleden was hij aan de drugs geraakt en op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis beland. Van daaruit had hij mij nog eens opgezocht op mijn werk, begeleid door een verpleger die keurig op de gang bleef wachten tijdens ons gesprek. Enige tijd daarna is hij ontsnapt en op straat gaan zwerven .

Hij leeft nu van de levensmiddelen, waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken, en die door Albert Heijn gratis aan daklozen ter beschikking worden gesteld. Ook komt hij dagelijks bij Albert Heijn een gratis kopje koffie drinken. Vorige week had hij een poging gewaagd om zich een plaatsje te veroveren in het tentenkamp, dat de Occupy-beweging in Leeuwarden heeft opgericht. Maar daar werd hij al gauw weggejaagd, omdat deze idealistische actievoerders niets met daklozen te maken willen hebben. Deze mensen mogen dan misschien niet weten hoe de hemel eruit ziet, maar ze weten donders goed hoe die er niet uitziet. Dakloze spelen is kennelijk iets anders dan een dakloze zijn.

De actievoerders van de  Occupy-beweging etaleren een vorm van instant-idealisme, gerecycled uit the sixties. In die roerige tijd was het actievoeren door middel van bezettingen en sit-ins een nieuw fenomeen waarvan de impact opeens mythische vormen aannam. Deze vorm van demonstreren is nu een acte gratuit geworden. Er zijn tegenwoordig al automaten, waarop je automatisch spandoeken kunt laten maken. Deze terugkeer van demonstratie in het publieke domein geeft vooral een goed gevoel bij de demonstranten zelf. Er wordt publiekelijk een getuigenis afgelegd van het eigen morele gelijk. Dit protest heeft daarom iets narcistisch. De wereld deugt niet, dat weten we allemaal, maar het zou toch wel handig zijn als je als demonstrant enigszins weet hoe het dan wèl zou moeten.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)