Een sterk geslacht
Tussen de documenten van mijn Friese familie, die ik deze week van mijn neef Anton kreeg toegestuurd, bevond zich ook een krantenartikel van 1 december 1951, waarschijnlijk uit de Balkster Courant. Dat is dus bijna 59 jaar geleden. Op 1 december 1954 werd ik zelf zeven jaar. Ik kan me die verjaardag nog goed herinneren, want juffrouw Nijs, bij wie ik op de Peetersschool in de eerste klas zat, kwam die dag bij ons thuis. Dat vond ik heel bijzonder. Ze deed dat trouwens bij alle leerlingen die jarig waren. Zo leerde ze ook een beetje het gezin kennen waar ze in thuis hoorden. Het krantenbericht gaat over de familie van mijn Beppe, Cornelia Dölle. Zij zit rechts op de foto en was toen 81 jaar.
Cornelia Dölle overleed op 2 juli 1960 en was toen 87. Ook die dag kan ik me nog goed herinneren. Er kwam ’s ochtends vroeg telefoon uit Friesland. Mijn vader stond nog in zijn borstrok. Hij was enigszins ontdaan toen hij de telefoon weer op de haak legde. Mijn moeder troostte hem. We zijn nog samen naar de begrafenis geweest, met de boot van Enkhuizen naar Staveren, zoals mijn vader en ik wel meer hadden gedaan. Mijn moeder bleef thuis voor de kinderen. Daar hoorde ik nu even niet bij. Als stamhouder diende ik immers aanwezig te zijn bij deze voorname gebeurtenis, ook al was ik pas twaalf jaar oud.
Toen we aankwamen in Bakhuizen, lag Beppe nog in de voorkamer opgebaard in de kist, met de oorijzers nog op. De gouden helm, noemden wij dat. Ik neem aan dat ze daarmee niet het graf in is gegaan, maar je weet het maar nooit. Bij de begrafenis was het nog behoorlijk druk. Eerst de Mis in de Sint-Oldulphuskerk en daarna de plechtigheid op het kerkhof. Verder heb ik niet zoveel herinneringen aan Beppe. Ik denk dat ik er al met al vier of vijf keer ben geweest, telkens weer aan de hand van mijn vader. Ze zat dan altijd in de haardstoel en zei nooit zo veel. ’s Avonds brachten mijn tantes haar naar de bedstee, waar ze zich oprichtte aan een soort handvat aan het plafond dat ‘een papegaai’ werd genoemd. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit een woord met Beppe gewisseld heb.
Mijn moeder mocht haar niet zo. Beppe was nogal streng. Ze kon ook erg bot overkomen. Toen mijn moeder voor het eerst met mijn vader in Bakhuizen thuis kwam, droeg ze een jurk met een wat blote hals en opstaande kantkraagjes aan de mouwen. Kennelijk vond Beppe dat wat te wulps allemaal. Mijn moeder was een ‘stêdsje’ en dat zagen ze in Bakhuizen niet zo zitten. ‘Kun je, wat je hier hebt, niet daar aannaaien?’ vroeg Beppe, terwijl ze een wijzend gebaar maakte van pols tot hals. Daarna is het nooit meer echt goed gekomen tussen die twee. Mijn moeder had het ook altijd over de ‘Friese familie’. Die twee woorden alleen al spraken boekdelen.
Cornelia Dölle (1873- 1960)
Maar de grootste verwijdering kwam bij mijn geboorte, toen mijn moeder stelselmatig weigerde om mij ‘Manus Durk’ te noemen. Manus vond ze geen naam en daar had ze groot gelijk in. Mijn vader heette Durk Manus, mijn grootvader Manus Durk en mijn overgrootvader weer Durk Manus… ad infinitum. De weigering van mijn moeder werd door de Friese familie opgevat als een revolte tegen het geslacht der Mousen. Er volgden meerdere bemiddelingspogingen, maar telkens tevergeefs. Uiteindelijk werd de sfeer wat onaangenaam en opende mijn moeder de post uit Friesland niet meer. Sterker nog, ze wierp die brieven ongeopend in de kachel, zonder dat mijn vader daar weet van had.
Later zijn de verhoudingen tussen mijn moeder en de Friese familie weer aardig bijgetrokken. Ze opende de post weer en ging zelfs nog vaak bij mijn ooms en tantes op bezoek, ook nadat mijn vader al overleden was. Toch blijft in mijn optiek altijd nog een geheimzinnig aureool rond Beppe hangen. Het moet geen zachtmoedige vrouw zijn geweest, dat is wel duidelijk. Het was een uitgesproken persoonlijkheid, om niet te zeggen: een potentaat. Haar wil was wet, wat pake en de kinderen er ook van mochten denken. Ze had ook iets ijzigs, iets eng Fries. Hoe het bij mijn vader thuis toeging, heb ik ook nooit echt goed begrepen. Het krantenbericht, dat ik van de week kreeg toegestuurd, geeft daar uiteraard ook geen duidelijkheid over. Wat uit de tekst wèl blijkt is dat mijn Beppe uit een sterk geslacht kwam:
ZES LEDEN UIT ÉÉN GEZIN, ALLEN EEN HOGE LEEFTIJD.
BAKHUIZEN. Wanneer wij voor deze bovenstaande foto plaatsruimte bieden heeft dit wel een bijzondere betekenis. Reeds meerdere malen zijn in ons blad opnamen verschenen van vermeldenswaardige gebeurtenissen in verband met het bereiken van hoge leeftijden, waar dan bij gelegenheid van een jubilé de betreffende personen hun foto in de krant zagen verschijnen. En zo is het dan ook zeker de moeite waard te vermelden, dat het bovenstaande zestal, de familie Dölle, afkomstig uit het gezin van de vroegere hotelhouder Hessel Dölle te Bakhuizen, bestaande uit twee zusters en vier broers, dezer dagen het heugelijk feit mochten beleven, dat zij de gemiddelde leeftijd van 75 jaar hadden bereikt.
75 jaar oud worden behoort tegenwoordig niet meer tot de bijzonderheden, maar wel wanneer het geldt voor een betrekkelijk goede gezondheid mogen verheugen. De foto toont v.l. n.r: de heer Berend DöIIe, 70 jaar, wonende te Groningen De heer B. Dölle was vroeger hoofd van de R.K. School te Winschoten en is thans gepensioneerd. De heer Fonger Dölle, 75 jaar, wonende te lrnsum, waar hij een kruidenierszaak drijft. De heer Jan Dölle, voorheen hotelhouder te Balk en thans rustende te Warns. Tjalling Dölle, 67 jaar, wonende te Alkmaar, waar hij een drukke zaak uitoefent in fijn hout en fournituren. De twee gezusters zijn Boukje Dölle te Bakhuizen, 79 Jaar, weduwe van Joost Negenman, vroeger timmerman aldaar en Cornelia Dölle, 81 jaar, weduwe van de vroegere postkantoorhouder te Bakhuizen M.D. Mous.