Gestolde dromen in de tijd
Vandaag wordt Murk van Stralen 75 jaar. Het was gisteren een volle bak in de gelegenheidsgalerie aan de Dijkstraat 44 in Franeker, waar een grote expositie van deze Friese surrealist is ingericht. Tegelijk ging een geheel vernieuwde website van hem online. Fries surrealisme, het klinkt als een anachronisme, en toch bestaat het nog in de persoon van Murk van Stralen. Er waren heel wat oudgedienden, kunstenaars, vrienden en bekenden, maar ook tal van mensen die ik niet kende, en die Murk in zijn veertigjarige carrière heeft ontmoet. Mindert de Wit was de organisator van het geheel. Ik sprak ook nog even met de buurvrouw van Murk: Annet van der Hoek. Zij had al jaren geleden werk van Murk van Stralen gezien bij de enige surrealistische galerie in Nederland: Galerie van Hendrik Beekman, die tot voor kort in Marrum gevestigd was. Van Josse de Haan vernam ik, dat Hendrik Beekman vorige week in Groningen een ernstig auto-ongeluk heeft gehad, waarbij zijn vrouw is omgekomen. Dat bericht, dat nog niet tot de Friese media is doorgedrongen, wierp voor mij een schaduw over het feestelijk gebeuren van gisteren. Mijn openingsspeech had ik niet op papier. Zeventien jaar geleden opende ik al eens eerder een tentoonstelling van Murk, destijds in de Koperen Tuin in Leeuwarden. Dat verhaal heb ik nog. Als eerbetoon aan deze 75- jarige Friese surrealist is het hieronder te lezen.
***
Murk van Stralen is terug van weggeweest. Dat moge na het zien van deze expositie voor iedereen duidelijk zijn. Maar wanneer is hij eigenlijk van het toneel verdwenen? Ik heb in mijn herinnering gezocht naar dat ene moment. Haar ik kon het niet vinden. Wel vond ik ergens diep in een la weggestopt een vergeeld krantenknipsel met de kop ‘Automobi list dook Voorstreekgracht in.‘ ‘Na de aanrijding’, zo ver meldt het bij schrift, ‘verloor de heer van Stralen de macht over het stuur, waarna hij de gracht in reed. De auto moest met behulp van duikers uit de gracht worden getakeld’. Dat is inmiddels twaalf jaar geleden. Maar het beeld· van dit ongeluk heeft zich in mijn geheugen niet vastgehecht. Het was in mijn herinnering slechts een klein incident, mis schien het topje van een ijsberg. Het echte moment van verdwijnen zit bij mij ‘eerder verstopt in een in een film van beelden over hoe iets mis kan gaan, een kettingreactie van ongelukken en ongelukkige omstandigheden, waardoor ie mand in korte tijd compleet uit beeld kan verdwijnen.
Het was misschien ook geen moment, maar meer een fad ing away. Hoe dan ook, het moet zich ergens in het begin van die jaren tachtig hebben afgespeeld. In die wat sombere tijd toen de recessie snel om zich heen greep. Brinkman en Lubbers begonnen opeens dreigende taal uit te slaan. Het bestek ’81 zette het mes in de uitgaven van de overheid en liet ook de kunstwereld niet onberoerd. Er was een staats secretaris die kunstenaars vergeleek met uitstervende be roepen als mijnwerkers en sigarenmakers. Kortom, de BKR kwam zwaar onder druk. Selectiecommissies kregen steeds scherpere richtlijnen uit Den Haag, en de eerst kunstenaar in Friesland die daar het slachtoffer was dezelfde die dat jaar ook met zijn auto de gracht in reed: Murk van Stralen.
Leeuwarder Courant 12-11-1971
Dat moment kan ik me nog wel herinneren. Murk van Stra len was een bekend kunstenaar. Hij had een naam, een lange reeks exposities achter de rug, die altijd met wel willende tot lovende recensies werden besproken en als BKR- kunstenaar was hij zelfs een beetje een begrip. Hij behoorde immers tot de weinige in Nederland, die van de BKR gebruik maakten, zoals het ooit echt was bedoeld, namelijk in het kader van zogenaamde ‘dienstverlening’. Zo gaf hij les op een LOM-school en maakte daar samen met leerlingen en leer krachten een wandreliëf en een sculptuur. Kortom een schoolvoorbeeld van maatschappelijke relevantie, zoals dat van kunst in die dagen werd vereist.
Maar opeens ging dat allemaal mis. De geldkraan ging dicht. De ruimte voor dienstverlening binnen de BKR hield op en het werk zag men opeens ook niet meer zo zit ten. Al was ik er niet bij, ik kan me er wel een voorstel ling van maken hoe dat laatste ongeveer in moet zijn ge gaan. De schilderijen van Murk van Stralen waren al jaren nou niet wat je noemt actueel, om van vernieuwing of grens verlegging – of hoe dat in die dagen ook mocht heten maar te zwijgen. Bovendien was schilderen in de jaren ze ventig überhaupt een beetje verdacht geworden. Als kunste naar was je met processen bezig, ideeën, acties, projecten, performances, hoe dan ook, het terrein van de kunst moest worden verlegd, waarheen mocht Joost weten, als het maar op een of andere manier – zoals gezegd – maatschappelijke re relevantie had.
Welnu, die maatschappelijke relevantie kwam in zijn werk op scholen weliswaar prima tot uiting, maar hoe zat het met die sombere vooroorlogse, Dali-achtige droomlandschappen, die Murk – veertig jaar na dato – nog steeds als kunst aanbood. Zo kortzichtig dacht men daarover in die dagen. Ik zie het voor me: zo’n commissielid, voor het laatst op bezoek in het atelier, de regenjas nog aan, met zijn neus boven het op doek, zoekend tussen al die dun ne lagen glacis naar die ene druiper in de verf, waarmee hij zijn laatste oordeel vernietigend kon vellen: ‘Dit is geen kunstenaar …. ‘.
Hoezo geen kunstenaar? De waan van de dag mag de kunst voor een groot deel in zijn greep hebben gekregen. Er is altijd wel iets wat ontglipt. Iets – zoals we zo vaak zeg gen – wat de tijd nog moet leren. En gelukkig maar. Het tafereel van dat laatste atelierbezoek, die ene kortzichtige deskundige met zijn neus boven op het doek roept bij mij vaag een schilderij in herinnering van de Belgische surrealist Paul Delvaux. Tegen de achtergrond een onherb ergzaam rotslandschap zit daar, dromerig op een balkon, een naakte vrouw met een grote roze strik om haar borsten.
Een professor kijkt met een loep naar dit tafereel, maar hoort ogenschijnlijk niets van de muziek waarmee een jongen vlak achter hem een stoet van vrouwen in beweging brengt. Het is of Delvaux ons wil zeggen dat de poëzie van het schilde rij niet aan het oppervlak zit, maar ook niet in de verte. Het zit als het ware onder de huid van de voorstelling, in een ontoegankelijke ruimte, die net onder dat oppervlak schuil gaat, het ligt allemaal vlak om de hoek, je kunt en niet bij en toch kun je het bijna aanraken. Maar zodra je één vinger uit zou steken is de droom voorbij. Kortom; de poëzie van het schilderij kruipt waar ze niet gaan kan. Zo is het ook een beetje met het werk Murk van Stralen. De poëzie kruipt waar ze niet gaan kan.
Maar er nog een ander schilderij dat het beeld van dat laatste zo noodlottige atelierbezoek van de BKR-commissie bij mij in herinnering brengt. Het is een werk van een an dere surrealist, Yves Tanguy. Tanguy schilderde zijn hele leven onherbergzame, kale vergezichten met koraalachtige rotspartijen die soms een beetje doen denken aan zijn eigen geboortestreek, de rotskust van Bretagne. Tanguy noemde die schilderijen geen landschappen, maar paysages interieu res, mindscapes, zoals de Engelsen dat zeggen. Hij sc hilderde in feite een ruimte in de geest, een vergezicht dat een geheimzinnige en soms zelfs hypnotiserende uitwer king kan hebben op ieder die er naar kijkt. Je ziet vaak geen mens in beeld, maar als toeschouwer wordt je ongemerkt medeplichtig. Je kijkt niet door een venster, maar lijkt voor heel even te hallucineren.
Dat hypnotiserende effect, was in het van Tanguy zelfs zo sterk, dat een agent van de Gestapo, die in de oorlog zijn atelier binnenkwam en één van die vreemde vergezichten op de ezel zag staan, niet uitriep: ‘Dit is geen kunstenaar!’, maar terstond zijn mitrailleur op het doek leeg schoot. Die hypnotiserende kra cht van het beeld heeft misschien ook iets te maken met die ongrijpbare poëzie, die ook Kurk van Stralen in zijn werk probeert te betrappen. Het is de poëzie die kruipt waar ze niet gaan kan, ogenschijnlijk verdwijnt en toch zichzelf overleeft, die haast onzichtbaar kan zijn en dan opeens weer opduikt, een poëzie die het kwaad kan bezweren, zelfs in de meest wanhopige situaties, die men zich denken kan.
Twaalf jaar na dat laatste atelierbezoek lijkt nu niet alleen de kunstenaar maar ook zijn poëzie opnieuw uit een diepe gracht tevoorschijn te kruipen. Ten minste dat zou je kunnen denken. Als ik hier om me heen kijk, vraag ik me af of dit werk wel ooit is weggeweest. Als kunstenaar is Murk kennelijk gewoon doorgegaan en de schilderijen en tekenin gen die dat heeft opgeleverd zijn er niet minder om. Inte gendeel. Opeens komt alles op een rij te liggen. Zijn eigen droomwereld, die hij stap voor stap in beeld heeft gebrac ht. Dreigend vaak met al die kale rotsen en donkere lucht partijen, maar ook uitnodigend door een onbenoembare sfeer van geheimzinnigheid die – haast tegen beter weten in – nieuwsgierigheid wekt naar die vreemde wereld die vlak om de hoek moet liggen. Niet dichtbij, waar je als toeschouwer vaak de toegang wordt versperd, maar ook niet in de verte, waar de rotsen het zicht op de horizon ontnemen. Al wordt dat zicht steeds helderder, en lijkt de horizon nu wat ru imer te worden, Murk schildert taferelen die niet van deze wereld zijn. Maar welke wereld dan wel?
Deze vreemde koraalachtige rotsen zijn in geen enkele reisgids terug te vinden en toch komen ze heel vertrouwd voor. Soms zou je willen dat ze echt bestonden, om er even in te verdwijnen maar ook weer terug te keren, als een reis verpakt in herinneringen, een geheel verzorgd droom-arran gement, uit en thuis in de verbeelding, zo’n beetje als in de film Robocop, alsof de mogelijkheid zou bestaan dat de herinnering aan een reis in je hersenen wordt ingeplant, terwijl de reis zelf nooit echt heeft bestaan. Hoe dan ook, Murk is terug van weggeweest. Wanneer hij precies is verdwenen is me ontgaan en welke reis het ook was, die hij in de afgelopen jaren heeft gemaakt, hij is nu in ieder geval weer hier. Onder ons, zoals dat heet. Mis schien was het ook helemaal geen reis. Misschien is hij ook nooit weggeweest. Misschien was alles slechts een illusie die hij ons in het brein heeft ingeplant. Als ik zijn werk hier terugzie zou me dat niet verbazen. Maar wat doet het er toe.