Van een bevriend weblogger kreeg ik per mail een artikel toegestuurd dat is verschenen in de gedrukte versie van het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Het is geschreven door een echte professor. Een hoogleraar in het Fries weliswaar, maar toch. Voor zo’n stuk ga je even rechtop zitten. Het gaat over ruzies tussen webloggers, eigenlijk gaat het over de ruzie tussen Abe de Vries en mij die eind vorig jaar de gemoederen in Friesland nogal bezighield. Wat een onderwerp, denk je dan, meer iets voor de roddelrubriek van een tweederangs dagblad, dan voor een serieus en gesubsidieerd literair periodiek. Maar deze professor maakt er ook geen roddelverhaal van, maar een heuse wetenschappelijke beschouwing. Hij wil deze ruzie tussen twee heren van wetenschappelijke afstand bezien en afstand nemen van zijn eigen subjectieve mening over de inhoud van de ruzie (een mening die hij overigens wel degelijk blijkt te hebben, zoals hij zelf fijntjes opmerkt). Kortom, hij wast zijn handen in de onschuld van de wetenschappelijk objectiviteit. Eens kijken of dat gelukt is.
De inleiding van het artikel komt op mij wat potsierlijk over. Jensma plaatst de ruzie tussen Abe de Vries en mij in een historisch kader. Het is nog niet zo mal, dat hij zijn beschouwing in de late middeleeuwen begint bij de hoog oplopende twisten tussen Schieringen en Vetkopers. Nee, Jensma gaat van start in de negentiende eeuw, zijn favoriete periode, toen de Friese taal aanleiding gaf voor een rijk register van ruzies. Van daar trekt hij een lijn naar Anne Wadman, die te kampen had met twee literaire systemen – een dominant Nederlandstalig systeem en een ondergeschikt Friestalig systeem– en daar slechts aarzelend een keuze in kon maken. Zo verwijst hij naar de biografie Grimmig Eerlijk die Joke Corperaal recentelijk over Wadman heeft gepubliceerd en waarin zij de veldtheorie van Bourdieu toegepast schijnt te hebben op de conflicten binnen de Friese literatuur. Nu wil het toeval dat ik de Wadman-biografie van Joke Corporaal zelf gelezen hem. Daarin wijdt zij als ik mij goed herinner welgeteld één alinea aan Bourdieu, maar voor de rest heb ik geen theoretische fundering voor deze brave opsomming van biografische feiten kunnen ontdekken. Maar goed, Goffe Jensma was haar promotor, dus hij zal het wel weten.
Na deze lange inleiding komt Jensma dan eindelijk tot ‘des Pudels Kern’: het conflict tussen Abe de Vries en mij. Wat betekent deze ruzie in het historisch perspectief van de twee literaire systemen? Wat zijn de verschillen en wat de overeenkomsten tussen toen en nu? En zo komt Jensma tot de uiterst verrassende constatering dat het debat tussen Abe de Vries en mij zijn beslag kreeg op internet en niet in gedrukte tijdschriften. Dat betekende een veel hogere snelheid waarin de discussie zich voltrok, maar ook en veel grotere mate van openbaarheid. Hoe kom je erop, zou je zeggen, maar daar ben je professor voor. Belangrijker is de wijze waarop Jensma omgaat met de feiten, en helaas: dat is bedroevend. Het gaat al meteen fout als hij de hoofdrolspelers van het debat op objectieve wijze bij de lezers wil introduceren. ‘In het kader van de institutionele theorie’ ( ja ja, het staat er echt) vindt hij het belangrijk om een korte beschrijving te geven van deze beide hoofdrolspelers. Wat hij over De Vries schrijft, kan ik niet goed beoordelen, maar wat hij over mij te berde brengt des te meer. Hij stapelt fout op fout.
Zo zou ik in 1949 geboren zijn. Dat is 1947 (dat staat ook gewoon op deze site te lezen). Mijn Friese wortels zouden in Sneek liggen (elke Fries weet dat de Mousen uit Gaasterland komen, maar alleen Jensma niet). Ik zou dertig jaar werkzaam zijn geweest als organisator en adviseur op het terrein van de beeldende kunst (onvermeld blijven mijn activiteiten als artistiek leider van het Frysk Festival en adviseur binnen landelijke adviesorganen). Hij noemt mijn ‘interessante en bruikbare publicatie’ De kleur van Friesland’, maar zwijgt over mijn andere publicaties. Ik zou bekend staan als een wat plagerige commentator op alles wat gaande is in het Friese culturele veld. Even later beweert hij zelfs dat ik als ‘pensionado’ een grote vrijheid geniet om te beweren wat ik wil. Dat laatste slaat werkelijk nergens op. Voor de goede orde dus nog maar even de feiten op een rij.
Ik publiceer en polemiseer al zo’n vijftien jaar lang, aanvankelijk op opiniepagina’s van dagbladen, maar later ook in Friese en landelijke tijdschriften. De laatste vijf jaar schrijf ik voornamelijk op internet, maar mijn mening heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken, ook niet toen ik als ‘vrije ondernemer in loondienst’ bij een culturele instelling werkzaam was. Door de jaren heen hebben mijn schriftelijke uitlatingen heel wat weerstand opgeroepen, niet alleen bij mijn werkgever ( ik ontving twee officiële waarschuwingen), maar ook bij de hoofdredacteur van de LC, die in 2004 het sponsorcontract met mijn werkgever wilde opzeggen naar aanleiding van een artikel van mij in De Moanne. Een en ander leidde tot een aanklacht tegen de LC bij de Raad voor de Journalistiek. Al die activiteiten kun je toch moeilijk samenvatten als onbelemmerd geschrijf van een pensionado die tot de arrière- garde van Fiesland behoort. Maar bij Goffe Jensma kan alles, vooral als je geen Fries bent.
Ernstiger wordt het als hij de aanleiding van het conflict gaat beschrijven. Opeens blijkt dat Goffe Jensma zich totaal niet in deze zaak heeft verdiept. De feiten kent hij niet eens. De primaire aanleiding was niet ‘de affaire Blauwhuis’, maar de wijze waarop Abe de Vries als uitgever bij de Friese Pers Boekerij omsprong met mijn manuscript over Gerard Reve, mede omdat het bij mijn vorige uitgave van de Friese Pers (De Kleur van Friesland) ook het een en ander behoorlijk mis was gegaan. Mijn primaire verwijt aan Abe de Vries was, dat hij als manager van een bedrijf zijn zaakjes niet op orde heeft en respectloos omgaat met zijn eigen auteurs. Ik viel hem dus aan in zijn functie als uitgever en had dus geen enkel voordeel van het feit dat ik zelf niet belast was door de kritische blik van een eigen werkgever. Sterker nog Abe de Vries wàs op dat moment mijn werkgever, dat wil zegen de uitgever die tegenover een van zijn auteurs schromelijk in gebreke bleef.
Goffe Jensma beweert verder, dat ik ben begonnen om anderen in de omgeving van Abe de Vries in het debat te betrekken: zijn vriendin bijvoorbeeld die dominee is. Ook dat is onjuist. Ten eerste was deze dominee wel degelijk bij de zaak betrokken. Zij was immers degene die aanvankelijk de Reve-lezing in Blauwhuis zou houden, let wel: over een onderwerp dat exact overeenkwam met het onderwerp van het manuscript, dat ik bij de Friese Pers had ingetrokken. Bovendien heeft Abe de Vries zelf als uitgever (‘de rode schoentjes’) van mijn echtgenote in het debat betrokken, wat volledig buiten de orde was en als uitlating van een uitgever ook beneden alle peil.
Echt kwalijk is het dat Goffe Jensma de zogeheten ‘Douwe Kiestra-discussie’ uit 2005 als een oude koe weer uit de sloot haalt en bij deze discussie betrekt. Daar ging deze discussie helemaal niet over. Ook moet zo nodig nogmaals expliciet worden verwezen naar mijn uitlatingen destijds tegenover Abe de Vries, terwijl alles, wat Abe de Vries toen in de hitte van het debat aan verbaal geweld in mijn richting geventileerd heeft, onvermeld blijft. Twee voorbeelden slechts: Op 18 februari 2005 schreef Abe de Vries: “ ….de webnazi’s (Eeltsje Hettinga en ik/ HM) hawwe harren weromlutsen op stützpunkt erosmos!” 0p 1 maart 20015 zinspeelde Abe de Vries er openlijk op, dat ik door mijn uitlatingen mijn baan zou verliezen: “ Dit fansels yn ferbân mei it jild dêrst op wachtest, dat wol dus sizze, wachtjild.“‘ En op 30 april 2005 schreef hij: …” mei ‘redakteur’ Mous dy’t hjoed op it go-golfoarum wer Twadde Wrâldoarlochje boartet yn in werklik deasiik, fys, achterbaks en nei keunstwurkstront stjonkend skriuwseltsje.” Niet dat ik met dit soort krasse bewoordingen nu nog moeite zou hebben. Integendeel, waar gehakt wordt vallen spaanders. Maar laat dan ook beide partijen aan het woord, als je een uitspraak citeert uit een debat uit het verleden.
De conclusie wordt duidelijk. Goffe Jensma heeft zich niet in de zaak verdiept en uit de losse pols een artikel geschreven, waarin hij geen afstand kan doen van zijn eigen subjectieve oordeel. Ik heb al eens eerder geconstateerd dat Goffe Jensma een wetenschapper is die ‘de methode van de leunstoel’ hanteert. Hij checkt de feiten niet en waait met alle Friese winden mee. Hij geeft zelfs zijn wetenschappelijk fiat aan een Friese Canon, waar hij om principiële redenen grote bedenkingen tegen heeft. De schoorsteen moet kennelijk roken ook voor een professor. Hij wordt door Omrop Fryslân gevraagd om deel te nemen aan een live debat over de onverdraagzaamheid van Friezen bij het gebruik van de Friese taal, omdat hij zich kritisch over deze materie heeft uitgelaten. Vervolgens gaat hij in dat debat frontaal tegen mij tekeer, omdat ik mij als niet-Fries kritisch over deze materie uitlaat. Kortom, Goffe Jensma zit tot zijn oren verstrikt in het Friestalige systeem, dat heel zijn denken bepaalt en hem als objectief wetenschapper diskwalificeert. Zijn artikel in Ensafh is een treffend bewijs daarvan. Onder het mom van onbevangenheid, wordt wel degelijk partij gekozen.
Blijft de vraag: waar gaat het hier eigenlijk over? Is dat allemaal zo belangrijk?. Abe de Vries heeft een scheve schaats gereden, dat is wel duidelijk, en zoiets moet kennelijk door een Friese professor op subtiele wijze gemaskeerd worden. Dat schiet niet echt op zo. Waarom niet gewoon de zaken bij de naam noemen en vervolgens overgaan tot de orde van de dag. Abe de Vries lijkt zich sinds deze ruzie volledig uit het openbare leven in Friesland te hebben teruggetrokken. Dat vind ik jammer. Hij was – en is – een gevreesd polemist, die zich over allerlei literaire, culturele en maatschappelijke zaken in het publieke domein heeft uitgelaten en met wie ik graag in het strijdperk treed. De discussie moet voortgaan en er moet gepraat blijven worden, ook al ben je het niet met elkaar eens. Om een voorbeeld te noemen. Van de week werd ik gebeld door Gerrit Breteler. Hij had mijn Reve-lezing bij Tresoar bijgewoond en wilde mij graag eens spreken. Dat hebben we vervolgens gedaan bij hem thuis in Nes. Dat gesprek heeft veel verduidelijkt en heel wat kou uit de lucht genomen. Zo’n gebaar van Gerrit Breteler kan ik zeer waarderen, vooral omdat je het zo weinig meemaakt in Friesland. Wat Goffe Jensma doet is ouwe koeien uit de sloot halen en daar zit niemand op te wachten.