Rome en de condooms

De penetrante benadrukking van het verbod op anticonceptie was geëscaleerd door de oorlogen van 1870-’71 en 1914-’18. En tot op heden krijgen 
fictieve kinderen meer bescherming tegen anticonceptie dan de bestaande, half- 
volwassen kinderen tegen de hel en de dood van het slagveld, volgens de 
ondraaglijke kerkelijke dwaalleer dat de eigenlijke misdrijven van de mensheid 
zich voltrekken in de echtelijke slaapkamer, en niet op het slagveld en bij het 
massagraf. In de katholieke moraaltheologie heeft men veel gesproken over 
gerechtvaardigde oorlogen, maar nog nooit over gerechtvaardigde anticonceptie. Daar zit een zekere logica en consequentie in, want niet in de laatste plaats 
voor die slagvelden denkt men de conceptie te moeten garanderen. Anticonceptie is niet in de laatste plaats ongerechtvaardigd, omdat hierdoor gerechtvaar
digde oorlogen bemoeilijkt worden, aangezien zwakkere jaargangen een mili
taire handicap zijn. Men kan ook zeggen: de strijd tegen anticonceptie en de 
bewapening staan met elkaar in verband. Oorlogvoering is niet verenigbaar 
met anticonceptie, en anticonceptie niet met oorlogvoering. De mens valt weg 
als wapen wanneer hij niet geconcipieerd wordt. De bewapening moet dus 
reeds naar de slaapkamer worden verplaatst. Voorkomen van conceptie is een 
zijdige ontwapening. Het is dan ook geen toeval dat de afwijzing van anticon
ceptie in deze eeuw van bewapening en wereldoorlogen een luidkeels hoogte- 
punt bereikt.

Deze woorden schreef de theologe Uta Ranke-Heineman in haar boek Eunuchen voor het hemelrijk, De rooms-katholieke kerk en seksualiteit (1988). Ik las het boek in het begin van de jaren negentig. Ik verbaasde me destijds over de eeuwenlange fixaties die de katholieke kerk heeft gehad op seksualiteit en alles wat daarmee samenhangt. De geschiedenis van de seksuele moraal in het katholicisme is geen verhaal waar je vrolijk van wordt. Het is een verhaal dat ingaat tegen het leven zelf, tegen de vrouw en tegen de seksualiteit. Deze problematiek is met de recente uitspraken van paus Benedictus XVI over de schadelijkheid van condoomgebruik voor de bestrijding van Aids weer eens actueel geworden.  De Nederlandse minister Koenders heeft de Paus tot de orde geroepen. Nederland waarschuwt Rome voor de laatste maal. Bij Pauw en Witteman werd keer op keer gesproken over ‘die rare man in een witte jurk’. Als het katholicisme bij weldenkende mensen nog enig krediet had, dan is dat in de afgelopen week definitief de grond in geboord. Deze Paus is een grootmeester in het verspelen van begrip en sympathie.

Toch verbaas ik me er telkens weer over hoe dit allemaal zo kan gebeuren. We hebben hier niet te maken met een domme man, maar met een briljant theoloog die in zijn vakgebied al decennia lang bekend staat als een groot geleerde. Als geen ander kent  hij de feiten en de traditie. Hij is aanwezig geweest bij het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), waar openlijk de problematiek van katholieke seksuele moraal aan de orde is gekomen. Kardinaal Joseph Ratzinger (zoals hij ooit heette) was destijds al conservatief, maar nog niet behept met de fundamentalistische opvattingen die hij nu als Paus uitdraagt. In het eerste deel van zijn autobiografie citeert Hans Küng een uitspraak van zijn vriend Joseph Ratzinger die hij deed in 1968, vlak voor het verschijnen van de encycliek Humanae Vitae, waarin het officiële standpunt van Rome voorgoed werd vastgelegd, door een onfeilbaar besluit van de Paus.

Het grote twistpunt in die tijd was de vraag welke ruimte er bestond voor het eigen geweten van echtelieden, als het gaat om het gebruik van voorbehoedmiddelen. Die vraag was in het in 1962 acuut geworden, toen de anticonceptiepil op de markt kwam. In 1968 zei Ratzinger het volgende: ‘‘Boven de paus als uitdrukking van bindende eis van kerkelijke autoriteit staat nog het eigen geweten waaraan eerst moet worden gehoorzaamd, zonodig ook tegen de eis van de kerkelijke autoriteit.’ Die positie in het debat heeft Ratzinger in de loop van de tijd verlaten. Hij is gestaag naar rechts opgeschoven, niet in de laatste plaats door zijn traumatische ervaringen die hij tijdens de studentenrevolte in 1968 heeft meegemaakt op de universiteit van Tübingen, waar hij door zijn collega Hans Küng was binnengehaald. De wegen van de twee vrienden gingen uiteen. Ratzinger werd uiteindelijk paus. Küng ontwikkelde zich tot de grootste criticaster van Rome binnen de katholieke kerk.

De problematiek van de katholiek seksuele moraal is altijd verweven geweest met onzuivere motieven. Uta Ranke-Heineman wees op de relatie met de oorlogen in de late negentiende eeuw. Katholiek kanonnenvlees was hoog nodig. Daarna zou het  malthusianisme een bedreiging gaan vormen voor het demografisch overwicht van de katholieken. Die omstandigheden waren mede bepalend voor het officiële standpunt van het Vaticaan. De echtelijke geslachtsdaad stond primair in dienst van voortplanting. De vereniging in liefde was daaraan ondergeschikt. Dat was ook wat Paus Pius XI had vastgelegd in zijn encycliek Casti connubii in 1930. In 1951 werd dit standpunt door zijn opvolger Paus Pius XII nog eens herbevestigd in zijn beroemde Toespraak tot de Vroedvrouwen . Hij benadrukte toen opnieuw de fundamentele wet van de echtelijke daad: ‘onzedelijk is elke ingreep door de echtgenoten bij het stellen van de huwelijksdaad of bij de ontwikkeling van de natuurlijke gevolgen daarvan, die er toe strekt deze van haar onafscheidelijke kracht te beroven en het ontstaan van een nieuw leven te beletten. Geen enkele ‘indicatie’ of noodzaak kan een uiteraard onzedelijke handeling veranderen in een zedelijke of geoorloofde daad.’ De discussie destijds ging vooral over de periodieke onthouding, die door de Paus in principe niet werd afgewezen als het maar niet structureel werd toegepast.

Begin jaren zestig kwam de discussie in de katholieke kerk in een stroomversnelling door een samenloop van omstandigheden. Naast de al eerder genoemde uitvinding van de anticonceptiepil was er sprake van een snelle maatschappelijke verandering in hoog geïndustrialiseerde landen zoals Nederland. De moraal veranderde en de mondigheid werd groter. Bovendien ging ook in Rome zelf een andere wind waaien. Even leek alles mogelijk. Tot 1968 werd er Nederland serieus rekening gehouden met een ander standpunt in Rome ten aanzien van de voorbehoedsmiddelen. Op het Tweede Vaticaans Concilie werd de besluitvorming in deze zaak in wezen vooruit geschoven. Dat kwam primair door een schandelijke manipulatie van Paus en Curie. Tweederde van de aanwezige bisschoppen waren eind 1965 voor eigen verantwoordelijkheid en gewetensvrijheid van de echtelieden. Artikel 50 van de betreffende Concilie-besluiten wijst daar ook op: ‘Het oordeel moeten de echtelieden in laatste instantie zelf vellen’, zo werd er letterlijk vastgelegd. Maar er werd een ander artikel aan toegevoegd, waarin werd aangedrongen op de oprechte beoefening van de deugd tot echtelijke kuisheid.

Een aparte commissie van theologen zou de zaak nog nader bestuderen. Het advies van deze Vaticaanse commissie, waarin geen theologen van buiten zaten, leidde uiteindelijk tot het persoonlijke ingrijpen van Paulus VI in Humanae Vitae. Hans Küng noemt de gang van zaken in de nadagen van het Concilie in november 1965 ‘een van de bedenkelijkste compromissen tussen Concilie en Curie in de geschiedenis van Vaticanum II.’ Besluiten die met tweederde meerderheid waren aangenomen werden op instigatie van de Curie teruggedraaid of van zoveel amendementen voorzien dat ze krachteloos werden. Het is een zwarte bladzijde uit de recente geschiedenis van de katholieke kerk die grote gevolgen heeft tot op de dag van vandaag. Ik heb al eerder over deze zaak geschreven en kreeg daarop ondermeer een felle reactie van een zekere M. Tenhumberg. Op  6 januari j.l. schreef hij het volgende:

‘Achterhaald is het, om de authentieke boodschap van bijv. Humanae vitae (één van de weinig leerstellingen die in lijn met de voor-Conciliaire leer bleven) als ‘fascistoïde’ neer te zetten. De door mij gewaardeerde pater professor Sebastiaan Tromp SJ, werd elders op deze site ook al beticht van ‘ingrijpen’ en bijna ‘machtsmisbruik’. Een kritiek stemgeluid is goed, zolang het geloof gedeeld wordt. Bij Hans Küng is dat niet meer het geval: deze man is niet meer rooms-katholiek, en niet eens meer Ariaan. Hij zou eens bij dr. A. Terruwe in de leer moeten gaan, want Hans Küng was als seminarist angstvallig (gelijk Luther) en biechtte soms wel elke dag tweemaal. De verzetscompulsiviteit die uit dit gedrag voortvloeide, kan nooit de waarheid of zeer waardevol zijn voor de katholieke waarheidsdefinitie, die niet in subjectivisme zwelgt, maar in verheven objectief ‘fascistoïde’ aanspraken op de Reëel Existerende Waarheid – ook blijft deze waarheid voor ons onvatbaar in vele opzichten.’

Dit is fundamentalisme van de meest kwalijke soort. Ik kan het net anders zien.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)