Een nieuwe wind in Friesland
Jannewietske had de broodjes vergeten, dus moesten we eerst nog even wachten, maar daarna ging het Statenjacht van wal vanaf de sluizen van Terherne. Al na tien minuten werd een fles witte wijn opengetrokken. Daar had ik geen bezwaar tegen. Op een boot krijg ik al gauw last van claustrofobische gevoelens, dus enige alcoholische verdoving kwam mij niet ongelegen. Zo was het ijs al meteen gebroken voorzover het er ooit was geweest. Eerder wyn, niet wijn, maar wind dus. Een stevige bries trok het schip af en toe behoorlijk scheef, maar de schipper had het roer stevig in één hand met de andere in de broekzak. Prachtige wolkenluchten en schitterend licht dat zich al dansend weerkaatste in het water stemden mij haast melancholiek. Het was bijna te mooi om waar te zijn, een verkadeplaatje van het weidse Friese land. Varen in een schilderij van Benner.
Landschap, dat was dan ook een van de eerste thema’s van het gesprek. Pieter Verhoeff probeerde al fotograferend de moderne boten uit zijn zoeker te verwijderen. Dat is nu precies het probleem, zei iemand. Wij willen Friesland mooi houden, te mooi misschien. Ik raakte in gesprek mat Nynke Rixt Jukkema, een van de meest getalenteerde jonge architecten van Friesland. Zij noemt zichzelf een modern regionalist, niet alleen maar behouden om te behouden, maar zoeken naar nieuwe vormen en structuren die passen bij het karakteristieke Friese landschap. Een nieuw plan voor de Afsluitdijk, zonder megalomane ingrepen. Niet de visie van Rem Koolhaas dus, die de tomeloos groeiende stedelijke weefsels neemt zoals ze zijn. ‘In een stedelijke context zou zij niet uit de voeten kunnen’, liet Nynke weten, ‘maar in Friesland wel, al gebeurt hier heel weinig voor jong talent. Geen prijsvragen, weinig debat, veel ambtelijk gereguleer en weinig moed ook om iets spannends uit te proberen.’
Ze wil haar nieuwe bureau ‘BEPPE’ noemen als reactie op het ‘OMA’ van Koolhaas. Als dat maar goed komt, dacht ik nog even. Wat zou het spannend zijn om juist Rem Koolhaas eens een toekomstvisie voor Friesland te laten ontwerpen. Dan moet Anita Andriessen wel even opgesloten worden met een prop papier in haar mond. Alles kan anders als je de verbeelding maar de ruimte durft te geven. Telkens weer viel het woord Friesland. Niet dat er alleen maar sprake was van ‘Friese kunst en cultuur’. Ook Jannewietske neemt dat woord niet in de mond. Ze spreekt over cultuur in Friesland en wil zich breed oriënteren. Van buitenaf naar binnen werken, juist in deze eerste fase. Zo komen er meer vaartochten met mensen uit de economische wereld en vanuit het terrein van de nieuwe media.
Maar dat Friese, wat moet je ermee? Pieter Verhoeff vertelde over het nieuwe project waar hij aan werkt, een film over de opera Carmen. Het verhaal speelt zich echter niet af in de sigarenfabriek van Sevilla maar op de visafslag in Harlingen. De toreador uit de arena is een kaatser van it Sjukelân. De bandieten zijn drugssmokkelaars op de Waddenzee. De wereld van Carmen verplaast naar het hedendaagse Friesland. Een prachtig idee, maar is dat wel zo? Is het niet de zoveelste voorgeprogrammeerde emotie verpakt in een succesformule. Eerst kregen we de eerste Friese film. Daarna de eerste Friese operette, de eerste Friese opera, het eerste Friese voetbaltheaterspektakel, de eerste Friese soap. De grote wereld moet telkens weer in Friesland worden nagebouwd als een een krampachtig bewijs dat alles ook te vinden is in ‘it bêste lân fan ierde’. Daarna werden alle meesterwerken van de wereld naar een Friese situatie vertaald. Pyr Gynt in de duinen van Terschelling, Orfeo op het water van de Brekken, Carmen op het Sjukelân…
Wat is je innerlijke noodzaak eigenlijk om dit te doen, vroeg ik. Kunst moet toch iets meer te zeggen hebben dan een creatieve vertaalslag naar de Friese situatie. Wat wil de overheid eigenlijk met kunst en cultuur? De idealen van volksverheffing en de kunstspreiding zijn nu redelijk gerealiseerd. Vernieuwing is een versleten woord geworden. Terug naar het authentieke. Je inspiratie putten uit je eigen identiteit. Ontroerd raken door de schoonheid van het Friese landschap en de Friese taal. Door de emoties uit je jeugd. Het lijkt of iedereen daar tegenwoordig mee bezig is. Niet alleen in Friesland. ‘Back to the roots’ lijkt het adagium van de nieuwe vernieuwing in het oude vertrouwde, maar is dat niet opnieuw de waan van de dag die ons parten speelt?
Hetzelfde geldt voor de nieuwe verbintenissen die er momenteel worden gelegd tussen kunst en economie. Kunst en cultuur lijken in toenemende onderdeel te worden van de creatieve industrie of vanuit die optiek te worden benaderd. Een goed kunstklimaat bevordert de economie, daar kun je niet om heen. Maar wat betekent dat voor het kunstbeleid. Moet de autonome kunst op de helling? Moet je alleen (jong) toptalent gaan subsidiëren en de brede productie van minder getalenteerde links laten liggen. Hoe belangrijk is de amateurkunst in Friesland? Een heilige koe voor het CDA, dat is wel duidelijk, maar is dat ook zo vanuit een linkse en liberale optiek? Wordt dat die overmatige aandacht voor amateurkunst op den duur niet een blok aan het been, dat experiment en vernieuwing steeds meer in de weg staat. Is het niet zaak heldere keuzes te maken en niet voortdurend te blijven schipperen en iedereen te vriend te houden?
Anderzijds kun je niet voortdurend nieuwe festivals en megaprojecten blijven stimuleren. Er is sprake van een festivalinflatie in onze dolgedraaide beleveniseconomie. Een goed vestigingsklimaat voor creatief talent zou voorop moeten staan. Een regionale biotoop voor talent. Een nieuwe Friese context op het snijvlak van stad en plattelend, van traditie en snelle verandering. Ik heb gewezen op de nieuwe ontwikkelingen die staan te gebeuren op het terrein van de gevangenis in Leeuwarden. Daar kan een enorme impuls van uitgaan als hier – met de gedachten van Richard Florida in het achterhoofd – een nieuw soort Westergasfabriek ontstaat, een broedplaats van creatieve talenten, multimediabedrijfjes, game-industrie, e-culture, vormgevers, kunstenaars, popmusici, nieuwe ontmoetingsplaatsen en podia voor experiment.
Die ontwikkeling kan wel eens belangrijker worden dan dat megalomane mausoleum van glas en beton dat op het Zaailand gaat verrijzen. Het zou goed zijn als Provincie en de gemeente Leeuwarden elkaar nu eindelijk eens weten te vinden. Bertus Mulder ging achterover leunen, toen Arno Brok met het initiatief kwam van een CBK (Centrum voor Beeldende Kunst in de Infirmerie). Dat mag nu niet nog eens gebeuren. Er kan nu en prachtig podiumkomen voor creativiteit en experiment.
Maar Jannewietske lijkt niet een bestuurder te zijn die gauw achterover leunt. Ze is heel open en bovendien zeer ambitieus. Samen met Yvonne Bleize zou Jannewietske nu werkelijk iets van de grond kunnen krijgen en ze heeft er ‘sin an.’ Er waait een nieuwe wind en niet alleen op het Sneker meer, dat werd gisteren wel duidelijk.‘Ik blijf in Friesland,’ liet ze me nog weten. ‘De landelijke politiek trekt mij niet. Friesland heeft mijn schaal en er ie hier nog zoveel te doen. Als ik hier ooit nog eens weg ga, dan eerder voor de politiek van Europa, dan die van Nederland.’
Toen de avond ging vallen zaten we aan wal aan de barbecue. De vonken spatten er soms van af in de discussie aan tafel. Pieter Stellingwerf en Sytse Pruiksma deden van zich spreken en niet te vergeten: Thom Mercuur. Ik zat naast hem en zo raakten we aan de praat over Boele Bregman, over Willem van Althuis, over Louis le Roy, over zijn nieuwe tentoonstelling ‘Raveel in Friesland’, maar vooral de kunst in deze wonderlijke regio in een uithoek van Europa die in zijn optiek zo vaak een land van eenlingen is geweest. Thom houdt van kunst, dat is wel duidelijk. Hij liet ons weten dat hij ooit in Sint Petersburg gehuild had voor en schilderij van Rembrandt. Dat schoot bij mij weer in het verkeerde keelgat, maar we hebben het uitgepraat. Met alle respect, dat was de teneur ook van deze dag. ‘Fryslân boppe! (fansels)’, heb ik na afloop in het gastenboek geschreven. Het was een geslaagde dag met dank aan Jannewietske die dit allemaal had bedacht.