Liemburg en Leeuwarden

Tussen Leeuwarden en de provincie Fryslân heeft het nooit geboterd. Het provinciaal bestuur en het gemeentebestuur van Leeuwarden hebben in de afgelopen decennia dan ook heel wat keren stevig met elkaar in de clinch gelegen. Het probleem is niet alleen dat de Provincie zich hiërarchisch boven Leeuwarden ziet staan, terwijl de twee elkaar deels in geografisch opzicht opverlappen dus ook in alle opzichten op elkaar aangewezen zijn. De kern van het probleem zit in de Friese taal en cultuur, en met name de taal. Leeuwarders spreken geen Fries maar Luwarders en Nederlands. Bovendien wordt de stad bevolkt door allochtone ambtenaren en hoogopgeleiden in de dienstensector en het onderwijs die doorgaans niets op hebben met de Friese taal en cultuur. Vooral dat laatste vormt een bedreiging voor de Friezen. Het is de vaak onuitgesproken drijfveer van heel wat slepende bestuurlijke conflicten. Die conflicten uiten zich vooral in tijden van gemeentelijke herindeling, waar we nu weer midden in zitten, maar ze zijn er in feite altijd geweest.

Een van de meest roemrijke episoden van deze tweestrijd waren de jaren dat Johanneke Liemburg gedeputeerde was van cultuur (1987-1994). Meteen na haar aantreden lanceerde Liemburg het plan voor een nieuw museum voor moderne kunst in de notitie ‘Skets foar in nij museumbelied.’ Dat plan maakte heel wat discussen los want het museum moest in Leeuwarden komen te staan. De gemeente Leeuwarden moest dan ook meebetalen. Vijf ton zo had Liemburg berekend. De gemeente liet al snel weten niet meer dan 50.000 gulden over te hebben voor dit luchtkasteel van Liemburg. De timing van haar plan was vanuit de gemeentelijke optiek ook allerminst gelukkig. Leeuwarden had in die tijd een groot probleem met het Princessehof dat zijn status als rijksmuseum dreigde te verliezen. Een plan voor een nieuw museum in de stad deed in Den Haag bij heel wat mensen de wenkbrauwen fronsen. Daarnaast had Leeuwarden in die tijd te kanpen met tekorten en moest zwaar bezuinigen. Bovendein wilde men prioriteit geven aan de nieuwbouw van De Harmonie die destijds in bouwvallige staat verkeerde.

Kortom, het museumplan van Liemburg zou alleen kunnen slagen als ze op uiterst diplomatieke wijze alle neuzen in dezelfde richting zou weten te krijgen. Om te beginnen de neus van de cultuurwethouder van Leeuwarden, Dolph Kessler, nota bene een partijgenoot. Kat in ’t bakkie, zou je denken. Mooi niet dus. Op vrijdagavond 18 september 1987 organiseerde de stichting De Galerie een debat ober de museumkwestie in de Waalse kerk in Leeuwarden. Die avond staat me nog haarscherp voor de geest. Michaël Zeeman leidde de discussie. Niet alleen Frou Liemburg en Dolph Kessler waren present, maar ook Cees Boschma, directeur van het Fries Museum en Alexander van Grevenstein, de directeur van het Bonefantenmuseum in Maastricht, waar ook nieuwbouwplannen bestonden. Ook Pieter de Vries, die de avond had georganiseerd, voerde het woord. Het debat tussen Liemburg en Kessler liep volledig uit de hand. In plaats van diplomatiek te opereren begon Liemburg Kessler te beschuldigen en zelfs openlijk te schofferen. “Het is een schandaal dat er nooit iets in Leeuwarden gebeurt’ riep ze. Die woorden stonden de volgende dag ook met koeienletters in de krant. Een politieke blunder van de bovenste plank, maar wel kenmerkend voor een brokkenpiloot.

Het nieuwe museum is er toen dan ook niet gekomen. Een uitbreiding van het Fries Museum was alles wat er uit voort kwam. En de moderne kunst, waar alles om te doen was geweest, werd door Rik Vos, de nieuwe directeur van het Fries Museum, vakkundig aan de klant geschoven. Deze clash tussen de stad en de provincie had weer eens niets opgeleverd. Van de week las ik een artikel van J.P. Wiersma uit 1945. Met een verbluffende onbevangenheid schetst hij daarin het grote probleem dat in Friesland bestaat door de tegenstelling tussen de hoofdstad en de provincie. ‘De Friese medaille heeft ook een keerzijde’, schreef Wiersma. ‘In de grote Friese steden, met name in de hoofdstad, is aanwezig een niet-Fries bevolkingselement, waarin de klasse van hogere ambtenaren domineert, welk element zich gedraagt als de exponent van Algemeen Bschaafd in dit boerenland, de Friese taal niet machtig is en haar niet aanleert, culturele waarden en de levenstijl van de plattelandsgemeenschap onderschat en in zijn opvattingen en leefgewoonten de stedelijke cultuur van het westen representeert.’ Wiersma concludeerde dat dit gegeven ‘een eigenaardige gespletenheid’ teweegbrengt en bovendien ‘krachten die in het volksleven ontwrichtende werkingen en hybridische vormgevingen voortbrengen’.

Ik denk dat deze laatste conclusie wat overdreven is. Je kunt hooguit beweren dat de breuk tussen stad en platteland in Fryslân wellicht gespleten en hybride karakters voortbrengt zoals bijvoorbeeld dat van Frou Liemburg. Overigens was J.P. Wiersma niet de eerste de beste. In 1966 verscheen van zijn hand een prachtig boek over Pier Pander. Ik heb het van de week gelezen en naar mijn smaak is het een veel grondiger studie dan de zojuist verschenen monografie van Marcel Broersma, die ik ook wat betreft zijn inhoudelijke analyse veel oppervlakkiger vind. Maar dit terzijde. J.P. Wiersma, zo hoorde ik laatst uit betrouwbare bron, is er de oorzaak geweest dat we nog altijd zitten opgescheept met een foeilelijk beeld van Troelstra op het Oldehoofsterkerkhof. De opdracht moest en zou op zijn advies, dat onderschreven werd door Moeke Faber, naar de toen hoogbejaarde Hildo Krop gaan, die een dergelijke opdracht in feite niet meer aan kon.

Wat dat betreft gaat alles altijd fout op deze plek. De Oldehove is hier niet voor niets scheef gezakt. Het is de meest traumatische plek van Fryslân. De onbenullige ‘grafstenen uit China met plaatjes uit de stadshistorie’, die daar nu – bij wijze van ‘kunsttoepassing’ – zijn aangebracht, hebben maar liefst 500.000 Euro gekost. Euro, niet eens guldens! Daar had Leeuwarden 20 jaar geleden twee musea voor kunnen hebben. Die grafstenen zijn niet eens door een kunstenaar bedacht, maar door een architectenbureautje. Het prachtige ontwerp, dat topkunstenaar Hans van Houwelingen voor deze plak had ingediend, werd afgekeurd door een adhoc-commissie, waar nota bene niemand inzat met ook maar enig benul van beeldende kunst. Zoiets noem ik nou een grof schandaal. Ben ik het toch nog eens eens met Frou Liemburg. Leeuwarden? Het wordt nooit wat.

Voor een ‘live-blik’ op de meest treurige plek van Fryslan, zei de webcam van Tresoar.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)