Twee mannen uit de omgeving kijken naar een schildering in de grot van Lascaux. Het is september 1946. De oorlog is net een jaar voorbij. Een team van fotografen van het Amerikaanse blad Life is naar het gehucht in de Dordogna afgereisd. Onlangs kwam een reeks unieke, niet eerder gepubliceerde foto’s van deze bijzondere reportage boven water. Destijds bracht die fotoreportage de doorbraak teweeg van ‘het fenomeen Lascaux’. Enkele weken later was de naam van dit plaatsje wereldberoemd. Wonderlijk, want de grot was al zes jaar eerder ontdekt. Twee jonge mannen uit de omgeving waren tijdens een wandeling hun hond, die opeens onder de grond verdween, achterna gekropen. Het is niet duidelijk of dat de twee mannen op bovenstaande foto zijn. Hoe dan ook, eenmaal afgedaald in de grot vielen zij van de ene verbazing in de andere. Hun bijzondere ontdekking kreeg maar weinig aandacht door het rumoer van de oorlog. Na de bevrijding veranderde dat snel.
Op 12 september j.l. was het precies 70 jaar geleden dat de grot werd ontdekt. In Frankrijk is dat gebeuren niet onopgemerkt gebleven. President Sarkozy bracht samen met zijn vrouw Carla Bruni een bezoek aan de grot. Tot ongenoegen overigens van veel Fransen, want niemand mag hier naar binnen. Waarom de president dan wel, om over dat rare mens dat liedjes zingt maar te zwijgen. In 1963 had men de poort, die toegang biedt tot de grot, voorgoed op slot gedaan, omdat de schilderingen steeds meer werden aangetast door kwalijke schimmels en bacteriën. Later werd nog in de directe omgeving een replica van de grot gebouwd, maar dat is natuurlijk nep. De echte grot van Lascaux krijgt niemand meer te zien, behalve een enkele wetenschapper die er voor onderzoek moet zijn.
We schrijven 20 juli 1962, als de kleine Fiat 600D van mijn vader de steile helling beklimt op weg naar de grot van Lascaux. Het hellingspercentage was 12 procent en de motor raakte zowat oververhit, maar we hebben het gehaald. Zo behoorden mijn ouders en ik tot de laatste reguliere bezoekers die de grot in werkelijkheid hebben gezien. Ik ben daar nog altijd een beetje trots op. Een paar maanden later schreef ik er een opstel over op school, waarmee ik een hoog cijfer behaalde. Lascaux heeft sindsdien een bijzondere betekenis voor me. Deze ‘Sixtijnse kapel van de prehistorische kunst’ is voor mij zoiets als een geboorteplaats. Hier is niet alleen de kunst geboren, maar ook mijn belangstelling ervoor.
Later las ik wat er zoal over Lascaux is gedacht en geschreven. Veel van die theorieën raken kant nog wal. De filosoof Georges Bataille bijvoorbeeld zag hier een alternatief scheppingsverhaal verbeeld. Lascaux zou ons de erfzonde van de mens laten zien, maar heel anders dan in het Bijbelse boek Genesis. Dit scheppingsverhaal van de prehistorische mens zou gaan over de oerdrang van de eerste mens om het taboe van de dood te doorbreken, een drang die zich uit in het doden van een dier. Doden en gedood worden, dat laten deze schilderingen zien. Dit is het heilige domein voorbij de transgressie, de religieuze extase van het sterven. Dood en erotiek zouden elkaar voor het eerst in deze schilderingen gevonden hebben. In deze grot werd de kunst geboren. Bataille schreef er een boek over: La Peinture préhistorique. Lascaux ou la naissance de l’art (1955). Zes jaar later – in Les Larmes d’Éros (1961) kwam hij er nog eens op terug en verwoordde het als volgt:
“Toch wanhopen wij nu bij het zien van die duistere voorstelling die ons door de wanden van de grot wordt voorgehouden: een man met een vogelkop en een duidelijke erectie, die neergeveld ter aarde ligt. De man ligt languit voor een gewonde bizon. Deze gaat sterven, maar met zijn blik op de man gericht, verliest hij, afschuwelijk om te zien, zijn ingewanden. Een geheimzinnig, vreemd karakter isoleert deze pathetische scène, die met niets anders uit die tijd kan vergeleken worden. Onder de neergevallen man maakt een aan het uiteinde van een stok getekende vogel onze verwarring compleet.”
Lascaux heeft niet alleen de fantasie van menig paleontoloog, kunsthistoricus en filosoof op hol doen slaan, maar ook theorieën als kaartenhuizen in elkaar doen storten. Wilhelm Worringer bijvoorbeeld, de theoreticus van het expressionisme, had in zijn beroemde boek Abstraktion und Einfühlung – in het Nederlands vertaald als Esthetica en kunst – al in 1907 beweerd, dat in de vroegste ontwikkeling van de kunst de abstractie aan de figuratie vooraf gaat. Kunst zou voortkomen uit een oerdrift, een instinct dat de moderne mens met zijn primitieve voorouders gemeen heeft. Deze oerdrift tot het scheppen van kunst heeft volgens Worringer niets te maken met een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid Een basale angst is de oerervaring van de eerste mens. Uit die primitieve angst komt een drang naar abstractie voort. Abstractie is dus in wezen een bezwering van angst. Abstractie is primair het stilzetten en tot rust brengen aan werkelijkheid. In die zin is de drang naar abstractie het eerste begin van kunst en niet het getrouw weergeven van de werkelijkheid.
Een lineaire ontwikkeling naar een steeds grotere gelijkenis met de natuur was volgens Worringer dan ook niet het leidend beginsel in de geschiedenis van de kunst. Nabootsen staat los van esthetica. Mimesis heeft niets met kunst van doen. Het getrouw weergeven van de werkelijkheid ontstaat pas, als het vitale oerinstinct naar abstractie is ingedommeld. Naturalisme is dus in feite een symptoom van verval. Het duidt op het verlies van een primair gevoel voor de natuur, de werkelijkheid op zichzelf. Het primitieve gevoel voor het Ding an sich zou volgens Worringer bij de moderne mens opnieuw zijn ontwaakt uit een soort oerangst voor het bestaan, waaruit andermaal een drang naar abstractie ontstond. Dat primitieve mechanisme maakt de moderne herwaardering van primitieve kunst opeens heel begrijpelijk. De geschiedenis van de kunst wordt door deze theorie op zijn kop gezet. Moderne kunst is in wezen een terugkeer naar het eerste begin.
Dat is een mooie theorie, maar hij klopt niet. De ontdekking van Lascaux bracht aan het licht, dat de eerste kunstuitingen van de mens helemaal geen drang naar abstractie vertonen, maar juist een opmerkelijk naturalisme. De bizons op de wanden van de grot in Lascaux zijn zeer natuurgetrouw geschilderd. Ze getuigen eerder van artistiek raffinement dan van een primitieve of expressionistische drang naar abstractie. In zijn hernieuwde uitgave van Abstraction und Einfülung in 1959 moest Worringer zijn theorie dan ook behoorlijk nuanceren, zodanig zelfs dat zijn betoog ongeloofwaardig werd. De schilderingen van Lascaux zouden volgens hem achteraf bezien blijk geven van een ‘vroegrijp naturalisme’. Er zou een lange voorfase aan de ware primitieve kunst vooraf zijn gegaan. Wellicht was er zelfs sprake geweest van genetisch verschillende mensensoorten met verschillende snelheden in hun ontwikkeling en in hun wijze van uitdrukken. Kortom, de theorie van Worringer werd door de ontdekking van Lascaux een gekunsteld verhaal, dat onmogelijk stand kon houden.
Maar hoe zit het dan werkelijk met die geboorte van de kunst? De ontdekking van Lascaux stelt ons wat dat betreft nog altijd voor een raadsel. Deze schilderingen werpen niet alleen de vraag op, hoe kunst ooit is ontstaan, maar ook wat kunst in oorsprong is geweest en misschien ook nog altijd is. ‘We hebben de kunst uitgevonden,’ zei Nietzsche, ‘om niet aan de waarheid te hoeven sterven’ Misschien laat Lascaux wel zien, dat die woorden inderdaad op waarheid berusten.