De smaerlappen (1963) van Anne Wadman is samen met Fabryk (1964) van Trinus Riemersna misschien wel de bekendste Friese roman van na de oorlog, in ieder geval de meest spraakmakende. Wadman zelf heeft dat nooit begrepen, zoals hij in een interview met Babs Gezelle Meerburg in 1983 meedeelde. Fabryk van Riemersma was volgens hem vernieuwender, maar ook zijn eigen roman Feestgongers uit 1968. Tijdens het schrijven van De smearlappen had hij ook niet het gevoel gehad met iets vernieuwends bezig te zijn. Hij zag zichzelf met deze roman ook niet de lijn doortrekken van Nederlandstalige auteurs als Blaman, Hermans en Reve. Ook Sartre en Camus hebben hem niet beïnvloed, zo liet hij destijds weten. Hij had ook niets van hen gelezen ook tijdens zijn studententijd niet. De colleges van Donkersloot hielden op bij Albert Verweij. Dat Wadman later La Putain Respectueuze (1946) van Sartre zelf in het Fries had vertaald, bleef hierbij onvermeld.
In dit interview laat Wadman ook indirect blijken, waarom hij in de jaren zestig als criticus zo’n moeite heeft gehad met het proza van Gerard Reve. In mijn log Wadman en Gerard Reve schreef ik dat Wadman problemen had met de authenticiteit van Reves literaire bekentenissen. Hij kon zich niet voorstellen dat Reve bij zijn homo-erotische fantasieën en herinneringen gedicteerd werd door zijn eigen bewustzijnsinhouden. In het interview in 1983 vraagt Babs Gezelle Meerburg aan Wadman wat hij eigenlijk bedoelde met dat begrip ‘bewustzijnsinhouden’ dat kennelijk vaker opdook in zijn kritieken. Het ging Wadman erom hoe je als auteur onder woorden brengt wat mensen denken. Dat intrapsychisch gebeuren uitte zich volgens hem doorgaans niet in afgeronde zinnen, maar in vage flarden, een soort mentale ‘pre-speech’.
Joyce loste dat als schrijver op door zijn beroemde stream of consciousness, wat ook Vestdijk heeft beïnvloed in zijn romans. Wadman wilde – in tegenstelling tot Vestdijk en Joyce – deze ‘bewustzijnsinhouden’ toch in afgeronde zinnen weergeven, maar dit bevredigde hem niet. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar dit probleem moet hem bij Reve hebben opgebroken, toen hij diens ellenlange zinnen onder ogen kreeg. Zo kon het ook weer niet. Dit was het andere uiterste en dus allesbehalve authentiek. Daarmee wordt mijn vermoeden bevestigd: Wadman werd als criticus gehinderd door zijn eigen roman-technische problematiek en daarom had hij grote moeite om het werk van Reve met een onbevangen blik te benaderen. Wonderlijk trouwens dat in dit uitgebreide interview het vernieuwende proza van Gerard Reve verder helemaal niet ter sprake komt, terwijl Wadman daar als criticus toch een uitgesproken mening over had. De blik is vooral naar binnen gericht, zoals dat ook nu nog gebruikelijk is bij de Friese literatuurhistorie. Het is een gesloten domein, waar de buitenwereld maar moeilijk in doordringt.
Ik ben zelf in het bezit van de tweede druk van De smearlappen, die in november 1963 van de pers kwam, uitgegeven door Utjowerij Laverman BV in Drachten, met de bekende cover van Meinte Walta. Niet dat dit zo bijzonder is, want ik kocht dit boekje laatst voor o.50 Eurocent bij de Estafette. Daar ligt zowat de hele naoorlogse Friese literatuur in de ramsj, dus ik begrijp niet waarom die boeken soms nog met veel subsidie van de Provincie opnieuw worden uitgegeven. Hoe dan ook, die vormgeving van Meinte Walta mag er nog altijd zijn. Al vind ik die van Fabryk nog mooier (let wel zonder auteursnaam, dat was heel gewaagd in die tijd). Twee jaar geleden ben ik tijdens de Open Atelierdagen nog eens in zijn atelier Sjoch aan de Westersingel in Leeuwarden op bezoek geweest. Het verwonderde me toen, hoeveel uniek materiaal van die man daar nog lag, ook reclame-ontwerpen uit de jaren vijftig. Het wordt hoog tijd, dat het Fries Museum eens wat aan het verzamelen van Friese grafische vormgeving gaat doen, maar dat is een ander verhaal.
Fabryk van Trinus Riemersma, ontwerp Meinte Walta
Het was me trouwens een mooi zootje daar in dat atelier van Meinte Walta. Ik kwam er ook wel eens, toen de goede man nog leefde, maar wij lagen mekaar niet zo. Hij vond mij een verwaande kwast die bovendien geen Fries sprak, en ik vond hem een ouwe zeur die altijd maar beweerde dat hij te weinig erkenning kreeg. ‘Erkenning, no‘.., ik hoor ik het hem nog zeggen. Jenstje Popma heeft ook zo’n zure periode gehad, maar die is later aardig bijgetrokken. In tegenstelling tot Chris Fokma, maar die zit inmiddels hoog en droog in Frankrijk, omdat hij meent dat hier in Friesland eerdaags de dijken doorbreken, zo heb ik me laten vertellen. Misschien heeft hij daar nog wel gelijk in ook. Nee, dan Jan Murk de Vries. Die is onlangs jaar negentig jaar geworden en is nog altijd even fleurig. Maar die werd ook katholiek. Dat is goed voor de bloeddruk, zei Gerard Reve. Mijn moeder zei het anders, maar het komt op hetzelfde neer: ‘Schep vreugde het leven, anders krijg je de mot in de maag.’
Maar terug naar De smearlappen. Van de week bezocht ik de kleine tentoonstelling die bij Tresoar is ingericht over Anne Wadman, naar aanleiding van het verschijnen van de dissertatie van Joke Corporaal Grimmig eerlijk, Anne Wadman en het probleem van de Friese literatuur. Daar zag ik ook de latere edities liggen van De smearlappen, onder meer de uitgave die in 1983 bij de Friese Pers Boekerij is verschenen, met omslag en illustraties van niemand minder dan Gerrit Breteler (!). Waarom, zo dacht ik, is er in Friesland geen uitgeverij te vinden die ‘De Friese klassieken’ opnieuw uitgeeft, maar dan in stripversie. Niet met van zulke oubollige tekeningen als die van Gerrit Breteler, maar echt goed getekend in de stijl van deze tijd. Er zijn in Friesland genoeg getalenteerde striptekenaars, neem alleen al die jonge honden van Mudhoen. Dat zou toch een mooie reeks kunnen vormen: ‘De Friese klassieken in strip’, net zoals De avonden van Gerard Reve. Het zou bovendien een mooie impuls kunnen betekenen voor de Friese literatuur, en zo een nieuw en jong publiek bereiken. Let wel, dit soort ideeën lever ik helemaal gratis en voor niks, noppes, nada. Ik vraag er niet eens subsidie voor.