Antifries avant a lettre

‘Een eerste aflevering van het “maandblad voor letteren” Antifries verscheen in juni. In zijn voorwoord komt redakteur P. Bergmans met als voornaamste kriterium: ”het gebruik 
van de Friese taal dient in geen enkel opzicht een reden van waardering te zijn. Taal is middel, geen doel in zich
zelf. Dat handhaving van normen zoals deze ten koste gaan 
van de gehele Friese cultuur, is hier alleen maar een logisch gevolg van.” Een beginselverklaring die, althans wat 
het eerste nummer betreft, in de lucht hangt. Evenals de 
naam Antifries. Want wat Bergmans doet is niet meer dan een 
zich afzetten tegen enkele lieden van de Leeuwarder Courant. 
En niet omdat zij in hun handhaving van normen blijk zouden 
hebben gegeven van te veel waardering voor Friesland of de 
Friese taal.‘

Aldus good old Remco Heite veertig jaar geleden in het tijdschrift Trotwaer. Het was najaar 1970 en Friesland was opgeschrikt door een eenmanstijdschrift. Dat is een literair fenomeen, dat in deze tijd van webloggende ‘Fryske skriuwers’ moeilijk is voor te stellen. Voordat het internet bestond, moest je als schrijver je toevlucht nemen tot de stencilmachine, als je je ei nergens anders meer kwijt kon. Anne Wadman had het in het begin van de jaren zestig gedaan met zijn De Teannewâdder, een eenmanstijdschrift waarvan hijzelf de redactie, druk, distributie en abonnementenadministratie voor zijn rekening nam. Dat laatste was niet zo veel werk, want er waren amper 50 abonnees. Tegenwoordig bereik je met een eigen weblog al gauw twintig keer zoveel lezers per dag, zonder al dat gedoe van stencilen en administreren. Tjitte Piebinga had eind jaren zestig ook een eigen eenmanstijdschrift Prym 19 geheten en rond 1970 kwamen er allerlei nieuwe Friese tijdschriftjes op de markt, zoals Sonde en Alternatyf.

Antifries was in meerdere opzichten een vreemde eend in de bijt. Het werd uitgegeven door P. (Piet) Bergmans, van wie verder weinig bekend is, behalve dan dat hij in Leeuwarden woonde aan de Oligalileën en bevriend was met een zekere Jan Eisinga, die ook wel eens een gedicht publiceerde in Antifries. Remco Heite wond zich er behoorlijk over op. Vier pagina’s trok hij er voor uit om Antifries tot de grond toe af te branden. Het is achteraf moeilijk voorstelbaar dat iemand met een gestencild blaadje zoveel irritatie teweeg kon brengen, want veel stelde het niet voor. De voorgeschiedenis was ook al niet wereldschokkend.  In november 1968 hadden er in de in de L.C. een 
drietal stukken van Anne Wadman gestaan over Hubert Lampo. Piet Bergmans was het met de strekking daarvan niet eens. Hij schreef uitvoerige kritiek en stuurde die als ingezonden brief in februari  
1969 – vier maanden later dus –  naar de krant onder de titel ‘De strijdmethode van een provinciaal’, waarbij hij Anne Wadman op een nogal onconventionele wijze verbaal te lijf ging.

De titel van Wadmans artikelenreeks ‘Uren met Hubert Lampo’ zou gestolen zijn van Du Perron (‘Uren met Dirk Coster’). Wadman zou zich bediend hebben van populaire bewoordingen en bovendien insinueren dat Lampo een bewonderaar van Hitler en de nazi’s zou zijn. Piet Bergmans nam geen blad voor de mond. Zo schreef hij onder meer: ‘Als je de nog bijeengehouden bovenbenen de geur van het nog geslotene reeds aankondigen, heeft verder lezen geen zin meer.’ Hij was kennelijk nogal gevoelig voor lichaamsgeuren. Want in een ander nummer van Antifries schreef hij over Trinus Riemersma het volgende: ‘Een ding blijft mij kwellen: de geur die de heer Riemersma tracht te voorkomen door sandalen te dragen, blijft die eveneens achterwege bij het schrijven in dit zomerse weer?’

Hoe dan ook, de LC  nam Piet Bergmans tegen zichzelf in bescher
ming door de kritiek op Wadman retour te sturen, met de kwalificatie ‘bombardement met paardevijgen’. Waarop Bergmans de tijd gekomen achtte om zijn eenmanstijdschrift Antifries in het 
leven te roepen, om zijn kritiek alsnog wereldkundig te maken. Maar niet alleen Wadman kreeg er van langs. De hele Leeuwarder Courant moest het ontgelden en met name ‘de ou
de heer N’ (Noordmans). Bergmans merkte over hem fijntjes het volgende op: ‘De oude heer N., wiens ‘geesteshouding evenveel met waarachtig pacifisme te ma
ken heeft als een roomsoes met een verzuurde condoominhoud.’  Maar ook de recensent Eduard Kools en medehoofdredacteur Laurens ten Cate kregen er geregeld van langs.  Mede om die reden groeide Antifries al gauw uit tot een Fries cultblad dat door menigeen met rode oortjes gelezen werd. Jammer alleen dat Bergmans’ beheersing van de Nederlandse taal – wellicht mede veroorzaakt door het Fries  – niet vlekkeloos was, zodat zijn periodiek evengoed Antinederlands had kunnen heten.

Maar ondanks zijn gebrekkige taalbeheersing was Piet Bergmans een groot bewonderaar van Ter Braak en Du Perron en iedereen die met terugwerkende kracht kritiek op een van beide idolen durfde te hebben werd vakkundig de mantel uitgeveegd. Zelfs Willem Frederik Hermans moest er aan geloven, want als polemist trok Bergmans ten strijde zonder enig aanzien des persoons.  Het is mij niet duidelijk geworden hoeveel nummers  er van Antifries er uiteindelijk verschenen zijn. Ook van Piet Bergmans is voor zover ik kan nagaan weinig meer vernomen. Misschien slijt hij zijn dagen tegenwoordig in een Fries bejaardentehuis en surft hij af en toe nog wat op internet. Wie weet duikt hij nog eens op uit de anonimiteit en reageert hij op dit log. Deze antifries avant la lettre, verdient waardering en respect. Zijn beginselverklaring is veertig jaar na dato nog even actueel: ‘Het gebruik 
van de Friese taal dient in geen enkel opzicht een reden van waardering te zijn. Taal is middel, geen doel in zich
zelf’ Dat handhaving van normen zoals deze ten koste gaan 
van de gehele Friese cultuur, is hier alleen maar een logisch gevolg van.’ Sa is it en net oars.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)