Blut und Boden en de Provinsje Fryslân

In vrijwel alle katholiek huisgezinnen stond tot ongeveer het midden van de jaren zestig een Heilig Hart beeld. Zo ook bij ons thuis. Het beeld stond op een sokkel aan de muur, vlak boven de telefoon, zodat Onze Lieve Heer je altijd indringend aankeek als aan het bellen was. Met bloedend hart nog wel. Na de dood van mijn vader ging het beeld van de muur. Later heb ik het nog een tijdje op mijn eigen kamer hebben staan, wit geschilderd en wel, tussen allerlei prullaria uit het Rijke Roomse Leven. De cultus van het Heilig Hart heeft de secularisatie  van de jaren zestig niet overleefd. Het einde van de verzuiling gaf ook de doodsteek aan het Heilig Hart. Soms denk ik nog wel eens met nostalgie terug aan dat warm kloppende hart. Mijn vader – die uit Friesland kwam –  placht me wel eens gekscherend te vragen: ‘Zie je dat hart dat klopt aan de muur?’ ‘Ja’, zei ik dan, ‘ik zie het hart dat klopt aan de muur.’ ‘Dat is geen hart,’ zei mijn vader. ‘Dat is een kloppend pombeblêd!’

De Roomse cultus van het Heilig Hart is al eeuwenoud. Hij gaat terug op een passage uit het Evangelie van Johannes, waar Christus aan het kruis door een lans in zijn zijde wordt doorboord. Zo deden die Romeinen dat, even kijken of hij wij goed dood was. Het Hart van Christus wordt gewoonlijk afgebeeld als een geopende borstkas met daarin een bloedrood hart met een vlam en soms zelfs met een doornenkroon er eromheen. In de loop van de negentiende eeuw veroverde de cultus van het Heilig Hart heel Europa als een volksdevotie die door de paus werd aangemoedigd. Het was een Romantisch offensief van het Roomse geloof tegen de tijdgeest van techniek en wetenschap. Christus’ Hart stond voor het gevoel en de bezieling die het geloof kan bieden, en die de wetenschap ontbeert. In de tijd van het Rijke Roomse Leven werd de cultus van het Heilig Hart een triomfantelijke banier van de zich emanciperende katholieken. Zo was het Heilig Hart diep verbonden met de verdediging van de Rooms-katholieke zuil. Zoals het pompeblêd als banier in de strijd van de zich emanciperende Friezen ook niet los kan worden gezien van de laatste zuil die in Nederland nog recht overeind staat: De Fryske mienskip.

Het ligt dan ook voor de hand, dat niet niet het kloppende Heilig Hart van Jezus Christus, maar een Kloppend Pompeblêd van de Fryske mienskip het pakkende logo is geworden van de propaganda-actie die de Provincie Fryslân heeft gestart om culturele hoofdstad van Europa te worden. Propaganda fide, zo noemden ze dat in Rome. Van de week kreeg ik per mail een bedankbriefje voor mijn bijdrage aan de publieke discussie die vorige week maandag plaatsvond in het Natuurmuseum in Leeuwarden. Ik had wel een flesje Beerenburg verwacht, maar op het Provinciehuis is het Bourgondische levensgevoel nu eenmaal ver te zoeken. ‘Afgelopen maandagavond,’ zo las ik. ‘hebben we met elkaar een mooie eerste verkenningsronde gehad. Veel dank voor uw bijdrage aan deze avond. Alle ideeën worden deze week verwerkt en zullen vanaf volgende week voor iedereen beschikbaar zijn. Ter inspiratie voor de verdere gedachtevorming, nodig ik u van harte uit via onderstaande link het startfilmpje van de avond nog eens rustig te bekijken.’

Dat heb inderdaad gedaan. En verdomd, ik had het kunnen weten. Het Fryske Pompeblêd klopt! Met hart en ziel! Mei inoar! Het is Blut und Boden als je goed kijkt: ‘In kloppend  hert, út klaai boetseard’, waarover Eppie Dam zo treffend dichtte. Of in de woorden van Abe de Vries, die ook in het Sketsboekje Mei inoar door de Provinsje wordt geciteerd: ‘O heit, dit is net wat wy seagen, net wat wy hearden, mar kin it wêze dat it is wat wy fielden.’ Het is dat ik al Rooms ben geweest, ander zou ik er Fries om worden.