Mijn alarmerende berichten over het beeldende kunst beleid van de Provincie, zoals dat in de komende cultuurnota tot uiting zal komen, heeft tot nogal wat onrust geleid. Eergisteren werd ik gebeld door een ambtenaar van de Provincie die mij kwam melden dat het allemaal nog wel mee zou vallen. Er wordt niet bezuinigd, zo werd mij verzekerd. Gisteren werd ik gebeld door de gedeputeerde Jannewietske de Vries. Nadat zij geïnformeerd had of ik al door een van haar ambtenaren was benaderd, begon ook zij mij omstandig uit te leggen dat de Provincie er juist alles aan gedaan heeft om het wegvallen van de Rijksbijdrage voor beeldende kunst te compenseren. De gedeputeerde maakte zich nogal bezorgd over mijn foutieve berichtgeving. Het komende debat in de Staten zou daardoor bij voorbaat worden belast met een negatieve houding. En dat was door de extra maatregelen die de Provincie gaat nemen volkomen onterecht.
Al met al moet ik concluderen dat op het provinciehuis enige verwarring heerst. Ik heb maandag – uit de eerste hand- toch echt kunnen vernemen dat de beeldende kunst er bekaaid van af komt. Hoe kunnen er zulke verschillende beelden over het voorgenomen beleid bestaan? De één spreekt van ‘zwaar weer’ dat op komst is, en de ander van ‘extra investeringen’. Kennelijk is men het zelf niet eens over de kwalificatie van het voorgenomen beleid. Wordt er nu bezuinigd of komt er geld bij? Dat zou toch een eenvoudige rekensom moeten zijn, maar zo simpel ligt het kennelijk niet. Om dat probleem te begrijpen is wat nadere uitleg nodig over wat er landelijk aan de hand is met het beleid ten aanzien van beeldende kunst.
De laatste tijd is er nogal wat rumoer geweest over de effectiviteit van de kunstsubsidiëring. In landelijke rapporten als ‘Second Opinion‘ (2007) van de subsidiërende Fondsen en het rapport ‘Innoveren en participeren’ (2007) van de Raad voor Cultuur werd aangegeven dat het roer om moet. Er is sprake van te veel versnippering. Er gaat teveel subsidies naar teveel kunstenaars. De kunstensector ontbreekt het aan het vermogen en inzicht om zijn potentieel optimaal in te zetten. Meer concentratie dus en meer bundeling van het beleid, dat is de ‘bottomline’ van al deze analyses
Ook meer onderlinge afstemming van het beleid wordt noodzakelijk geacht. Dat houdt in dat een meer gerichte inzet van financiële middelen en de samenwerking binnen de sector moet worden gestimuleerd. Geld moet naar plekken waar het echt gebeurt. Boendien moet de kunstenaar erop gewezen worden dat hij zich dient te verhouden tot het publieke domein en de (internationale) markt. Het ‘aanbod’ en het ‘publiek’ moeten meer bij elkaar komen. De intrinsieke relatie tussen ‘productie’ en ‘presentatie’ zal meer dan voorheen worden bevorderd. Daarbij wordt tevens gemikt op de veranderende mentaliteit van een jongere kunstenaarsgeneratie.
Op basis van dat soort nieuwe inzichten heeft minister Plasterk onlangs besloten om de zogeheten ‘Geldstroom BKV’ naar Provincies en grote gemeenten op te heffen. Die maatregel kwam niet uit de lucht vallen, want er bestond al jaren onvrede over. Verschillende onderzoeken hadden uitgewezen dat deze geldstroom geen effectief beleidsinstrument was. Juist hier was sprake van teveel versnippering. Met deze geldstroom was 16.7 miljoen Euro gemoeid. In plaats daarvan gaat straks 13,5 miljoen naar 35 gemeenten en 9 zogenoemde ‘netwerksteden’. En daarnaast zal 2.5 miljoen worden besteed aan een landelijk gespreid netwerk van presentatie-instellingen. Tenslotte krijgen de grote musea nog een half miljoen extra voor de productie van internationale tentoonstellingem
Friesland en Leeuwarden – en eerder ook Drachten – ontvingen altijd geld uit de ‘Geldstroom bkv’. Voor de provincie Friesland was dat bedrag in 2007 nog 291.000 Euro. Leeuwarden ontving in dat jaar 64.800 Euro. In de nieuwe situatie krijgt de Provincie Friesland dus niks meer, en Leeuwarden 150.000 Euro. Leeuwarden gaat er dus 85.200 Euro op vooruit. De provincie Friesland daarentegen gaat er 291.000 Euro op achteruit. Per saldo is dat een bezuiniging van 206.000 Euro.
De vraag is nu hoe dit gecompenseerd gaat worden. Het zou natuurlijk een optie zijn dat Leeuwarden zijn extra ontvangen middelen (85.200 Euro) ‘terugstort’ naar de Provincie die daarmee haar gat van ruim twee ton een beetje kan dichten. Van Jannewietske de Vries begreep ik dat dit inderdaad besproken is in het bestuurlijk overleg tussen Provincie en gemeente. Maar men heeft hier van afgezien. In plaats daarvan gaat de Provincie zelf een aantal compenserende investeringen doen. Zo zullen de gelden voor aankopen door het Fries Museum overeind worden gehouden. Ook VHDG blijft zijn provinciale subsidie behouden, terwijl de Provincie ook had kunnen zeggen dat de gemeente Leeuwarden dit maar voor zijn rekening had moeten nemen.
Al met al blijft er toch geld ‘weglekken’ doordat niet het gehele verlies van 206.000 Euro wordt gecompenseerd. Hierover lopen onze meningen uiteen. Jannewietske de Vries zegt dat dit niet waar is, doordat er accentverschuivingen komen in het beleid. Instellingen zullen er op gewezen worden dat er meer geld te halen valt uit noordelijke fondsen en ook door koppelingen te leggen met economisch beleid en de creatieve industrie. Vooral ‘broedplaatsachtige voorzieningen’ zullen hiervan kunnen profiteren. Dat laatste zal de praktijk overigens nog uit moeten wijzen. Daarnaast wijst de gedeputeerde erop dat de provinciale percentageregeling voor kunstopdrachten opnieuw geactiveerd zal worden. Dat is echter een sigaar uit een ouwe doos.
De provinciale percentageregeling werd al eind jaren tachtig ingesteld. Deze regeling is zowat 15 jaar buiten gebruik geweest, doordat bestuurlijk laksheid en ambtelijk onvermogen de toepassing van deze regeling in de weg stonden. Daardoor is in de afgelopen jaren voor een bedrag van enkele tonnen aan de ‘markt’ in Friesland onttrokken. Hetzelfde geldt voor de gemeente Leeuwarden, waar deze regeling tot voor kort niet meer werd toegepast. Al met al zou deze omissie een aanzienlijke herstel-investering met terugwerkende kracht vereisen, maar dat is natuurlijk onbespreekbaar.
Kortom, wat nu als ‘nieuw beleid’ wordt gepresenteerd is voor een deel ‘herstelde laksheid’ uit het verleden en voor een ander deel een voorschot op subsidies uit andere bronnen, waarvan men nog maar moet afwachten of dat daadwerkelijk ook gaat gebeuren. Bovendien wordt het kunstenaarsbeleid op provinciaal niveau in feite compleet afgebouwd. Er worden geen subsidies voor opdrachten en projecten meer verstrekt. En ook geen publicatie- en presentatiesubsidies voor kunstenaars. Het is nog onduidelijk of de gemeente Leeuwarden haar taak als centrumgemeente ook daadwerkelijk gaat oppakken en ook kunstenaars (c.q. projecten en opdrachten) buiten Leeuwarden gaat subsidiëren.
Dat laatste lijkt me zeer onwaarschijnlijk. Het extra miljoen, dat de gemeente Leeuwarden in de komende vier jaar gaat uittrekken voor cultuur, gaat voor het merendeel naar de bestaande instellingen zoals de Harmonie en Parnas. Zowel de gemeente Leeuwarden als de Provincie Friesland trekken in vergelijking met vergelijkbare steden en provincies nog altijd relatief weinig geld uit voor cultuur in het algemeen en beeldende kunst in het bijzonder. En dat terwijl er inmiddels – ook in deze contreien – geld in overvloed op de totale begroting beschikbaar is, om nog maar te zwijgen over de opgebouwde reserves. Als het gaat om de presentatie van het beleid, kan men heel goed creatief rekenen om een rooskleurig beeld te schetsen, maar men rekent zich meestal rijk met andermans veren. Bovendien zit zowat alles op slot in bestaande afspraken en convenanten.
Met dat laatste gegeven komt wederom het keurslijf in beeld, waar zowel Provincie en Gemeente in gevangen zitten. De bestaande instellingen claimen vrijwel het totale budget en er is nauwelijks budgettaire ruimte voor nieuw beleid. Ook bij Keunstwurk zal in de komende beleidsperiode – als het gaat om beeldende kunst en vormgeving – niet worden bezuinigd. Al met al lijkt het er dus rooskleuriger voor te staan als mij maandag j.l. werd voorgespiegeld, maar ik blijf erbij dat de cijfers zodanig worden gepresenteerd dat een keiharde bezuiniging van het Rijk wordt gemaskeerd door maatregelen die per saldo geen volledige compensatie bieden.
Al met al gaat de beeldende kunst in de komende vier jaar er wederom op achteruit. Dat signaal heb ik maandag in het hol van de leeuw mogen vernemen en ondanks alle verwarring, die inmiddels is gezaaid, blijft die conclusie wat mij betreft recht overeind staan. Dit is geen nieuw beleid, Jannewietske. Dit is kosmetica.