Dit komt niet goed !
Vandaag gaat de nieuwe cultuurnota van de Provincie naar de statenleden. Nog even en we weten wat die nieuwe beleidsvoornemens zijn voor de komende vier jaar. Veel verrassingen kan die nieuwe nota niet bieden, want het provinciaal beleid ligt voor meer dan negentig procent vast door het geld dat nodig is voor de bestaande instellingen. Dat hoorde ik gisteren in het Provinciehuis. Ik was daar om een lezing te geven over mijn boek ‘De kleur van Friesland’. In de statenzaal waren zo’n veertig ambtenaren bijeengekomen om te luisteren naar wat ik te zeggen had. Tevoren had men gezamenlijk een broodje met een glas karnemelk genuttigd. Dat bood mij een ideale gelegenheid om even mijn voelhorens uit te steken. Wat voert het Provinciaal bestuur in haar schild als het gaat om de cultuur in Friesland? Komt het wel goed?
Welnu, ik kan u verzekeren: het komt niet goed. Zeker als het gaat om de beeldende kunst. Eerder werd al duidelijk dat het overhevelen van de Rijksbijdrage voor beeldende kunst van de provincies naar de gemeenten voor Friesland per saldo een flinke aderlating gaat betekenen. Je denkt dan, dat vangt de Provincie wel op door een extra investering van eigen middelen. Niets is minder waar. De komende vier jaar zal flink bezuinigd worden, juist op beeldende kunst. De beleidswijziging van het Rijk is voor de Provincie aanleiding om de bakens radicaal te verzetten. Er gaat het mes in. GS geeft aan Provinciale Staten het signaal: zo kan het niet langer. Als het Rijk niets meer doet voor de Provincie, dan gooit de Provincie het bijltje er bij neer. Dat betekent in feite het einde van de provinciale taak op het terrein van de beeldende kunst.
Wat dit slechte nieuws concreet gaat inhouden werd mij gisteren nog niet helemaal duidelijk, maar het is niet zo moeilijk om dat beeld in te vullen. De Provincie financiert momenteel de aankopen van werk van Friese kunstenaars door het Fries Museum. Verder worden er subsidies verstrekt voor opdrachten en projecten en gaan er gelden naar kunstenaarsinitiatieven als VHDH en SYB. En tenslotte krijgt Keunstwurk provinciaal geld om een aantal taken uit te voeren op het gebied van documentatie, ondersteuning en bemiddeling. Ik vrees dat op vrijwel alle fronten het mes erin gaat. Uiteraard zal men domino-effecten door koppeling met Rijkssubsidies zien te voorkomen. De subsidie voor aankopen van Fries Museum zal dus wel uit de wind blijven, gezien de koppeling met de Mondriaan Stichting. Maar voor de rest wordt het bijltjesdag.
De bezuinigingen komen dus primair voort door het wegvallen van de rijksbijdrage, maar worden ook veroorzaakt door het niet langer inzetten van eigen middelen. De daardoor vrijkomende gelden zullen worden ingezet voor ‘nieuw beleid’. De Provincie wil in de nabije toekomst vooral incidentele grootschalige manifestaties gaan ondersteunen. Alle ogen zijn immers gericht op ‘Friesland culturele hoofdstad’ in 2018. Daarvoor moet Friesland op de kaart worden gezet. Of er dan ook daadwerkelijk nog kunst geproduceerd wordt in deze provincie is kennelijk van ondergeschikt belang.
Voor de kunstenaars in Friesland – en ieder die de kunst in deze provincie een warm hart toedraagt – is het nu zaak om eindelijk wakker te worden en eens flink aan de bel te trekken. De politiek moet snel worden gealarmeerd, anders is het binnen de kortste keren gedaan met de beeldende kunst in deze provincie. Eigenlijk zag je het fiasco de laatste jaren al aankomen. Het beroepsveld veroudert. Talent trekt weg. Het beoogde Centrum Beeldende Kunst (CBK) in de Infirmerie kwam niet van de grond. Het is zoals Piet Meerdink – voorzitter van Keunstwurk – zich nog niet zo lang geleden liet ontvallen: ‘De beeldende kunst heeft zijn kans gehad.’ Alle ogen zijn nu gericht op een provinciaal centrum voor de amateurkunst. De beeldende kunst vormt daarin een vreemde eend in de bijt. In feite betekent het nieuwe beleid een voortzetting van een tendens die al een tijdje gaande was: de afbouw van de provinciale taak voor de beeldende kunst.
Voor mij zelf was het wat wrang om dit nieuws juist gisteren in het hol van de leeuw te vernemen. Ik ben dertig jaar lang werkzaam geweest voor de beeldende kunst in deze provincie. Achteraf bezien was het een tijd van opkomst, bloei en uiteindelijk verval. Met lede ogen moest ik de laatste jaren aanzien hoe de aandacht zich stilaan verschoof naar de musea. De zorg voor het instandhouden van een goed productieklimaat raakte steeds meer in de verdrukking. Het beschikbaar komen van meer financiële middelen betekende in feite ‘minder geld voor kunstenaars’. De instrumentalisering van het beleid ten dienste van de economie heeft geleid tot meer ‘stenen en cement’ en tot minder aandacht voor de productie van kunst. Komt het wel goed? Nee dus. Komt allen zondag naar De Bres!